Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-11-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6819, BRE - 18 _ 2041, 18_2042 en 18_6081

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-11-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6819, BRE - 18 _ 2041, 18_2042 en 18_6081

Inhoudsindicatie

Art. 8.58 Awb; art. 1, 2, 2a, 2c, 26, 51, 66, 70 WA; art. 2, 2a, 3 en 3a UB accijns; art. 26 en 27 Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012; art. 21 Richtlijn 2008118/EG; Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821;

N.a.v. controles op drie schepen zijn aan belanghebbende naheffingsaanslagen accijns en voorraadheffing aardolieproducten opgelegd. Op de controlemomenten werd volgens de vervoersdocumenten (onder een accijnsschorsingsregeling) gasolie vervoerd, maar gebleken is dat enkel stookolie aan boord was. In zo’n situatie moet in beginsel worden aangenomen dat sprake is van een onttrekking van accijnsgoederen aan een accijnsschorsingsregeling, tenzij belanghebbende met een sluitende administratie aannemelijk kan maken dat enkel sprake is van een (abusievelijk) onjuiste kwalificatie van de olie. Belanghebbende is deels in haar bewijslast geslaagd.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 18/2041, 18/2042 en 18/6081

uitspraak van 30 november 2018

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] N.V., gevestigd te [vestigingsplaats] (België),

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft naar aanleiding van controles op schepen van belanghebbende de hieronder genoemde naheffingsaanslagen accijns en naheffingsaanslagen voorraadheffing aardolieproducten opgelegd aan belanghebbende. Gelijktijdig zijn aan belanghebbende boetebeschikkingen en beschikkingen belastingrente afgegeven.

Zaaknr.

Schip

Aanslagnummer

Accijns

Voorraad-heffing

Boete

Rente

BRE 18/2041

[naam A]

[aanslagnr 1]

€ 165.554

€ 2.725

€ 5.278

-

BRE 18/2042

[naam B]

[aanslagnr 2]

€ 133.531

€ 2.198

€ 5.278

€ 105

BRE 18/6081

[naam C]

[aanslagnr 3]

€ 684.994

€ 11.277

€ 5.278

€ 9.360

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 22 maart 2018 de naheffingsaanslagen en beschikkingen met betrekking tot controles op de schepen [naam A] en [naam B] als volgt gehandhaafd dan wel verminderd tot de volgende bedragen:

Zaaknr.

Schip

Aanslagnummer

Accijns

Voorraad-heffing

Boete

Rente

BRE 18/2041

[naam A]

[aanslagnr 1]

€ 165.554

€ 2.725

nihil

-

BRE 18/2042

[naam B]

[aanslagnr 2]

€ 24.943

€ 410

nihil

€ 19

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de in 1.2 genoemde uitspraken op bezwaar bij faxbericht van 28 maart 2018, ingekomen bij de rechtbank op diezelfde dag, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van eenmaal € 338.

1.4.

Bij uitspraken op bezwaar van 29 augustus 2018 heeft de inspecteur de naheffingsaanslagen en beschikkingen met betrekking tot de controle op het schip [naam C] (zie 1.1) gehandhaafd.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de in 1.4 genoemde uitspraken op bezwaar bij faxbericht met dagtekening 1 september 2018, ingekomen bij de rechtbank Noord-Holland op 3 september 2018, beroep ingesteld. Het beroepschrift is vervolgens doorgezonden aan de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 338.

1.6.

De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.7.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2018 te Breda. Aldaar zijn tegelijkertijd de zaken van belanghebbende met de zaaknummers BRE 18/2041, 18/2042, 18/3630 en 18/6081 behandeld. De zaak BRE 18/3630 is ter zitting ingetrokken. Ter zitting is met partijen afgesproken dat alle ingebrachte stukken, ook die met betrekking tot de ingetrokken zaak, behoren tot de stukken van het geding in iedere zaak. Voor de verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting waarvan een afschrift gelijktijdig met het afschrift van deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is opgericht in 1982 en is gevestigd in [vestigingsplaats] . Zij is vergunninghouder van een belastingentrepot aldaar en zij levert minerale oliën (MGO / DMA) onder andere aan uitgaande zeeschepen in het gebied [naam stad] - [naam stad] - [naam stad] .

Naheffingsaanslagen naar aanleiding van de controle aan boord van het schip [naam A]

2.2.

