Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-03-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1555, 21/3743

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-03-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1555, 21/3743

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
13 maart 2023
Datum publicatie
15 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:1555
Zaaknummer
21/3743
Relevante informatie
Art. 27ga AWR, Art. 16 BPM, Art. 9 BPM, Art. 6a Uitv.reg. BPM, Art. 110 VWEU

Inhoudsindicatie

Bpm, prejudiciële vragen in verband met WLTP/NEDC2 testmethode CO2-uitstoot.

Uitspraak

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 21/3743 tot en met 21/3746

Beslissing als bedoeld in hoofdstuk V, afdeling 2a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) van de meervoudige kamer in het geding tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Inleiding

1.1.

Belanghebbende heeft op aangifte belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) voldaan voor de volgende auto’s:

-

op 22 augustus 2019 voor een Suzuki Vitara met VIN nummer [VIN 1] , hierna auto 1 (zaaknummer 21/3743);

-

op 22 augustus 2019 voor een Suzuki Vitara met VIN nummer [VIN 2] , hierna auto 2 (zaaknummer 21/3744);

-

op 5 november 2019 voor een Suzuki Vitara met VIN nummer [VIN 3] , hierna auto 3 (zaaknummer 21/3745);

-

op 11 november 2019 voor een Peugeot 308 met VIN nummer [VIN 4] , hierna auto 4 (zaaknummer 21/3746).

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de voldoeningen op aangifte op respectievelijk 18 september 2019, 15 november 2019 en 18 november 2018 bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende voor auto 1, 2 en 4 gegrond verklaard en de verschuldigde Bpm verminderd. Daarbij is een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend van € 530 (2 punten à € 265).

1.4.

De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.

1.5.

De enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft de beroepen op 28 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Aan het einde van de zitting is het onderzoek gesloten.

1.6.

Op 14 november 2022 is het onderzoek heropend. Daarbij is de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank. Vervolgens is per brief van 15 november 2022 aangekondigd dat de rechtbank op grond van artikel 27ga van de AWR prejudiciële vragen zal voorleggen aan de Hoge Raad.

1.7.

Bij brief van 23 december 2022 zijn partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het voornemen van de rechtbank om op grond van artikel 27ga van de AWR prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voor te leggen en over de inhoud van de voor te leggen vragen.

De gemachtigde heeft hierop gereageerd bij brief van 29 december 2022. De inspecteur heeft hierop gereageerd bij brief van 9 februari 2023.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende heeft voor de volgende auto’s op aangiften Bpm voldaan naar een bedrag van:

-

€ 2.948 voor auto 1 uitgaande van een CO2 uitstoot van 133 gram per kilometer;

-

€ 2.935 voor auto 2 uitgaande van een CO2-uitstoot van 133 gram per kilometer;

-

€ 2.830 voor auto 3 uitgaande van een CO2-uitstoot van 133 gram per kilometer;

-

€ 1.430 voor auto 4 uitgaande van een CO2-uitstoot van 113 gram per kilometer.

2.2.

De datum van eerste toelating van de voertuigen is voor auto 1 tot en met 4 (de auto’s) respectievelijk 7 januari 2019, 4 januari 2019, 16 april 2019 en 14 januari 2019. Auto 1 tot en met 3 zijn bestaande modellen (de bestaande modellen), auto 4 betreft een nieuw model (het nieuwe model).

2.3.

Belanghebbende heeft bezwaren tegen de voldoeningen op aangifte gemaakt die zijn gericht tegen de hoogte van de CO2-uitstoot. De bezwaren van belanghebbende zijn op het punt van de CO2-uitstoot door de inspecteur ongegrond verklaard. De verschuldigde Bpm is in de bezwaarfase voor auto 1 en 2 wel verminderd in verband met toepassing van de extra leeftijdskorting en voor auto 4 in verband met toepassing van het historisch tarief op grond van artikel 16a van de Wet Bpm. De toepassing van de extra leeftijdskorting en het historisch tarief is tussen partijen niet in geschil.

3 Achtergrond

3.0.

In artikel 9 van de Wet Bpm is bepaald hoeveel Bpm voor een personenauto verschuldigd is. De Bpm voor een personenauto wordt berekend over de CO2-uitstoot. Hoe die CO2-uitstoot moet worden bepaald is geregeld in het elfde lid van artikel 9. Daarin staat tot 1 juli 2020 dat de CO2-uitstoot van een personenauto is de CO2-uitstoot gemeten overeenkomstig bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie en onderhoudsinformatie (PbEU 2008, L 199) (rechtbank: NEDC1-testmethode, zie hierna).

In het twaalfde lid van artikel 9 van de Wet op de Bpm is in de periode van 27 juni 2017 tot en met 30 juni 2020 bepaald dat indien de CO2-uitstoot niet is gemeten overeenkomstig de in lid 11 genoemde bijlage, maar is gemeten overeenkomstig bijlage XXI bij Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie van 1 juni 2017 tot aanvulling van Verordening (EG)

nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie en Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (PbEU 2017, L 175), voor de toepassing van dit artikel de aldus gemeten CO2-uitstoot herrekend wordt overeenkomstig de correlatiemethode bedoeld in de Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1153 van de Commissie van 2 juni 2017 tot vaststelling van een methode voor het bepalen van de correlatieparameters die nodig zijn om veranderingen in de regelgevende testprocedure weer te geven, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1014/2010 (PbEU 2017, L 175) (rechtbank: WLTP-testmethode omgerekend naar NEDC2, zie hierna). In artikel 6a van de Uitvoeringsregeling Bpm is bepaald dat de CO2-uitstoot blijkt uit het kentekenregister, dan wel uit de in lid 2 genoemde wijzen.

3.1.

Tot 1 september 2017 werd de CO2-uitstoot van op de Europese markt gebrachte auto’s op grond van Europese regelgeving bepaald aan de hand van de zogenoemde NEDC-testmethode (New European Driving Cycle). De NEDC-testmethode stelt testwaardes vast op basis van een theoretisch rijprofiel. Met ingang van 1 september 2017 wordt de CO2-uitstoot bepaald aan de hand van de zogeheten WLTP-testmethode (Worldwide harmonized Light vehicle Test Procedure). De WLTP-testmethode gaat uit van realistische rijgegevens.

3.2.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen nieuwe modellen en bestaande modellen bij de wijze waarop de CO2-uitstoot wordt vastgesteld. Nieuwe modellen zijn modellen waarvoor niet eerder een NEDC-testresultaat is vastgesteld. Voor nieuwe modellen is de vaststelling van de CO2-uitstoot door middel van de WLTP-testmethode vanaf 1 september 2017 verplicht. Voor bestaande modellen is de vaststelling van de CO2-uitstoot door middel van de WLTP-testmethode vanaf 1 september 2018 verplicht. Voor bestaande modellen die zijn geproduceerd vóór 1 juni 2018 geldt een overgangsregeling. Die overgangsregeling houdt in dat de CO2-uitstoot van die modellen tot 1 september 2019 mag worden vastgesteld op basis van de ‘oude’ NEDC-testmethode (die bekend staat als het NEDC1-resultaat), op voorwaarde dat de officiële importeur de betreffende auto’s opneemt in de zogenoemde restantvoorraadregeling. Voor auto’s waarvan de CO2-waarde via de WLTP-testmethode is vastgesteld, wordt (voor de heffing van Bpm) van 1 september 2017 tot 1 juli 2020 de CO2-waarde omgerekend naar de zogeheten NEDC2-waarde (NEDC2-waarde). Doorgaans zijn de NEDC1-waarde, de NEDC2-waarde en de WLTP-waarde verschillend.

3.3.

In de aangiften is belanghebbende voor de CO2-uitstoot uitgegaan van de NEDC2-resultaten.

4 Geschil en standpunten partijen

5 Motivering prejudiciële vragen

6 Conclusie

7 Beslissing