Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-08-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4789, 22/801
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-08-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4789, 22/801
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 18 augustus 2022
- Datum publicatie
- 22 augustus 2022
- Zaaknummer
- 22/801
- Relevante informatie
- Art. 9 lid 2 onderdeel a Wet OB, Tabel I post a.1 Wet OB
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting, artikel 9 Wet OB, tarieftoepassing op de levering van magische truffels.
De rechtbank oordeelt dat magische truffels niet kunnen worden aangemerkt als voedingsmiddelen in de zin van post a.1 van Tabel I bij de Wet OB. Op de levering van magische truffels kan daarom niet het verlaagde tarief, als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Wet OB worden toegepast. Verder oordeelt de rechtbank dat het beroep van belanghebbende op schending van het rechtszekerheidsbeginsel niet slaagt. De rechtbank ziet geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.
Uitspraak
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/801 en 22/815
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 augustus 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats], belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
1 Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 5 januari 2022.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de tijdvakken 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2018 alsmede 1 januari 2019 tot en met 31 augustus 2019 naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende deels gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft (tijdig) beroepen ingesteld. De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verzonden aan de inspecteur.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur].
2 Feiten
Belanghebbende verkoopt onder meer ‘magische truffels’. Magische truffels zijn schimmels die tussen de zwamdraden van bepaalde paddenstoelen onder de grond groeien (de officiële naam is sclerotia). De magische truffels worden gekweekt en meestal rauw gegeten. Magische truffels hebben een hallucinerende werking.
Magische truffels bevatten dezelfde psychoactieve stoffen (psilocine en psilocybine) als paddo’s. De verkoop van magische truffels is, in tegenstelling tot de verkoop van paddo’s, niet verboden in de Opiumwet.
Belanghebbende heeft in de maandaangiften omzetbelasting de levering van magische truffels verantwoord tegen het lage tarief.
De inspecteur heeft aan belanghebbende twee naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd (hierna: de naheffingsaanslagen).
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen omzetbelasting.
De inspecteur heeft de bezwaren (gedeeltelijk) gegrond verklaard. Daarbij heeft de inspecteur de verschuldigde omzetbelasting herrekend uit de ontvangen vergoeding (21/121).
3 Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Meer specifiek beoordeelt de rechtbank of magische truffels voedingsmiddelen zijn in de zin van post a.1 van Tabel I bij de Wet OB, zodat op de levering van magische truffels het verlaagde tarief als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder a, van de Wet OB van toepassing is. Indien naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van voedingsmiddelen, zal de rechtbank tevens beoordelen of belanghebbende met vrucht een beroep kan doen op het rechtszekerheidsbeginsel. Tevens zal de rechtbank beoordelen of belanghebbende recht heeft op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn van de zaken. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd (de beroepsgronden).
Zijn magische truffels voedingsmiddelen?
Rechtskader
Uit artikel 98, derde lid, van Richtlijn 2006/112/EG (de Btw-richtlijn 2006) volgt dat de lidstaten een of twee verlaagde tarieven kunnen toepassen. Deze tarieven zijn uitsluitend van toepassing op de in bijlage III bij de Btw-richtlijn 2006 (Bijlage III) genoemde categorieën goederen en diensten.
Bijlage III bevat een lijst van de leveringen van goederen en de diensten waarop verlaagde btw-tarieven mogen worden toegepast. In onderdeel 1 vermeldt deze bijlage: levensmiddelen (met inbegrip van dranken, maar met uitsluiting van alcoholhoudende dranken) voor menselijke en dierlijke consumptie, levende dieren, zaaigoed, planten en ingrediënten welke gewoonlijk bestemd zijn voor gebruik bij de bereiding van levensmiddelen, alsmede producten die gewoonlijk bestemd zijn ter aanvulling of vervanging van levensmiddelen.
In artikel 9, tweede lid, juncto tabel I behorende bij de Wet OB (Tabel I) is uitvoering gegeven aan artikel 98, derde lid, van de Btw-richtlijn 2006 en Bijlage III bij die richtlijn.