Op 10 april 2017 heeft in de haven te Nieuwdorp aan boord van het schip [naam A] een controle door douaneambtenaren plaatsgevonden. Volgens de tijdens de controle overgelegde bescheiden (zie ook 4.24.1 hierna) werd op dat moment 340.703 liter gasolie vervoerd onder een accijnsschorsingsregeling. Er zijn bij de controle monsters genomen uit vier voorraadtanks. Deze zijn voor onderzoek naar het douanelaboratorium verzonden. Volgens de resultaten uit dat onderzoek zou enkel stookolie aan boord zijn geweest. De naheffingsaanslagen en de boete zijn opgelegd vanwege het onttrekken van 340.703 liter gasolie aan een accijnsschorsingsregeling.

2.3.

Bij uitspraken op bezwaar zijn de naheffingsaanslagen gehandhaafd. De boete is bij uitspraak op bezwaar vernietigd omdat deze (ook) volgens het standpunt van de inspecteur niet juist was aangekondigd.

Naheffingsaanslagen naar aanleiding van de controle aan boord van het schip [naam B]

2.4.

Op 11 mei 2017 heeft in de haven te Nieuwdorp aan boord van het schip [naam B] een controle door douaneambtenaren plaatsgevonden. Volgens de tijdens de controle overgelegde bescheiden (zie ook 4.28 hierna) werd op dat moment 242.677 kg (= 274.801 liter) gasolie vervoerd onder een accijnsschorsingsregeling. Er zijn monsters genomen uit tien voorraadtanks. Deze zijn voor onderzoek naar het douanelaboratorium verzonden. Volgens de resultaten uit dat onderzoek zou enkel stookolie aan boord zijn geweest. De naheffingsaanslagen en de boete zijn opgelegd vanwege het onttrekken van 274.801 liter gasolie aan een accijnsschorsingsregeling.

2.5.

Bij uitspraken op bezwaar zijn de naheffingsaanslagen verminderd en is de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd (zie ook 4.31 hierna). Tevens is bij uitspraak op bezwaar de boete vernietigd omdat deze (ook) volgens het standpunt van de inspecteur niet juist was aangekondigd.

Naheffingsaanslagen naar aanleiding van de controle aan boord van het schip [naam C]

2.6.

Op 11 augustus 2017 heeft in de haven te Nieuwdorp aan boord van het schip [naam C] een controle door douaneambtenaren plaatsgevonden. Volgens de tijdens de controle overgelegde bescheiden (zie ook 4.35 hierna) werd op dat moment 1.240.806 kg (=1.409.686 liter) gasolie vervoerd onder een accijnsschorsingsregeling. Tijdens de controle is de omvang van de aanwezige lading gecontroleerd. De omvang van de lading is daarbij vastgesteld op 737.169 kg. Er zijn bij de controle monsters genomen uit vier voorraadtanks. Deze zijn voor onderzoek naar het douanelaboratorium verzonden. Volgens de resultaten uit dat onderzoek zou enkel stookolie aan boord zijn geweest. De naheffingsaanslagen en de boete zijn opgelegd vanwege het onttrekken van 1.409.686 liter gasolie aan een accijnsschorsingsregeling.

2.7.

Bij uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur de naheffingsaanslagen en de boete- en rentebeschikkingen gehandhaafd.

Overige feiten

2.8.

In verband met de leesbaarheid van deze uitspraak zijn de feiten die betrekking hebben op de kwalificatie van de olie en de vervoersdocumenten vermeld in onderdeel 4.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslagen (in alle zaken) en de boete (in zaak BRE 18/6081) terecht en bij bevestigende beantwoording naar de juiste bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd en vastgesteld. In het bijzonder zijn daarbij in geschil de antwoorden op de volgende vragen:

-

Is in de onderhavige zaken sprake van een onttrekking aan een accijnsschorsingsregeling?

-

Is belanghebbende aan te merken als belastingplichtige?

-

Heeft het douanelaboratorium de juiste onderzoeksmethode gebruikt?

-

Zijn de in het douanelaboratorium onderzochte monsters herleidbaar naar de schepen waaruit ze volgens de inspecteur genomen zijn?

-

Is de handelwijze van de inspecteur verenigbaar met het gelijkheidsbeginsel en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur?

-

Heeft de inspecteur terecht geen rekening gehouden met de teruggaafregeling van artikel 70, eerste lid, aanhef en onderdeel b van de Wet op de accijns (hierna: de WA)?

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de inspecteur bevestigend.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslagen en de boete- en rentebeschikkingen.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing