Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-01-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:325, BRE 24/1720
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-01-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:325, BRE 24/1720
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 23 januari 2025
- Datum publicatie
- 28 januari 2025
- Annotator
- Zaaknummer
- BRE 24/1720
- Relevante informatie
- Art. 4 Wet DB, Art. 10 Wet Vpb 1969
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag dividendbelasting, artikel 4, lid 7 van de Wet op de dividendbelasting 1965. De inspecteur heeft voor in 2014 ontvangen dividenden dividendbelasting bij belanghebbende nageheven. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende niet als uiteindelijk gerechtigde van de dividenden kan worden aangemerkt. Aan de voorwaarden die artikel 4, zevende lid, van de Wet DB in dat kader stelt is namelijk niet voldaan. Enerzijds heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende een tegenprestatie als onderdeel van een samenstel van transacties als bedoeld in dat artikellid heeft verricht en anderzijds heeft de inspecteur ook niet aannemelijk gemaakt dat de wederpartij van belanghebbende in mindere mate dan belanghebbende gerechtigd is tot een teruggaaf van dividendbelasting. De rechtbank vernietigt daarom de naheffingsaanslag dividendbelasting.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1720
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 januari 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende]
, gevestigd te [plaats] (Canada), belanghebbende, (gemachtigde: mr. W.G.G. Jansen de Lannoy verbonden aan Jaeger Advocaten-belastingkundigen)
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 13 december 2023. In die uitspraak heeft de inspecteur de aan belanghebbende over het jaar 2014 opgelegde naheffingsaanslag dividendbelasting en de bijbehorende belastingrentebeschikking gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende vergezeld van mr. B.J.G.L. Jaeger en namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] , mr. [inspecteur 3] en mr. [inspecteur 4] .
Van hetgeen ter zitting is besproken is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift bij deze uitspraak is gevoegd.