NTFR 2017/1 - Vaarwel 2016 en welkom 2017
NTFR 2017/1 - Vaarwel 2016 en welkom 2017
Zo bij het scheiden van het oude jaar neem ik even de tijd om de balans op te maken van het jaar 2016 en u een vooruitblik te geven op het jaar 2017. Het einde van het jaar maakt altijd een beetje weemoedig, geeft een besef van het verglijden der jaren, maar maakt ook weer benieuwd naar het nieuwe jaar. De terugblik geeft tevens aan hoeveel er op fiscaal gebied het afgelopen jaar weer is gebeurd. Wie zou nog willen beweren dat de fiscaliteit saai is? Het belastingrecht is voortdurend in beweging en is daarmee ook een vertaling van de dynamiek van allerlei fiscale ontwikkelingen. Hetgeen hierna is opgenomen is daarvan slechts een selectie, die uiteraard geheel voor rekening van de auteur komt.
Wet inkomstenbelasting 2017
De Wet inkomstenbelasting 2017 komt er niet. Dit jaar (2016) zat er relatief gezien weinig vuurwerk in de Prinsjesdagvoorstellen. De staatssecretaris heeft wel een landelijk oproep gedaan om met vereenvoudigingsvoorstellen te komen, maar deze worden overigens niet overgenomen. Een algehele herziening van de inkomstenbelasting komt op het bord van het nieuwe kabinet, waarvan de totstandkoming op voorhand, gezien de veelheid aan politieke partijen, al als uitermate moeilijk kan worden gekenschetst.
Het nieuwe kabinet zal in ieder geval iets moeten gaan doen met een verdere herziening van de belastingheffing over het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). De hervormingen zoals die per 1 januari 2017 zijn doorgevoerd, met twee rendementsklassen en drie fictief rendementsschijven, gaan velen niet ver genoeg. In de op Prinsjesdag verschenen voortgangsrapportage1 over een heffing in box 3 op basis van het werkelijke rendement, schetst de staatssecretaris van Financiën drie mogelijke varianten, maar hij heeft zichtbaar moeite om hier verder uitvoering aan te geven. Een voor de politiek niet onbelangrijk element is dat een nieuw belastingsysteem aangaande inkomsten uit vermogen zoveel mogelijk moet passen in de vooringevulde aangifte (VIA). Een aangifteformat als belangrijk ijkpunt bij een belastingherziening; wie heeft het daarbij nog over belastingbeginselen.
Zoals reeds aangekondigd bij de uitfasering van het pensioen in eigen beheer (PEB) zal het nieuwe kabinet zich ook gaan focussen op een scenario aangaande het uitfaseren van de fiscale oudedagsreserve (FOR) voor ondernemers.
De Wet DBA
De Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA) die op 1 mei 2016 is ingevoerd, heeft in het jaar 2016 tot enorm veel publiciteit, commotie en een eindeloze stoet aan Kamervragen geleid.2 Het geheel mondde uiteindelijk uit in een besluit van de staatssecretaris om de handhaving van de wet op te schorten tot 1 januari 2018,3 met uitzondering van gevallen daar waar het zogenoemde kwaadwillenden betreft. De Belastingdienst is druk in de weer met het beoordelen van grote aantallen modelovereenkomsten. En opdrachtgevers klagen dat zij geen overeenkomsten meer met zzp’ers durven te sluiten, uit angst later geconfronteerd te worden met een naheffing loonheffing inclusief belastingrente en boetes. Dit, nu de beschermende paraplu van de VAR is weggevallen.
De staatssecretaris volstaat met op te merken dat de criteria voor de beoordeling of sprake is van een dienstbetrekking in vele tientallen jaren niet zijn veranderd. Kernbegrip in de praktijk is de vraag of terzake sprake is van een gezagsverhouding. Maar het is evident dat de maatschappij is veranderd, en dat er allerlei vormen van arbeidsrelaties en arbeidsverhoudingen zijn ontstaan. Terwijl het daarnaast ook duidelijk is dat onder de enorme aantallen zzp’ers ook een deel te kwalificeren is als schijn-zzp-er. De Belastingdienst heeft daarnaast vele jaren niet gehandhaafd, de vakbeweging heeft de enorme groei aan zzp’ers niet tegengehouden en de werkgevers zagen daarin een makkelijk manier om onder de regels van de ontslagbescherming en de werknemersverzekeringen uit te komen. En aan de onderkant van de zzp-markt zijn grote groepen mensen nu niet verzekerd tegen ziekte, arbeidsongeschiktheid en verlies aan inkomen, terwijl zij bovendien geen pensioen opbouwen. Op termijn lijkt een nieuwe armoedegolf onafwendbaar. De problematiek van de arbeidsrelaties, zowel fiscaal- als arbeidsrechtelijke is erg complex. Ik zou menen dat dit om een oplossing vraagt waaraan alle marktdeelnemers, politiek, werkgevers- en werknemersorganisaties, maatschappelijke belangenorganisaties en betrokkenen meewerken.
