Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-12-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:7081, BRE 17 _ 3382
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-12-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:7081, BRE 17 _ 3382
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 13 december 2018
- Datum publicatie
- 5 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2018:7081
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2020:392, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BRE 17 _ 3382
Inhoudsindicatie
Omkering bewijslast. Onzakelijke garantstelling. Paraplufinanciering. Artikel 15aj, derde lid, Wet Vpb. Ontvoeging in zicht van liquidatie.
Tegen de informatiebeschikking is geen bezwaar gemaakt, het tegen de aanslag gerichte bezwaar kan niet als zodanig worden aangemerkt. Hoewel sprake is van een onherroepelijke informatiebeschikking en de daarin gestelde vragen niet binnen de gestelde termijn (voldoende) zijn beantwoord, zijn de gepleegde verzuimen onvoldoende voor omkering van de bewijslast.
Het kredietarrangement voldoet aan de voorwaarden genoemd in het paraplufinancieringsarrest (ECLI:NL:HR:2013:BW6520). De vennootschappen hebben met het sluiten van het kredietarrangement beoogd om gezamenlijk gelden te lenen. Alle deelnemende vennootschappen behoren tot hetzelfde concern en zijn elk aansprakelijk voor het gehele geleende bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de dochtermaatschappij in het zicht van liquidatie is ontvoegd. Belanghebbende heeft haar stelling dat een doorstart reëel was, onvoldoende concreet gemaakt.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 17/3382
uitspraak van 13 december 2018
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013 een aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 857.103 en een belastbaar bedrag van € 94.273. Daarbij is bij beschikking vastgesteld dat € 762.830 aan verliezen uit voorgaande jaren is verrekend met de belastbare winst (hierna: de verliesverrekeningsbeschikking). Tevens is belastingrente van € 3.434 in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 22 maart 2017 de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € nihil en de daarbij verrekende verliezen vastgesteld op € 806.802.
De inspecteur heeft bij brief van 22 maart 2017 de uitspraken op bezwaar gerectificeerd in verband met een rekenfout bij de vaststelling van de verliesverrekeningsbeschikking en de bij de aanslag Vpb 2013 vastgestelde belastbare winst en de verrekende verliezen vastgesteld op elk € 788.732.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar bij brief van 2 mei 2017, ontvangen bij de rechtbank op 3 mei 2017, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 333.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2018 te Breda. Voor een overzicht van de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende houdt op 1 januari 2013 (indirect) alle aandelen in [A BV] , [B BV] , [C BV] (hierna: [C BV] ) en [D BV] Deze vennootschappen vormden, met uitzondering van [D BV] , een fiscale eenheid voor de Vpb, waarvan belanghebbende de moedermaatschappij is.
Uiteindelijk gerechtigde in belanghebbende is [X] (hierna: [X] ). [X] is buiten gemeenschap van goederen gehuwd met [Y] (hierna: [Y] ). [Y] is op 1 januari 2013 enig aandeelhouder van [E BV] , welke op haar beurt enig aandeelhouder is van [F BV] en [G BV]
Belanghebbende, [A BV] , [C BV] , [G BV] , [D BV] , [B BV] en [F BV] zijn in 2007 een kredietarrangement bij de Rabobank (hierna: het kredietarrangement) overeengekomen. De rekeningen van de vennootschappen worden als één rekening beschouwd, waarbij het getotaliseerde saldo van de rekeningen bepalend is voor de ruimte binnen de kredietlimiet en de berekening van debet- dan wel creditrente. Elk van de deelnemers van het kredietarrangement heeft zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor terugbetaling van het krediet opgenomen door een van hen. Verder is bepaald dat een eventuele vordering uit hoofde van regres wordt achtergesteld op al wat de bank van de betreffende deelnemer te vorderen heeft.
In 2012 heeft de Rabobank een nieuw financieringsvoorstel gedaan, waarbij [E BV] aan het kredietarrangement is toegevoegd. De voorwaarden van het financieringsvoorstel zijn gelijk aan de in 2007 overeengekomen voorwaarden.
In de jaarrekening 2012 van [C BV] is vermeld dat het eigen vermogen per 31 december 2012 negatief € 219.200 was. De schulden van [C BV] bedroegen op dat moment € 356.179. Dit betreft een bankschuld van € 68.371 en overige schulden van € 287.808.
De aandelen in [C BV] zijn op 20 maart 2013 verkocht voor € 1 aan [E BV] Per die datum is tevens de fiscale eenheid tussen belanghebbende en [C BV] beëindigd.
Bij aandeelhoudersbesluit van 9 augustus 2013 is besloten om de bedrijfsactiviteiten van [C BV] per 30 januari 2014 te staken. De werknemers zijn hierover op 26 augustus 2013 geïnformeerd. [C BV] heeft op 24 augustus 2013 en vervolgens nogmaals op 1 november 2013 een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV vanwege bedrijfseconomische redenen. Het UWV heeft bij beslissingen van 16 oktober 2013 en 17 december 2013 de ontslagaanvragen afgewezen. De huur van de winkelruimte is per 30 januari 2014 opgezegd.
Op verzoek van een werknemer heeft de rechtbank Zutphen bij vonnis van [datum] 2014 [C BV] in staat van faillissement verklaard. [C BV] is in maart 2015 opgeheven wegens gebrek aan baten.
Blijkens het faillissementsverslag en de jaarrekening 2012 heeft [C BV] in de jaren 2011 tot en met 2013 de volgende resultaten behaald:
2011: |
-/- € 16.852 |
2012: |
-/- € 222.017 |
2013: |
-/- € 331.341 |
[A BV] is door de Rabobank op basis van het kredietarrangement aansprakelijk gesteld in verband met het faillissement van [C BV] . [A BV] heeft in dat kader op 31 maart 2014 een bedrag van € 213.710 betaald aan de Rabobank.
Belanghebbende heeft een aangifte Vpb 2013 ingediend naar een belastbare winst van € 424.193. Door verrekening van verliezen uit voorgaande jaren tot datzelfde bedrag is in de aangifte een belastbaar bedrag van € nihil vermeld. In de aangifte is een voorziening getroffen van € 213.710 in verband met de hoofdelijke aansprakelijkstelling van [A BV] door de Rabobank.
De inspecteur heeft bij brieven van 22 oktober 2015 en 23 december 2015 belanghebbende verzocht om informatie betreffende de ingediende aangifte Vpb 2013. Belanghebbende heeft daarop bij brief van 19 februari 2016 een reactie gegeven.
Naar aanleiding hiervan heeft de inspecteur bij brief van 8 maart 2016 belanghebbende verzocht de volgende gegevens te verstrekken.
“ Ontvoeging van [C BV] .
(…)
U geeft voorts aan dat zij niet alle inspanningen zou hebben geleverd als zij ( [E BV] ) niet verwacht zou hebben dat de vennootschap zou failleren. Het risico dat de koper van de aandelen liep was echter volgens uw eigen brief beperkt tot € 1.
Kunt u aangeven welke extra inspanningen zijn geleverd. Hebben er nog kapitaalstortingen plaatsgevonden of heeft herfinanciering van schulden plaatsgevonden? Was er een bedrijfsplan om de onderneming weer winstgevend te maken? Zo ja, dan ontvang ik dit gaarne.
Kunt u aangeven welk deel van de schulden ten tijde van de ontvoeging nadien nog zijn betaald (wat was de bedrijfswaarde van deze schulden?).
Omvang van het compensabele verlies.
(…)
Voor de verliesverrekening is echter winstsplitsing vereist. Graag ontvang ik voor 2011 en 2013 een winstsplitsing waardoor de juiste verliesverrekening kan plaatsvinden.”
Vanwege het uitblijven van een reactie op de brief van 8 maart 2016, ook na herinnering daartoe bij brief van 5 april 2016, heeft de inspecteur met dagtekening 18 mei 2016 een informatiebeschikking genomen ten aanzien van de in die brief gevraagde gegevens. De informatiebeschikking was aan de gemachtigde geadresseerd.
Bij brief van 27 juli 2016 heeft de inspecteur aan de gemachtigde medegedeeld dat wegens het uitblijven van een reactie op zijn brieven van 8 maart 2016 en 5 april 2016 hij de aanslag Vpb 2013 als volgt heeft vastgesteld:
Aangegeven belastbare winst 2013 |
€ 424.193 |
Correctie verlies garantstelling paraplufinanciering |
€ 213.710 |
Correctie ingevolge artikel 15aj lid 3 Wet VPB ten gevolge van ontvoeging van [C BV] |
€ 219.200 |
Vastgesteld belastbare winst 2013 |
€ 857.103 |
Verrekend voorvoegingsverlies [A BV] |
-/-€ 343.917 |
Verrekend verlies [belanghebbende] |
-/- € 418.913 |
Vastgesteld belastbaar bedrag 2013 |
€ 94.273 |
Met dagtekening 20 augustus 2016 heeft de inspecteur de aanslag Vpb 2013 overeenkomstig de brief van 27 juli 2016 opgelegd.
Tijdens het hoorgesprek op 19 oktober 2016 heeft de gemachtigde aan de inspecteur medegedeeld dat hij de informatiebeschikking niet heeft ontvangen en dat hij op de hoogte is geraakt van de informatiebeschikking naar aanleiding van een e-mail van de inspecteur van 10 oktober 2016 en dat op die datum de bezwaartermijn volgens hem pas is aangevangen. De inspecteur heeft vervolgens op 21 oktober 2016 per e-mail een afschrift van de informatiebeschikking aan de gemachtigde gezonden.
Bij brief van 21 december 2016 heeft belanghebbende nadere informatie aan de inspecteur verstrekt ter zake van de voortzetting van [C BV] door [E BV] Daarbij is onder meer gevoegd een verklaring van [naam] , gevolmachtigde van [C BV] , met de beweegredenen van de overname van [C BV] en een prognose van het bedrijfsresultaat van [C BV] in de eerste twee jaren na overname van € 143.590 respectievelijk € 194.690.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur, na rectificatie van een rekenfout, de belastbare winst en de daarmee verrekende verliezen uit andere jaren als volgt nader vastgesteld:
Aangegeven belastbare winst 2013 |
€ 424.193 |
Correctie verlies garantstelling paraplufinanciering |
€ 213.710 |
Correctie ingevolge artikel 15aj lid 3 Wet VPB ten gevolge van ontvoeging van [C BV] |
€ 150.829 |
Vastgesteld belastbare winst 2013 |
€ 788.732 |
Verrekend verlies |
-/-€ 788.732 |
Vastgesteld belastbaar bedrag 2013 |
€ 0 |
3 Geschil
In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
1. Is sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast?
2. Heeft de inspecteur terecht de voorziening van € 213.710 in verband met de hoofdelijke aansprakelijkstelling door de Rabobank gecorrigeerd?
3. Dienen de schulden van [C BV] bij ontvoeging uit de fiscale eenheid op grond van artikel 15aj, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) te worden geherwaardeerd?
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend. De inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de belastbare winst en de bij beschikking vastgestelde verliesverrekening. De inspecteur concludeert primair tot ongegrondverklaring van het beroep; subsidiair concludeert de inspecteur tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de belastbare winst en de bij beschikking vastgestelde verliesverrekening.