Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-01-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:495, BRE - 17 _ 5067
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-01-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:495, BRE - 17 _ 5067
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 24 januari 2018
- Datum publicatie
- 18 augustus 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2018:495
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:2248, Bekrachtiging/bevestiging
- Herziening: ECLI:NL:HR:2020:1014, Toewijzing
- Zaaknummer
- BRE - 17 _ 5067
Inhoudsindicatie
Op verzoek gepubliceerd.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 17/5067
uitspraak van 24 januari 2018
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats],
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 12 juli 2017 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de naheffingsaanslag).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2018 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de echtgenote van belanghebbende, [echtgenote] , vergezeld van de gemachtigde van belanghebbende, mr. M.T. Spuijbroek , verbonden aan Stibbe te Amsterdam , en namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Op 30 juni 2017 omstreeks 19:34 uur hebben twee parkeercontroleurs geconstateerd dat het voertuig met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) stond geparkeerd aan de [straat 1] te [plaats] . Belanghebbende heeft voor voornoemd parkeren middels de parkeerapp van [bedrijf 2] , die parkeerapparatuur [nummer] aan de [straat 2] aanwees, parkeerbelasting voldaan voor een tijdsduur van één uur tegen het daarvoor geldende uurtarief.
De parkeerplaatsen aan de [straat 1] zijn in de ‘Verordening parkeerbelastingen 2017’ aangewezen als parkeerplaatsen voor betaald parkeren waarbij alleen geparkeerd mag worden met een geldige parkeervergunning of met een dagticket. Omdat te weinig parkeerbelasting was voldaan, is de naheffingsaanslag (het dagtickettarief minus de voldane parkeerbelasting vermeerderd met kosten van de naheffing) aan belanghebbende opgelegd.
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd.
De heffingsambtenaar heeft gesteld dat in de [straat 1] eenrichtingsverkeer is ingesteld en alleen via de [straat 2] is te bereiken. Bij het inrijden van de [straat 1] staat een bord waarbij is aangegeven dat het een parkeerzone betreft voor betaald parkeren met daaronder een apart bord met de tekst ‘alleen dagticket’. Met dat onderbord wordt duidelijk gemaakt dat er in de [straat 1] alleen met een dagticket kan worden geparkeerd, aldus de heffingsambtenaar. Het had belanghebbende dan duidelijk moeten zijn dat bij het verschijnen van parkeerapparatuur [nummer] op parkeerapp, die alleen geschikt is voor kort parkeren, sprake was van onjuiste parkeerapparatuur. Voor belanghebbende geldt een onderzoeksplicht bij het parkeren van de auto en derhalve had het op de weg van belanghebbende gelegen om op zoek te gaan naar de juiste parkeerapparatuur, aldus nog steeds de heffingsambtenaar.
Belanghebbende heeft gesteld dat de parkeerapparatuur voor dagtickets vanaf de parkeerplek aan de [straat 1] niet te zien is en dat hij het onderbord niet heeft gezien. Uit de door de gemeente overgelegde foto’s blijkt immers dat het onderbord is gedraaid waardoor dat via de wegzijde slecht is te zien en tevens is het onderbord gebogen. Belanghebbende heeft verder gesteld dat nu de gemeente [plaats] via haar website de parkeerapp van [bedrijf 2] faciliteert en laatstgenoemde onjuiste en/of onvolledige informatie ‘online’ heeft verstrekt met betrekking tot het bewuste parkeren, die onjuiste informatie op de parkeerapp voor rekening en risico van de gemeente [plaats] dient te komen. Volgens belanghebbende is een belangrijk element van het betalen via een app nu juist dat de parkeerder niet alsnog op zoek hoeft te gaan naar parkeerapparatuur. De parkeerapp van [bedrijf 2] gaf slechts parkeerapparatuur [nummer] aan de [straat 2] aan en vermeldt geen waarschuwing.
Uit de jurisprudentie volgt dat de verplichting om parkeerbelasting te betalen voor het op een bepaalde plaats en een bepaalde tijd en gedurende een maximale tijdsduur parkeren van een voertuig kenbaar dient te zijn gemaakt op zo een wijze, dat omtrent de verschuldigdheid van parkeerbelasting voor dat parkeren redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan. Van een weggebruiker mag worden verwacht dat hij zich op de hoogte stelt van de geldende regels met betrekking tot verschuldigdheid van parkeerbelasting in het gebied waar hij wenst te parkeren.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat belanghebbende in de [straat 1] heeft geparkeerd en voor dat parkeren parkeerbelasting is verschuldigd. De heffingsambtenaar heeft voldoende aannemelijk gemaakt, gelet op de door hem overgelegde foto's van de situatie ter plaatse en de door hem gegeven toelichting, dat voor een ieder duidelijk kon zijn dat alleen met een dagticket in de [straat 1] kan worden geparkeerd. De gemeente [plaats] biedt de parkeerder de gelegenheid om zowel via parkeerapps van verschillende aanbieders als fysiek bij de parkeerapparatuur parkeerbelasting te voldoen. De parkeerder kiest uiteindelijk de wijze van betaling van de parkeerbelasting.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het vermelde in 2.6, in beide gevallen (betaling via de app en fysiek bij de parkeerapparatuur) op de parkeerder een feitelijke onderzoeksplicht rust welk parkeertarief verschuldigd is voor de door hem gekozen parkeerlocatie. Door enkel uit te gaan van de parkeerapp van [bedrijf 2] , die kennelijk parkeerapparatuur [nummer] aan de [straat 2] (dus niet [straat 1] ) aangaf, is belanghebbende tekort geschoten in het nakomen van de op hem rustende onderzoeksplicht ter plaatse. Hij had de digitale informatie verkregen vanuit de app dienen te controleren met de feitelijke situatie. Nalaten daarvan komt voor zijn rekening en risico.
De rechtbank komt derhalve niet toe aan de stelling van belanghebbende dat de heffingsambtenaar verantwoordelijk is voor de inhoud van parkeerapps van derden en daarmee het risico draagt van onjuiste informatie aangeboden middels dergelijke apps.
Gelet op het vorenstaande is de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende opgelegd en is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 24 januari 2018 door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.