Uitfasering pensioen in eigen beheer (PEB)
Na een lange aanloopperiode is de uitfasering van het PEB dan toch echt bewaarheid geworden, en wel met ingang van 1 januari 2017. Er kan worden gekozen tussen afkoop met een flink kortingspercentage, omzetting en bevriezing van de pensioenaanspraken. Er is in dit kader sprake van een grote belastingvereenvoudiging met ook aanzienlijke budgettaire belastingopbrengsten voor de Nederlandse staat. En het komt tegemoet aan het fenomeen dat het PEB in de loop der tijd steeds meer is verworden tot een instrument ter verlaging van de effectieve vennootschapsbelastingdruk, dan dat er daadwerkelijk nog sprake was van een pensioenregeling. Na de lange voorbereidingsperiode is er toch weer de nodige tijdsdruk ontstaan. Zo moeten duizenden dga’s vóór 1 april 2017 een beslissing nemen of men kiest voor afkoop, omzetting of bevriezing van de opgebouwde pensioenrechten. En de onzekerheid omtrent de vormgeving en omvang van de financiële vergoeding ten behoeve van de partner, die gecompenseerd moet worden voor het verlies aan pensioenrechten, blijft de gemoederen nog steeds bezig houden. En dan als klap op de vuurpijl de brief van de staatssecretaris van Financiën aan de Eerste Kamer van 20 december 20164 om de stemming over het wetsvoorstel tot nader order uit te stellen. Achtergrond van de brief is een mogelijk budgettair probleem doordat de indexatielasten bij omzetting van een PEB in een oudedagsverplichting, in één keer ten laste van het resultaat zouden kunnen worden gebracht. Het wetsvoorstel zal dus pas in de loop van 2017 in werking treden. Dit uitstel geeft de fiscale en pensioenpraktijk wat meer respijt, maar de staatssecretaris zal ook op dit dossier niet met vreugde terugkijken.
Europese en internationale ontwikkelingen
Op 5 oktober 2015, alweer ruim een jaar geleden, publiceerde de OESO haar ‘Final ‘BEPS Package’ (‘BEPS-pakket’) op haar website.5 Parallel aan deze internationale ontwikkelingen is binnen de EU in 2016 een omvangrijk harmonisatieproces op gang gekomen. Grote en belangrijke ontwikkelingen hebben in dit verband plaatsgevonden op Europees niveau, die voor een belangrijk deel in het teken staan van bestrijding van misbruik.6 Het betreft door BEPS geïnspireerde maatregelen, onder meer op het gebied van ‘country-by-country-reporting’7, ‘hybrid mismatches’, ‘CFC-wetgeving’, en beperking renteaftrek8. De laatste EU-ontwikkeling van 2016 van de Europese Commissie betreft de publicatie van het ‘Corporate Tax Reform Package’ op 25 oktober 2016.9 Dit pakket bevat richtlijnvoorstellen voor de aanpak van mismatches in derdelandsituaties,10 verbetering van geschilbeslechtingsprocedures en een complete EU-vennootschapsbelasting voor multinationals met een jaaromzet vanaf € 750 miljoen in twee stappen: de ‘Common Corporate Tax Base’ (CCTB) en de ‘Common Consolidated Corporate Tax Base’ (CCCTB).11 Ten aanzien van het laatste initiatief is het nodige pessimisme op z’n plaats. De eerdere versie van de concept-richtlijn werd door de Europese Commissie in 2011 naar buiten gebracht. Inmiddels zijn we meer dan vijf jaar verder, en het politieke klimaat ten faveure van de Europese Unie is alleen maar kouder geworden. En hoe je het ook wendt of keert, voor politici blijft toch het probleem bestaan dat men nu de vennootschapsbelastingopbrengsten en multinationals gevestigd in de eigen lidstaat in kaart heeft, terwijl onder het nieuwe systeem moet worden afgewacht hoe de formula apportionment-methode uitwerkt. Het is duidelijk dat in dit nieuwe systeem, qua vennootschapsbelastingopbrengsten, sommige lidstaten er op vooruit gaan en anderen er op achteruit. Derhalve mag worden aangenomen dat ondanks de goede bedoelingen van de Europese Commissie, de scepsis bij de lidstaten zal blijven.
Op 24 november 2016 heeft de OESO de tekst gepubliceerd van de ‘Multilateral Convention to Implement Tax Treaty Related Measures to Prevent Base Erosion and Profit Shifting’.12 Ook is een toelichtend document verschenen, de ‘Explanatory Statement’. Met het multilateraal instrument (MLI) wordt beoogd de verdragsgerelateerde aspecten van het BEPS-project op efficiënte en flexibele wijze in zoveel mogelijk belastingverdragen ineens te implementeren. Het gaat hier om implementatie van verdragsmaatregelen tegen hybride mismatches (Actiepunt 2), verdragsmisbruik (Actiepunt 6), kunstmatige ontwijking van de aanwezigheid van een vaste inrichting (Actiepunt 7) en maatregelen ter verbetering van geschilbeslechtingprocedures (Actiepunt 14). Het MLI laat landen veel bewegingsruimte bij het vormen van hun fiscaal verdragsbeleid. Het MLI wordt per 31 december 2016 opengesteld voor ondertekening. Voor inwerkingtreding is ratificatie van minstens vijf landen nodig. Met dit instrument wordt een belangrijke stap in het BEPS-project gezet.