Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-10-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:8472, AWB - 13 _ 4228
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-10-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:8472, AWB - 13 _ 4228
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 20 oktober 2016
- Datum publicatie
- 5 januari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:8472
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:1917, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:1916, Bekrachtiging/bevestiging
- Herziening: ECLI:NL:HR:2018:816, Afwijzing
- Zaaknummer
- AWB - 13 _ 4228
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 13/4228 en 13/4229
Uitspraak van 20 oktober 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd over de tijdvakken 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009 (aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.9501) en 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 (aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.0501). Daarbij zijn bij beschikking boeten opgelegd en is heffingsrente vastgesteld.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 5 juli 2013 de naheffingsaanslagen en beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 5 augustus 2013, ontvangen bij de rechtbank op 6 augustus 2013, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vóór de zitting een nadere stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het eerste onderzoek ter zitting voor de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 18 juni 2014. Voor een overzicht van de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat op 23 juli 2014 aan partijen is verzonden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Bij brief van 5 maart 2015 heeft de inspecteur de rechtbank bericht dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen.
De geheimhoudingskamer van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 7 januari 2016 tussenuitspraak gedaan in de zaak aldaar bekend onder kenmerk 13/00311 ten name van belanghebbende.
Bij brief van 9 februari 2014, na daartoe bij brief van 12 januari 2014 door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft de inspecteur op de tussenuitspraak gereageerd. Belanghebbende heeft, na daartoe bij brief van 12 februari 2014 door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, op 19 april 2014 gereageerd. Bij brieven van 4 mei 2016 en 31 augustus 2016 heeft de inspecteur nadere stukken ingediend. Alle stukken zijn telkens in afschrift aan de wederpartij verstrekt.
Het tweede onderzoek ter zitting voor de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op 15 september 2016 te Breda. Voor een overzicht van de aldaar verschenen en gehoorde personen, de behandelde beroepen en het ter zitting verhandelde verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting is gelijktijdig met de uitspraak aan partijen verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is ondernemer in de zin van de Wet omzetbelasting 1968 (Wet OB). Zij verhuurt onroerend goed en handelt in gebruikte auto’s. De aandelen in belanghebbende worden gehouden door [de holding] (de holding). Directeur en enig aandeelhouder van de holding is [persoon A] . De holding houdt ook alle aandelen in de besloten vennootschappen [A BV] en [B BV] , welke vennootschappen zich ook bezighouden met de handel in gebruikte auto’s. De administratie van alle vennootschappen wordt gevoerd door [persoon B] .
Belanghebbende heeft in de onderhavige tijdvakken steeds nihilaangiften omzetbelasting gedaan. Zij deed aangifte per kwartaal.
In 2010 is namens de inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende. Daarbij is onder meer beoordeeld of de aangiften omzetbelasting over 2007 tot en met 2009 in overeenstemming waren met de administratie van belanghebbende, en of de auto’s, die in het bestand van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) voor de houderschapsbelasting op naam van belanghebbende hebben gestaan (verder: het HSB-bestand), ook in de administratie waren verantwoord. De controleur heeft daarbij een excel-overzicht gebruikt waarop een groot aantal auto’s staat, met RDW-registratienummer, kenteken, koop- en verkoopdata en specificaties per auto. Dat overzicht behoort tot de stukken.
De controle heeft geleid tot drie soorten correcties:
- Uit de controle bleek dat volgens de administratie van belanghebbende ieder kwartaal omzetbelasting verschuldigd was. Deze omzetbelasting heeft de inspecteur nageheven.
- De controleur heeft de in- en verkoop van margeauto’s vanaf 2008 niet als zodanig geaccepteerd omdat er geen inkoopverklaringen aanwezig waren en heeft over het verschil tussen de verkoopopbrengsten en de marge omzetbelasting nageheven.
- Op basis van het HSB-bestand zijn extra in- en verkopen van auto’s geboekt, wat heeft geleid tot hogere aftrek voorbelasting en hogere omzetbelasting over verkopen.
De naheffingsaanslag 2010 is geheel gebaseerd op de uit de eigen boekhouding van belanghebbende volgende aansluitverschillen. De naheffingsaanslagen zijn als volgt samengesteld:
2007 |
Administratie |
HSB |
Naheffing |
|
1e kw |
€ 9.165 |
€ -2.145 |
€ 7.020 |
|
2e kw |
€ 3.401 |
€ 4.208 |
€ 7.609 |
|
3e kw |
€ 5.049 |
€ 2.716 |
€ 7.765 |
|
4e kw |
€ 4.474 |
€ 1.492 |
€ 5.966 |
|
€ 28.360 |
||||
2008 |
HSB+ marge |
|||
1e kw |
€ 5.216 |
€ 3.980 |
€ 9.196 |
|
2e kw |
€ 39.496 |
€ 2.907 |
€ 42.403 |
|
3e kw |
€ 6.092 |
€ 3.398 |
€ 9.490 |
|
4e kw |
€ 14.347 |
€ 4.873 |
€ 19.220 |
|
€ 80.309 |
||||
2009 |
HSB+ marge |
|||
1e kw |
€ 12.692 |
€ 3.459 |
€ 16.151 |
|
2e kw |
€ 9.952 |
€ 1.259 |
€ 11.211 |
|
3e kw |
€ 6.666 |
€ 1.199 |
€ 7.865 |
|
4e kw |
€ 12.115 |
€ 3.397 |
€ 15.512 |
|
€ 50.739 |
||||
2010 |
Aangifte |
Administratie |
Naheffing |
|
1e kw |
€ 5.000 |
€ 13.196 |
€ 8.196 |
|
2e kw |
€ 4.000 |
€ 34.875 |
€ 30.875 |
|
3e kw |
€ 8.138 |
€ 6.913 |
- € 1.225 |
|
4e kw |
€ 5.265 |
€ 5718 |
€ 453 |
|
€ 38.299 |
Aan belanghebbende is ook een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over 2006. Daarover wordt thans (in hoger beroep) geprocedeerd bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. De geheimhoudingskamer van dat Hof heeft in een tussenuitspraak onder meer geoordeeld dat de inspecteur gegevens van een koper die volgens het HSB-bestand een auto in 2006 had gekocht, openbaar moest maken. Naar aanleiding van deze tussenuitspraak heeft de inspecteur in de onderhavige zaak alsnog nadere gegevens verstrekt van enkele auto’s die volgens het HSB-bestand in 2007 zijn verkocht.
Bij de naheffingsaanslagen zijn over de jaren 2007 tot en met 2009 boeten opgelegd van 50% van de nageheven omzetbelasting; over het jaar 2010 van 25% van de nageheven omzetbelasting. Bij brief van 28 juli 2010 zijn de bevindingen van het boekenonderzoek aan belanghebbende meegedeeld. Daarbij is aangekondigd dat de naheffingsaanslagen over de jaren 2007 tot en met 2009 zouden worden opgelegd met een boete van 50% omdat sprake zou zijn van (voorwaardelijk) opzet. De naheffingsaanslag over 2010 is aangekondigd bij brief van 27 april 2012; daarbij is tevens de boete aangekondigd.
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslagen en de boeten terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd en of belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor immateriële schade vanwege de lange duur van de procedure.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het ter zitting verhandelde.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en van de naheffingsaanslagen en de beschikkingen en toekenning van een bedrag aan immateriëleschadevergoeding. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.