Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-12-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:7881, BRE-21_1976_1977
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-12-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:7881, BRE-21_1976_1977
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 23 december 2022
- Datum publicatie
- 9 januari 2023
- Formele relaties
- Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2023:902
- Zaaknummer
- BRE-21_1976_1977
- Relevante informatie
- Art. 8:54 Awb
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/1976 en 21/1977
(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).
Procesverloop
Belanghebbende heeft bij ongedateerde brief, ontvangen bij de rechtbank op 6 mei 2021 beroep ingesteld betreffende de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2017 en 2018 met aanslagnummers [aanslagnummer] .H.70.02 en -H.80.01. Bij het beroep is een uitspraak op bezwaar gevoegd van 12 januari 2021 inzake de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2018, aanslagnummer [aanslagnummer] .H.86.01.
Bij uitspraak van 28 oktober 2021 heeft de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 9 december 2022 op zitting behandeld. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 18 oktober 2022 aan [gemachtigde] op het adres [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Uit navraag bij PostNL is gebleken dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden. De uitnodiging is op 19 oktober 2022 bezorgd. Er is ondertekend voor ontvangst.
Overwegingen
De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht omdat i) het niet mogelijk is in bezwaar en beroep te komen tegen beslissingen op verzoeken om herziening van voorlopige aanslagen als deze niet geheel of gedeeltelijk zijn afgewezen, ii) het beroep tegen de uitspraak op bezwaar over 2018 te laat is ingediend en iii) er geen uitspraak op bezwaar is gedaan voor het jaar 2017 en dus beroep niet mogelijk is. De rechtbank heeft ten overvloede overwogen dat het beroep van belanghebbende haar niet in een betere positie kan brengen.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Belanghebbende voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat het administratiekantoor de aangiften verkeerd heeft ingevuld en daarin een verkeerd toetsingsinkomen heeft opgenomen. Volgens belanghebbende heeft het administratiekantoor twee keer de bijstandsnorm opgegeven. Met deze argumenten gaat belanghebbende in op de juistheid van de ingediende aangiften. Daarover kan de rechtbank in deze verzetzaak geen oordeel geven. Wel wijst de rechtbank belanghebbende op het verweerschrift van de belastingdienst van 6 augustus 2021. Daarin heeft de belastingdienst uitleg gegeven over wat er is gebeurd nadat de door belanghebbende in het beroepschrift genoemde voorlopige aanslagen (H.70.02 en H.80.01) zijn opgelegd. Volgens de belastingdienst is het bij die voorlopige aanslagen vastgestelde inkomen bij de definitieve aanslagen voor beide jaren definitief vastgesteld op nul. Het vaststellen van het inkomen op nul lijkt ook te zijn wat belanghebbende wil. In wat belanghebbende in verzet heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 28 oktober 2021. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 23 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier |
rechter |
(De rechter is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: