Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-08-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:3956, AWB - 19 _ 1480
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-08-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:3956, AWB - 19 _ 1480
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 24 augustus 2020
- Datum publicatie
- 16 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2020:3956
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:4471, Overig
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 1480
Inhoudsindicatie
Dividendbelasting / internationaal, dividendbelastingzaken, vergelijkbaarheid met in Nederland gevestigde pensioenfondsen die zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting
Belanghebbende is een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschap. Zij is als verzekeringsmaatschappij geregistreerd en belegt vrijwel uitsluitend voor institutionele pensioenverzekeraars.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat zij vergelijkbaar is met een Nederlands pensioenlichaam. De activiteiten van belanghebbende betreffen geen pensioenverzekering. Belanghebbende belegt slechts pensioengeld voor pensioenverzekeraars. Als belanghebbende in Nederland was gevestigd, dan was zij aan de heffing van vennootschapsbelasting onderworpen. Geen recht op teruggaaf van dividendbelasting.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 19/1480 tot en met 19/1487
uitspraak van 24 augustus 2020
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] (Verenigd Koninkrijk),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende en [Pensions] te [plaats] (hierna: Pensions) hebben verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting ingediend. Pensions is als gevolg van een juridische fusie met belanghebbende per 1 januari 2012 opgegaan in belanghebbende. Met inbegrip van de door Pensions gedane verzoeken gaat het om de volgende verzoeken en bedragen:
- het jaar 2003 tot een bedrag van € 3.702.706;
- het jaar 2004 tot een bedrag van € 3.630.806;
- het jaar 2005 tot een bedrag van € 7.599.112;
- het jaar 2006 tot een bedrag van € 8.105.274;
- het jaar 2007 tot een bedrag van € 9.929.712;
- het jaar 2008 tot een bedrag van € 9.749.321;
- het jaar 2009 tot een bedrag van € 9.344.240;
- het jaar 2010 tot een bedrag van € 1.981.370.
De inspecteur heeft de in 1.1 bedoelde verzoeken afgewezen.
De inspecteur is bij in één brief vervatte uitspraken op bezwaar van 13 februari 2019 niet tegemoetgekomen aan de bezwaren tegen de afwijzingen.
Belanghebbende heeft bij brief van 26 maart 2019, door de rechtbank ontvangen op 27 maart 2019, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 345.
Belanghebbende heeft het beroep nader gemotiveerd bij brief van 6 mei 2019.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting een 10-dagenstuk ingediend. Beide partijen hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling een pleitnota toegestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2020 te Breda. Voor de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd bij brieven van 27 juli 2020.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschap. De enige aandeelhouder van belanghebbende is een in de Verenigde Staten van Amerika gevestigde, beursgenoteerde, vennootschap. Het gestorte kapitaal van belanghebbende bedraagt £ 1.300.000.
Belanghebbende is in het Verenigd Koninkrijk geregistreerd als verzekeringsmaatschappij. Zij sluit – vrijwel uitsluitend met grote in het Verenigd Koninkrijk gevestigde institutionele pensioenverzekeraars – overeenkomsten die worden aangeduid als ‘unit-linked polissen’. De inleggelden die belanghebbende op deze polissen ontvangt worden door haar, volledig voor rekening en risico van de polishouders, belegd in aandelen. Bij de bepaling van de aard van de beleggingen wordt rekening gehouden met de vooraf met de polishouders afgesproken risico-profielen. Belanghebbende brengt de beleggingen in haar administratie onder in afzonderlijk geadministreerde unit-linkedfondsen.
Belanghebbende besteedt de feitelijke beleggingswerkzaamheden uit aan een zogenoemde custodian die daarvoor een fee ontvangt. Ook belanghebbende ontvangt voor haar management- en beheerswerkzaamheden een fee. Polishouders kunnen, behoudens de vaststelling van het risico-profiel, de daadwerkelijke beleggingen niet beïnvloeden. Zij hebben slechts het economische belang bij de aandelen waarin de ‘units’ zijn belegd. De fee van de custodian en die van belanghebbende komen rechtstreeks ten laste van de opbrengsten van de aandelen.
Tot de bezittingen van belanghebbende en Pensions behoorden in de onderhavige jaren aandelen in in Nederland gevestigde vennootschappen. Op de dividenden die door deze vennootschappen zijn uitgekeerd is – per saldo – 15 percent Nederlandse dividendbelasting ingehouden.
Volgens haar jaarrapporten behaalde belanghebbende over de jaren 2003 tot en met 2010 een winst van respectievelijk £ 20.620.000, £ 20.419.000, £ 24.892.000, £ 36.180.000, £ 30.243.000, £ 21.178.000, £ 15.280.000 en £ 18.254.000. Over die jaren keerde belanghebbende een dividend uit aan haar aandeelhoudster van respectievelijk 15, 20, 10, 20, 30, 30 en 43,3 miljoen pond. Over 2010 werd geen dividend uitgekeerd.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van de in 2.4 bedoelde Nederlandse dividendbelasting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en teruggaaf van dividendbelasting tot de in 1.1 genoemde bedragen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.