Tabel I onderscheidt onder a:
“1. Voedingsmiddelen, te weten:
a. eet- en drinkwaren die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie;
b. producten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan;
c. producten die zijn bestemd om te worden aangewend als aanvulling op dan wel ter vervanging van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren;
met dien verstande dat tot de voedingsmiddelen niet worden gerekend alcoholhoudende dranken;”
In het arrest X1 verklaarde het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het HvJ) voor recht:
“De begrippen “levensmiddelen voor menselijke consumptie” (…) in punt 1 van bijlage III (…) moeten aldus worden uitgelegd dat zij betrekking hebben op alle producten met voedingsstoffen die dienen voor de opbouw, de energievoorziening en de regulering van het menselijk organisme en noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van dat organisme, die worden geconsumeerd om die stoffen toe te dienen.”
De Hoge Raad heeft, in navolging van het HvJ, geoordeeld2 dat de in die zaak aan de orde zijnde producten, die aangeprezen werden als sekslustopwekkende middelen en ook als zodanig werden gebruikt, zijn samengesteld en verkocht voor andere effecten dan die welke noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van het menselijk organisme en dat daarom deze producten niet gerangschikt kunnen worden onder post a.1, letter a of letter c, van Tabel I. Daarbij is het volgens de Hoge Raad niet van belang of deze producten bestanddelen bevatten die op zichzelf beschouwd bevorderlijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van het menselijk organisme.
Standpunten van partijen
Het primaire standpunt van belanghebbende houdt (in de kern) in dat magische truffels aangemerkt moeten worden als voedingsmiddelen en daarom belast moeten worden naar het verlaagde tarief. Belanghebbende merkt op dat magische truffels per 100 gram meer voedingstoffen bevatten dan andere voedingsmiddelen zoals bijvoorbeeld aardappelen, champignons, venkel en gemberwortel. De omstandigheid dat magische truffels gebruikt worden vanwege hun hallucinerende werking, doet hieraan niet af omdat de voedingsmiddelen die deze truffels bevatten noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van het menselijke organisme.
De inspecteur is van mening dat het verlaagde tarief niet van toepassing is omdat op de website van belanghebbende magische truffels aangeprezen worden vanwege hun hallucinerende werking. De inspecteur heeft tevens gewezen op de omstandigheid dat op het etiket van magische truffels staat dat gebruikers 18 jaar of ouder moeten zijn. Tevens is verwezen naar de website van belanghebbende waarop onder meer is te lezen dat de aanbevolen hoeveelheid 15 gram is. Voor de eerste keer wordt op de website aanbevolen om te starten met een lagere dosering van 7-8 gram, aldus de inspecteur.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank zijn magische truffels geen levensmiddelen in de zin van Tabel I zodat ter zake van leveringen daarvan het verlaagde tarief geen toepassing kan vinden. De rechtbank acht hiervoor van belang dat magische truffels worden verkocht en geconsumeerd vanwege hun hallucinerende werking, waarbij de verkoop alleen plaatsvindt aan personen van boven de 18 jaar. Mede gelet op de (aanbevolen) hoeveelheid van die consumpties, kan geen sprake zijn van een product dat voedingstoffen bevat die dienen voor de opbouw, de energievoorziening en de regulering van het menselijk organisme en noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van dat organisme zoals bedoeld in de hierboven genoemde arresten. Het primaire standpunt van belanghebbende faalt.
Is sprake van schending van het rechtszekerheidsbeginsel?
Belanghebbende heeft een beroep gedaan op het rechtszekerheidsbeginsel en gesteld dat er tot respectievelijk 20 april 2022 dan wel 18 december 2020 geen aanleiding was te veronderstellen dat magische truffels niet onder het verlaagde tarief vielen. Belanghebbende wijst hiervoor op het Besluit van de Staatssecretaris van 31 maart 20223 (hierna: het Besluit) dat op 20 april 2022 in werking is getreden en volgens belanghebbende inhoudelijke wijzigingen bevat. In dit Besluit worden onder meer hallucinerende middelen zoals magische truffels specifiek uitgezonderd van post a.1 terwijl dit voorheen niet het geval was, aldus belanghebbende. Verder verwijst belanghebbende naar de arresten van de Hoge Raad van 19 december 20144 en 19 juni 20155 waarin is geoordeeld dat paddo’s voedingsmiddelen zijn omdat deze oraal worden ingenomen. Pas in zijn arrest van 18 december 2020 heeft de Hoge Raad een nieuwe invulling gegeven aan de termen ‘consumptiegoederen en voedingsmiddelen’. Belanghebbende is daarom van mening dat zijn beroep op het rechtzekerheidsbeginsel, in ieder geval tot aan het Besluit dan wel het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2020, gehonoreerd dient te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van schending van het rechtszekerheidsbeginsel. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank verwerpt allereerst belanghebbendes beroep op het Besluit. Uit het Besluit valt niet duidelijk af te leiden dat de Staatssecretaris voorheen een ander standpunt was toegedaan ten aanzien van de kwalificatie van magische truffels. Uit het Besluit kan namelijk niet worden afgeleid dat magische truffels vóór dit Besluit wel onder post a.1 van Tabel I vielen. Dat sprake is van een inhoudelijke wijziging van het Besluit ten aanzien van de expliciete uitsluiting van onder meer magische truffels van post a.1 van Tabel I acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk. Ten aanzien van het beroep op de hiervoor genoemde arresten van de Hoge Raad overweegt de rechtbank dat het arrest van 19 december 2014 betrekking had op post a.3 van Tabel I (pootgoed bestemd voor de teelt van groenten en fruit) terwijl de onderhavige truffels onder post a.1 van Tabel I vallen. Belanghebbende kan dan ook geen rechtszekerheid hebben ontleend aan dat arrest. Dat met het arrest van 18 december 2020 invulling is gegeven aan het begrip ‘voedingsmiddelen’ van post a.1 van Tabel I kan daarin geen wijziging hebben gebracht.
In het arrest van 19 juni 2015 is geoordeeld over kweekvloeistof waaruit uiteindelijk paddo’s groeien. In dat arrest is onder meer overwogen dat voor menselijke consumptie bestemde (dat wil zeggen eetbare) paddenstoelen behoren tot de in post a.1 van Tabel I vermelde voedingsmiddelen. Dit oordeel betekent echter niet dat ook magische truffels onder post a.1. van Tabel I vallen. Immers, magische truffels zijn schimmels die tussen de zwamdraden van bepaalde paddenstoelen onder de grond groeien. Dat is niet hetzelfde product als voor menselijke consumptie bestemde paddenstoelen, zodat het oordeel van de Hoge Raad niet één op één kan worden overgenomen ter zake van de kwalificatie van magische truffels. Ook daaraan kan belanghebbende dus geen rechtszekerheid hebben ontleend.
Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad?
Belanghebbende heeft verzocht om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad vanwege de grote belangen en de verwachte procedures over dit geschil.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Gelet op het hiervoor genoemde arrest X van het HvJ van 1 oktober 2020 alsmede het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad van 18 december 2020 is de opgeworpen rechtsvraag voldoende duidelijk beantwoord. De vraag of magische truffels voedingsmiddelen zijn, is een feitelijke vraag die zich niet leent voor beantwoording door de Hoge Raad.
Heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn?
Belanghebbende maakt aanspraak op vergoeding van immateriële schade vanwege de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn. De redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep bedraagt in beginsel twee jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift.
De rechtbank merkt de onderhavige zaken aan als samenhangende zaken. Beide bezwaarschriften zijn op 29 januari 2020 ontvangen door de inspecteur. De rechtbank doet uitspraak op 18 augustus 2022. Daaruit volgt dat de redelijke termijn met (afgerond) 7 maanden is overschreden.
Belanghebbende heeft - uitgaande van € 500 per overschrijding per half jaar - recht op een schadevergoeding van € 1.000. Omdat de bezwaarfase afgerond 18 maanden heeft geduurd en daarmee 12 maanden te lang, komt de schadevergoeding volledig voor rekening van de inspecteur.