Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-06-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4603, 22/3706 en 22/3767
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-06-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4603, 22/3706 en 22/3767
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 29 juni 2023
- Datum publicatie
- 6 juli 2023
- Annotator
- Zaaknummer
- 22/3706 en 22/3767
- Relevante informatie
- Art. 25a AWR
Inhoudsindicatie
Niet-ontvankelijk beroep.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/3706 en 22/3767
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende met betrekking tot onderstaande aanslagen.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.420 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.549.
Voor het jaar 2016 heeft de inspecteur een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.692 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.711.
Belanghebbende heeft tegen de aanslagen voor beide jaren bezwaar ingediend met betrekking tot de hoogte van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. Het verloop van de bezwaarprocedure is in deze uitspraak onder ‘Feiten’ opgenomen (zie hierna).
De rechtbank heeft de beroepen op 6 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur] .
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.