Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-03-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2292, BRE - 14 _ 3201

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-03-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2292, BRE - 14 _ 3201

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
25 maart 2016
Datum publicatie
15 april 2016
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:2292
Formele relaties
Zaaknummer
BRE - 14 _ 3201

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting, vrijstelling gezondheidskundige verzorging, vrijstelling diensten sociale en culturele aard, neutraliteitsbeginsel, gelijkheidsbeginsel (meerderheidsregel). Dienst door belanghebbende aan zorgverzekeraar niet vrijgesteld van omzetbelasting. Geen schending neutraliteitsbeginsel. Voor toepassing van het gelijkheidsbeginsel (de meerderheidsregel) heeft belanghebbende het vereiste bewijs niet geleverd.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 14/3201 t/m BRE 14/3204

uitspraak van 25 maart 2016

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats X] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 25 juli 2013 de navolgende aanslagen en beschikkingen opgelegd:

- Een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 194.329 (aanslagnummer [aanslagnummer] .F01.1501) over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011. Daarbij is bij beschikking een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 10.640.

- Een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 32.377 (aanslagnummer [aanslagnummer] .F01.2501) over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 maart 2012. Daarbij is bij beschikking een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 588.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 26 augustus 2013 de navolgende aanslagen opgelegd:

- Een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 96.122 (aanslagnummer [aanslagnummer] .F01.2502) over het tijdvak 1 april 2012 tot en met 31 december 2012.

- Een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 27.335 (aanslagnummer [aanslagnummer] .F01.3502) over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 11 april 2014 de naheffingsaanslagen en de heffingsrentebeschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brieven van 22 mei 2014, ontvangen bij de rechtbank op 23 mei 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, gerepliceerd, waarna de inspecteur heeft gedupliceerd.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2016 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende: [A] en [B] , vergezeld van de gemachtigde [gemachtigden] , verbonden aan [kantoornaam gemachtigden] te Vught, en namens de inspecteur: [verweerder] .

1.7.

De inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen worden geacht ter zitting te zijn voorgedragen. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de inspecteur.

1.8.

Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op dezelfde dag als deze uitspraak aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is een fiscale eenheid, bestaande uit [C] en [D BV] (de Zorggroep). [C] houdt alle aandelen in de Zorggroep. De Zorggroep valt onder de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Zij coördineert de multidisciplinaire, chronische zorg op het gebied van Diabetes Mellitus type 2, COPD en hart- en vaatziekten voor patiënten van aangesloten huisartsen in de regio midden-Brabant. Conform Beleidsregel BR/CU-7012 van de Nederlandse Zorgautoriteit heeft de Zorggroep als hoofdcontractant, ten behoeve van de integrale bekostiging van deze zorg, contracten gesloten met zorgverzekeraars. Op basis van die contracten declareert zij de kosten van de zorg door middel van een DBC-tarief. Het DBC-tarief bestaat uit twee componenten: zorgkosten en overheadkosten. Bij de Zorggroep was in 2010 één personeelslid in dienst (de directeur), in 2011 waren er naast de directeur zes personeelsleden. Geen van hen is als arts of anderszins als medisch dienstverlener opgenomen in het BIG-register.

2.2.

De Zorggroep sluit voorts contracten met de bij haar aangesloten huisartsen en andere zorgaanbieders. In de contracten met de huisartsen wordt onder meer vastgelegd welk bedrag ten laste van de op basis van DBC door belanghebbende van de zorgverzekeraar te ontvangen zorgkosten wordt doorbetaald aan de huisarts.

2.3.

Tot de gedingstukken behoorteen contract tussen de Zorggroep en een huisartsenpraktijk dat exemplarisch is voor alle met huisartsen afgesloten contracten. Daarin is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:

Artikel 2 Verplichtingen van de Zorggroep

1 De Zorggroep is verantwoordelijk voor de organisatie van de multidisciplinaire Diabeteszorg en zorgt ervoor dat de patiënten de verschillende onderdelen van deze zorg op kwalitatief verantwoorde wijze en in onderlinge samenhang geleverd krijgen. In dit kader ziet de Zorggroep erop toe dat alleen samenwerkingsovereenkomsten worden aangegaan met zorgaanbieders waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij kwalitatief verantwoorde zorg leveren. (..)

