NTFR 2013/1621 - Een ongepaste opinie: weg ermee!
NTFR 2013/1621 - Een ongepaste opinie: weg ermee!
Op 23 mei jl. verschijnt in het NTFR een opinie van F. van Horzen onder de titel ‘Weg met het moralisme’.1 Wie eenmaal begint met lezen, gelooft zijn ogen niet. Ik leg de Opinie op het stapeltje ‘nog eens lezen’ en ga eerst op vakantie. Teruggekomen herlees ik de Opinie. Mijn gevoel van verbazing, om niet te zeggen: verbijstering, is niet afgenomen.
Allereerst is dat het geval omdat Van Horzen een macaber referentiekader hanteert. Hij onthult dat het maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn historische wortels in het nationaalsocialisme heeft. ‘MVO heeft (…) een totalitaire nestgeur’. Zij die agressieve taxplanning ter discussie stellen zijn zich volgens schrijver hier veelal niet van bewust. Ik val van mijn stoel. Ook in tijden van Wikileaks is dit een onthutsende onthulling!
Vanuit dit kader neemt Van Horzen het actuele fiscale debat onder vuur. Zijn doelwit zijn ‘de moraalridders’: zij die agressieve taxplanning in verband brengen met ethiek, moraliteit of fair share. Wie de morele kaart speelt om te laten zien dat hij ethisch superieur is ten opzichte van degenen die er een andere opvatting op nahouden, mogen de bal terug verwachten. Deze tweede onthulling is nog meer bizar dan de eerste. Deze moraalridders, de Britse premier Cameron voorop, blijken geïnfecteerd te zijn met een wel zeer dubieus gedachtegoed. Het ontbreekt er ten slotte zelfs niet aan dat de schrijver het ‘gesundenes Volksempfinden’ ten tonele voert en, afsluitend, het tragische lot van Kurt Gerron, die het vernietigingskamp Auschwitz niet overleefde, memoreert. Zijn lied ‘Das Nachtgespenst’ brengt Van Horzen tot de verzuchting dat het lied van de moraalgeest maar snel van het fiscale toneel mag verdwijnen.
Waar haalt Van Horzen het vandaan? In elk geval niet uit wetenschappelijke bronnen! Laten we zijn eerste onthulling eens onder de loep nemen: MVO heeft zijn historische wortels onder andere in de gedachte dat een bestuur van een AG zich bij zijn beleid moet laten leiden door het algemene nut voor ‘Volk und Reich’, een opdracht die direct verwijst naar de Nazi-ideologie; ‘Du bist nichts, dein Volk ist alles’.
Heeft deze abjecte ideologie echt iets van doen met het gedachtegoed van het MVO? Laat ik duidelijk zijn: niets! Nergens heb ik in de literatuur deze link kunnen terugvinden. In bijvoorbeeld het standaardwerk The Oxford Handbook of Corporate Social Responsibility is geen spoor van zo’n verband te vinden.2 Ik moet natuurlijk niet uitsluiten dat Van Horzen over materiaal beschikt om zijn stelling te onderbouwen, maar wat hij in deze Opinie daartoe aanvoert, zo durf ik te stellen, slaat nergens op.3
Bij MVO gaat het om het rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van anderen, naast die van de onderneming en haar aandeelhouders. Het gaat om het serieus nemen van de (mensen)rechten van de werknemers, inclusief die van kinderen; om geen onherstelbare schade toe te brengen aan het milieu; om bij de exploitatie van natuurlijke grondstoffen ook rekening te houden met de belangen van toekomstige generaties; en inderdaad de laatste jaren ook om zich als een verantwoord belastingbetaler te gedragen en zodoende een eerlijke fiscale bijdrage te leveren aan de gemeenschap(pen) waarin men opereert.
Evenzeer bedroevend is de wijze waarop Van Horzen afrekent met de ethiek, de moraal. Inderdaad hij is geen filosoof, zoals hij zelf schrijft, maar daarom had enige terughoudendheid hem wel gesierd. Wat hij al luisterend naar een dvd of cd leerde van filosofen als Michael Sandel en Herman Philipse kan op de achterkant van een luciferdoosje geschreven worden. Het belet hem vervolgens niet om daar grote, eigenzinnige consequenties aan te verbinden, die niets van doen hebben met het gedachtegoed van deze twee filosofen. Wat deze twee te zeggen hebben over het sociale karakter van het individu en de relatie tot de ethiek is hem in ieder geval totaal ontgaan. Wat Michael Sandel in zijn boek Rechtvaardigheid schrijft over bijvoorbeeld burgerschap, solidariteit en gemeenschapszin past blijkbaar niet in deze Opinie van Van Horzen.4 Hetzelfde geldt ten aanzien van de ideeën van Herman Philipse over ethiek en evolutie. Philipse onderzoekt morele normen en normensystemen vanuit het perspectief van de evolutietheorie en wijst er bijvoorbeeld op dat om cultuur op te bouwen een minimale laag van gemeenschappelijke moraal nodig is.5 Natuurlijk constateren deze filosofen dat morele opvattingen per cultuur en individu kunnen divergeren, maar dat doen zij tegen de achtergrond van een opvatting over de mens als een sociaal wezen. Voor bijvoorbeeld Sandel gaat het om de noodzaak van een politiek van morele betrokkenheid van iedere burger. Wederzijds respect is hierbij het sleutelbegrip.6
Ook als Van Horzen over fair share komt te spreken schiet hij uit de bocht en blijkt hij een soort ethisch scepticisme dan wel nihilisme voor te staan. Niemand behoeft zich ethisch verantwoordelijk te voelen. Eenieder is vrij om te vinden wat hij wil. Wat hij over het hoofd ziet is dat in een samenleving van ieder verwacht mag worden dat hij zijn bijdrage levert. Uiteraard is de wetgever als eerste verantwoordelijk om daartoe de regels te stellen,7 maar niemand kan tegenwoordig ontkennen dat sommigen de regels zo naar hun hand kunnen zetten dat zij niet of nauwelijks iets bijdragen. Wie met behulp van volstrekt gekunstelde structuren niets bijdraagt, moet niet verbaasd zijn dat anderen, politiek en samenleving, hem als een free rider zien en hem daarop aanspreken. Zijn gedrag geeft immers geen blijk van respect voor zijn medeburgers, die wel hun bijdragen leveren en waarvan ook hij profiteert. Wat zo’n free rider miskent is dat, om met John Rawls te spreken, een samenleving is te beschouwen als een coöperatieve aangelegenheid gebaseerd op wederzijds respect.8 Deze typering brengt mij terug bij het door Van Horzen gekozen referentiekader voor zijn kritiek op het huidige maatschappelijke debat: Nazi-Duitsland met zijn kwaadaardige ideologie. Daar is maar een woord voor: ongepast.