Voor rente op achterstallen ter zake van bij invoer verschuldigde btw bestaat een wettelijke grondslag

Voor rente op achterstallen ter zake van bij invoer verschuldigde btw bestaat een wettelijke grondslag

Gegevens

Nummer
2024/1496
Publicatiedatum
13 september 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1177
Rubriek
Douane
Relevante informatie

De inspecteur heeft van belanghebbende, een direct vertegenwoordiger van een in Nederland gevestigde importeur, invoerrechten en omzetbelasting nagevorderd. Volgens de inspecteur is belanghebbende over zowel de invoerrechten als de omzetbelasting rente op achterstallen verschuldigd vanaf de dag waarop de douaneschulden zijn ontstaan tot de dag waarop deze schulden aan belanghebbende zijn meegedeeld. De rente op achterstallen over de nagevorderde omzetbelasting is in geschil. Rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2023:4900, NTFR 2023/1091) heeft daarover de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld:

‘1) Biedt artikel 22, eerste lid, van de Wet OB een rechtsgrond voor het in rekening brengen van rente op achterstallen in de zin van artikel 114, tweede lid, van het DWU over btw bij invoer die verschuldigd is op grond van artikel 18 van de Wet OB en wordt geheven bij wijze van uitnodiging tot betaling?

2) Is het voor de beantwoording van de eerste vraag relevant of de belastingplichtige dan wel de (andere) ondernemer voor wie de goederen zijn bestemd, op grond van artikel 15, eerste lid, onder c, van de Wet OB, recht heeft op aftrek van deze omzetbelasting?’

De Hoge Raad heeft daarop als volgt geantwoord:

Prejudiciële vraag 1

‘Artikel 22, lid 1, van de Wet OB in samenhang gelezen met artikel 1:1, lid 1, van de Adw biedt de wettelijke grondslag om aan degene die op de voet van artikel 18 van de Wet OB omzetbelasting verschuldigd is geworden, rente op achterstallen zoals bedoeld in artikel 114, lid 2, van het DWU in rekening te brengen vanaf de dag waarop die omzetbelasting verschuldigd is geworden tot de dag waarop het verschuldigde bedrag is medegedeeld.’

Prejudiciële vraag 2

‘Voor het in rekening brengen van rente op achterstallen overeenkomstig artikel 114, lid 2, van het DWU ter zake van omzetbelasting die op de voet van artikel 18 van de Wet OB verschuldigd is geworden, maakt het niet uit of de ondernemer voor wie de goederen zijn bestemd, op grond van artikel 15, lid 1, aanhef en letter c, onder 1°, van de Wet OB recht heeft op aftrek van deze omzetbelasting.’