6 De zorggroep is mede verantwoordelijk voor de uitvoer van de activiteiten benoemd in het Plan van Aanpak. (..)

Artikel 3 Verplichtingen van de Huisarts – kwaliteit van zorg

(…)

3 De Huisarts voert de regie over de zorgverlening aan zijn patiënten in het kader van de Diabeteszorg. De deelnemende Huisarts initieert de zorgverlening aan de patiënt en stelt bij aanvang van het zorgproces voor iedere patiënt een individueel behandelplan op. Zo nodig verwijst hij de patiënt (periodiek) naar de overige hulpverleners die deelnemen aan het Diabeteszorgprogramma (…). De Huisarts vormt aldus de spil in het multidisciplinaire behandeltraject van de Diabeteszorg.

6 De Huisarts, als regisseur van de zorgverlening, draagt zorg voor actief overleg met de andere onderaannemers over de status van een in zorg zijnde patiënt.

7 De deelnemende Huisarts handelt ter uitvoering van een tussen hem en de patiënt bestaande geneeskundige behandelingsovereenkomst. De deelnemende Huisarts is in de relatie tot de patiënt verantwoordelijk voor de (kwaliteit van de) geleverde en de te leveren zorg aan de patiënt. De medische eindverantwoordelijkheid ligt derhalve bij de Huisarts. “

2.4.

Bij de Zorggroep zijn ongeveer 150 huisartsen aangesloten. In de verschillende zorgprogramma’s nemen ruim 30.000 patiënten deel. Bij het zorgprogramma Diabetes Mellitus type 2 zijn de volgende ketenpartners betrokken: een huisarts, een diabetesverpleegkundige, een diëtist en zo nodig een podotherapeut, een oogarts en een internist.

2.5.

Uit de in 2.1. genoemde beleidsregel volgt dat voor de contracten tussen belanghebbende en zorgverzekeraars vrije tarieven gelden. In de beleidsregel is ook bepaald dat de zorg moet bestaan uit een ziektespecifieke en een generieke component waarbij de organisatiestructuur en de kwaliteitscyclus waarbinnen de zorgonderdelen geleverd worden, tenminste dienen te voldoen aan criteria zoals gesteld in het vigerende zorgstandaard model van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden.

2.6.

Volgens de gedingstukken vallen onder overheadkosten, die de Zorggroep vergoed krijgt van de zorgverzekeraars, kosten die worden gemaakt ten behoeve van:

-

Kwaliteitsverbetering

-

Nascholing van betrokken zorgverleners

-

Patiënten-onderzoeken

-

Organisatie van zorg

-

Het verzamelen en bundelen van patiëntgegevens in een keteninformatiesysteem.

2.7.

Bij besluit van 23 december 2015 (Staatsblad 2015 544) is voor instellingen als de Zorggroep met ingang van 1 januari 2016 een vrijstelling van omzetbelasting opgenomen in Bijlage B, behorend bij het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (hierna: Uitv. Besl. OB). De vrijstelling geldt voor “samenwerkingsverbanden op het gebied van multidisciplinaire eerstelijns- (en geboorte)zorg die kosten voor zorgprestaties declareren voor zover deze diensten worden bekostigd op grond van de Zorgverzekeringswet en nader staan beschreven in de door de Nederlandse Zorgautoriteit voor deze vormen van zorg vastgestelde beleidsregels ingevolge de Wet markordening gezondheidszorg”. Volgens dit besluit zijn de activiteiten van belanghebbende per 1 januari 2016 vrijgesteld van omzetbelasting op basis van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB).

2.8.

Er zijn ongeveer 115 zorggroepen in Nederland die zorgprogramma’s uitvoeren die vergelijkbaar zijn met die van de Zorggroep.

2.9.

De inspecteur heeft omzetbelasting nageheven over de bedragen die belanghebbende van de verzekeraars heeft ontvangen voor overhead.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of:

-

belanghebbende prestaties verricht in het economisch verkeer;

-

belanghebbende jegens de patiënten prestaties verricht die zijn vrijgesteld van omzetbelasting op basis van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet OB;

-

belanghebbende prestaties verricht die op basis van het neutraliteitsbeginsel zijn vrijgesteld;

-

belanghebbende prestaties verricht die op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet OB zijn vrijgesteld;

-

naheffing van omzetbelasting in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de overige vragen bevestigend en de inspecteur beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de overige vragen ontkennend. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen daar ter zitting aan is toegevoegd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslagen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing