Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5613, BRE 20/4876

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5613, BRE 20/4876

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
4 november 2021
Datum publicatie
3 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5613
Zaaknummer
BRE 20/4876

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht

Zaaknummer BRE 20/4876

Uitspraak van 4 november 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk, verweerder.

1 Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 31 januari 2019 de WOZ-waarde van de onroerende zaak [De woning] te [plaats] voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 200.000. In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerende zaakbelasting 2019 bekendgemaakt. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

In de uitspraak op bezwaar van 15 januari 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard, de vastgestelde waarde verminderd tot € 170.000 en belanghebbende een kostenvergoeding toegekend voor een bedrag van € 522. De heffingsambtenaar heeft het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de kosten voor het opstellen van een taxatierapport afgewezen. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 23 september 2021. Hierbij was namens belanghebbende aanwezig A. van den Dool, verbonden aan Previcus Vastgoed (Previcus) te Boxmeer. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [Heffingsambtenaar] .

2 Overwegingen

2.1.

Ter onderbouwing van de door haar bepleite waarde heeft belanghebbende in de bezwaarfase een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 10 april 2019, waarin de onroerende zaak wordt getaxeerd op € 158.000. De taxatie is uitgevoerd door [taxateur].

2.2.

[taxateur] is niet geregistreerd in het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT). [taxateur] is in het jaar 2017 in dienst getreden bij Previcus.

2.3.

In beroep is uitsluitend in geschil of de heffingsambtenaar terecht het verzoek om vergoeding van de kosten van het taxatierapport heeft afgewezen. Meer specifiek is in geschil of het taxatierapport is opgesteld door een deskundige als bedoeld in artikel 1, letter b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna respectievelijk: deskundige en het Besluit).

2.4.

Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van de kosten voor het opstellen van het taxatierapport tot een bedrag € 256,52 (inclusief btw). Bij de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar dit verzoek afgewezen, omdat het taxatierapport niet is opgesteld door een geregistreerd taxateur.

2.5.

Op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden, op verzoek, door het bestuursorgaan de kosten vergoed die een belanghebbende in de bezwaarfase redelijkerwijs heeft moeten maken. Belanghebbende heeft daarom verzocht. In het Besluit is vermeld welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder onder artikel 1, letter b, de kosten van een “deskundige”. Noch de Awb noch het Besluit bevat een definitie van het begrip “deskundige”.

2.6.

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in haar uitspraak van 15 november 2018 (ECLI:NL:GHSHE:2018:4638), waarnaar de heffingsambtenaar ook heeft verwezen, het volgende overwogen:

“4.6. (..)

Verder stelt het Hof voorop dat bij de hierna geformuleerde uitgangspunten voor ogen moet worden gehouden dat afwijkingen steeds mogelijk zijn, al naar gelang de omstandigheden van het concrete geval.”

(..)

4.6.8.2. Voor een ingebracht deskundigenrapport in WOZ-zaken gelden de uitgangspunten voor de vergoeding volgens de Richtlijn per 1 juli 2018 (Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, Raad voor de Rechtspraak, Staatscourant 2018, 28796).

(..)

4.6.8.4. Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een terzake deskundige, dus geregistreerd taxateur, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken (..)”

2.7.

De rechtbank overweegt dat het Gerechtshof in voornoemde uitspraak in onderdeel 4.6.8.4. weliswaar een richtlijn heeft gegeven voor het antwoord op de vraag wanneer in het geval van een WOZ-taxatie de betreffende taxateur als deskundige kan worden aangemerkt, maar dat deze richtlijn, gelet op 4.6 van diezelfde uitspraak, niet absoluut is. In een specifieke situatie waarin de deskundigheid van een niet-geregistreerde taxateur op basis van opleiding en ervaring vergelijkbaar moet worden geacht met een wel geregistreerd taxateur, kan ook die niet-geregistreerde taxateur naar het oordeel van de rechtbank als deskundige worden aangemerkt.

Belanghebbende heeft in dat kader gesteld dat de [taxateur] is opgeleid door middel van een interne WOZ-cursus en dat hij voor deze cursus ook het diploma heeft behaald. Op grond daarvan is hij intern bij Previcus geregistreerd als taxateur. Deze cursus is volgens belanghebbende van hetzelfde niveau als een externe opleiding, maar dan meer specifiek gericht op de werkzaamheden binnen Previcus. Het betreft een cursus van tien uren, waarvan ongeveer de helft wordt besteed aan het juridische deel en de andere helft aan het onderdeel taxeren.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende, na de gemotiveerde betwisting door de heffingsambtenaar, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de interne cursus vergelijkbaar is met een externe en onafhankelijke gewaarborgde opleiding. Zo heeft belanghebbende niet voldoende inzichtelijk gemaakt waar de interne cursus bij Previcus uit bestaat, wat de vereisten zijn om een dergelijke opleiding te starten, wat het opleidingsniveau is na afronding van de interne cursus en hoe de kwaliteit van deze cursus wordt gewaarborgd. De heffingsambtenaar heeft bovendien gemotiveerd gesteld dat [taxateur] voordat hij bij Previcus in dienst trad geen relevante werkervaring had opgedaan of opleiding in de richting van taxateur had genoten. Belanghebbende heeft dit desgevraagd niet betwist. Gelet hierop en gelet op het feit dat [taxateur] minder dan twee jaar bij Previcus in dienst was, stelt de rechtbank vast dat [taxateur] niet beschikte over een gedegen opleiding en uitzonderlijk veel ervaring op het gebied van het taxeren van vastgoed, waardoor het ontbreken van een NRVT-registratie zou worden kunnen gecompenseerd.

2.8.

Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat [taxateur] niet kwalificeert als deskundige in de zin van artikel 1, letter b, van het Besluit. De verwijzing van belanghebbende naar de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 juni 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:6067) baat haar niet. In deze uitspraak is geoordeeld dat een door [taxateur] opgemaakt taxatierapport voor vergoeding in aanmerking diende te komen. In de uitspraak heeft het gerechtshof echter geconcludeerd dat belanghebbende onweersproken heeft gesteld dat [taxateur] al jaren werkzaam was voor Previcus als WOZ-consultant en dat hij vaak taxatierapporten opstelt. In de onderhavige zaak heeft de heffingsambtenaar de ervaring en het opleidingsniveau van [taxateur] wel gemotiveerd betwist, waardoor de rechtbank in deze zaak tot een ander oordeel komt. Belanghebbende heeft ook gewezen op de uitspraak van Gerechtshof Den Haag van 15 april 2021 (ECLI:NL:GHDHA:2021:753). De rechtbank volgt het gerechtshof Den Haag, gelet op het in 2.7 overwogene, echter niet in de constatering dat [taxateur] “WOZ-taxateur is en reeds vele jaren werkzaam is op het gebied van vastgoed”. In de onderhavige zaak heeft de heffingsambtenaar gemotiveerd betwist dat [taxateur] een WOZ-taxateur is en bovendien onbetwist gesteld dat hij juist niet “vele jaren” werkzaam is op het gebied van vastgoed.

2.9.

Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het beroep ongegrond zal verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van drs. L. Mattijssen, griffier, op 4 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.