In het inmiddels bijna voorbije jaar heb ik in alle hoorcolleges die ik op de Universiteit van Amsterdam heb gegeven een fiscaal-ethisch vraagstuk bij mijn studenten neergelegd. Ze werden inderdaad ‘doodgegooid’ met fiscale ethiek, zoals Anna Gunn in haar onlangs verschenen Opinie, ‘Over de fiscaal-ethische generatiekloof en het “doodgooien” van studenten’, NTFR 2024/1849, stelt. Zij wil graag een discussie over fiscale ethiek op de universiteit. Dat is goed wat mij betreft, maar dan wil ik wel eerst weten wat ethiek is. Wie bepaalt wat ethisch handelen is? Wie ben ik, een niet in fiscale ethiek opgeleide docent, laat staan iemand die zich hierin deskundig mag noemen, om hier les in te geven? Mijn opdracht om ieder hoorcollege een fiscaal-ethisch vraagstuk te behandelen leverde mogelijk niet de boodschap op die men in gedachten had: het is ‘de overheid’ die fiscaal-onethisch handelt, terwijl het juist ‘de overheid’ zelf is die moet bepalen wat ethisch is en daartoe totaal niet in staat is. Of geldt er een nieuw beginsel dat luidt: verbeter de wereld, maar begin niet bij jezelf?
NTFR 2024/1965 - Wat is fiscale ethiek? Verbeter de wereld, maar begin niet bij jezelf?
NTFR 2024/1965 - Wat is fiscale ethiek? Verbeter de wereld, maar begin niet bij jezelf?
Ontduiken is strafbaar, ontwijken is mogelijk een fiscaal-ethisch vraagstuk
Mijn zoon wordt zestien; hij wil een scooter. Regelmatig vertelt hij me hoeveel vermogen zo’n scooter heeft, en zo nu en dan – naarmate de tijd vordert wordt hij minder openhartig – krijg ik van hem te horen hoe je zo’n scooter kunt opvoeren. Daarop spreek ik hem vermanend toe en wijs hem op de gevaren voor anderen, en voor hemzelf, waarbij ik aangeef dat het daarom verboden is, en dat de politie zijn scooter in beslag kan nemen. Maar met mijn vermaning heb ik het lastig. Toen ík zestien werd, deed ik hetzelfde …
Het fenomeen fiscale ethiek kun je – in twee opzichten – niet hiermee vergelijken. In de eerste plaats moet er onderscheid gemaakt worden tussen verbodsregels die overtreden worden en niet-verbodsregels; naast normen de ‘waarden’. Het is verboden om een scooter op te voeren en er vervolgens op te rijden. Doe je dit in het fiscale recht wel, dan wordt dat bestraft. In het fiscale recht is dat het verschil tussen ontduiken en ontwijken. Ontduiken mag niet, dat is strafbaar, maar ontwijken is niet strafbaar. De fiscaal-ethische discussie ziet dus enkel op het ontwijken, namelijk op iets dat de wetgever niet of niet goed strafbaar heeft gesteld. In de tweede plaats gaat de vergelijking mank omdat de ouder, ik dus, hetzelfde deed, in de wetenschap dat het gevaarlijk is voor andere weggebruikers, maar dat ik niet degene was die dit bepaald had. Er bestaan immers zoveel gevaarlijke handelingen, maar om het daarom te verbieden of het zonder een verbod maar beter niet meer te doen maakt het leven wel erg lastig als dat laatste ook verwijtbaar is in onze maatschappij.
De volgende vergelijking is daarom beter. Mijn zoon is vijftien en zijn middelbare school ligt op een aanzienlijke afstand van ons huis. Daarom wil hij een fatbike. Daarop spreek ik hem vermanend toe en wijs hem op de gevaren voor anderen, en voor hemzelf, waarbij ik aangeef dat minister Madlener daar iets aan wil of moet doen. Maar met mijn vermaning heb ik het lastig. Ik rij zelf op een VanMoof (een elektrische fiets), waarvoor dezelfde argumenten gelden. Maar elektrische fietsen ‘mogen’ van minister Madlener – ondanks de ernstige verwondingen die veel ouderen hierdoor oplopen – niet aangepakt worden. De vraag is nu welk onethisch gedrag ter discussie gesteld kan worden. Het berijden van een elektrische fiets is ongetwijfeld gevaarlijk voor de maatschappij, zoals zoveel wel ‘ethisch acceptabel’ gedrag – bijvoorbeeld het berijden van een fiets an sich – is. Brengt het feit dat een fatbike zoveel gevaarlijker is met zich mee dat het berijden van een fatbike zo onethisch is dat wij vanuit onszelf daarmee moeten stoppen omdat het ‘de bedoeling’ van de wetgever is om dit te verbieden, maar de wetgever niet weet hoe dat kan worden verboden? De vraag is dan wat er allemaal ‘ethisch gezien’ niet mag. Moet ik mij schuldig voelen omdat ik jaarlijks mijn hypotheekrente in aftrek breng, terwijl dat – zo begrijp ik van de directeur van De Nederlandsche Bank – als maatschappelijk onwenselijk, dus onethisch beschouwd moet worden?
Fiscaal-ethisch is veel lastiger dan ethisch
Ethische vraagstukken gaan over de ‘waarden’ van de ‘normen en waarden’. In een tijd waarin de ontkerkelijking de toen geldende normen en waarden van onze maatschappij losweekte, begon premier Jan Peter Balkenende dit punt aan het begin van dit millennium te agenderen. Het is de vraag of wij na twee decennia wat dit betreft veel wijzer zijn geworden. Het CDA is geminimaliseerd, de normen zijn gemaximaliseerd. De regeldruk, met daarbij de gestelde normen, is in omvang fors toegenomen. Maar wat zijn de waarden die daarbij horen? Wat zijn de nastrevenswaardige standen van zaken? Waarden zijn doorgaans ook nog eens afhankelijk van het werelddeel waarin mensen leven, van het land, van de cultuur, van de familie, van de school, enzovoort. Het gaat om gedrag waarvan ‘we’ willen dat het zo hoort. Meningen over ethiek kunnen dus enorm van elkaar verschillen.
Fiscaal-ethische waarden zijn bijkans nog veel moeilijker vast te stellen dan algemeen ethische waarden. Fiscaliteit, het belastingrecht, draait in essentie om slechts één ding: het innen van belastingen. Met als doel het door de overheid uitgeven van de geïnde gelden voor het algemeen belang. De individuele burger wordt geld ontnomen om hiermee uitgaven te doen ten behoeve van de burgerij in haar algemeenheid. Omdat dit in wetgeving is neergelegd, is het – in beginsel – geen diefstal. In alle jaren dat ik werkzaam ben geweest in de fiscaliteit heb ik geen andere fundamentele ethische beginselen van belastingheffing kunnen ontdekken. Dit mogelijke gebrek aan fiscaal-ethische waarden verklaart mogelijk ook de toename van het aantal ‘autonomen’, mensen die teleurgesteld in het handelen van de overheid de ratio achter de belastingheffing ter discussie stellen.
Fiscale ethiek ontstaat pas bij gedeelde fiscale waarden
Is het voor het bestaan van fiscale ethiek dan niet vereist dat er ook in onze maatschappij fiscaal gedeelde waarden bestaan? Zijn fiscaal gedeelde waarden dan niet een sine qua non voor fiscale ethiek? Ik meen van wel. En hier wringt naar mijn mening de schoen wat betreft onze huidige Nederlandse maatschappelijke belastingrechtopvattingen.
In ons huidige belastingstelsel zijn belastingbeginselen, die altijd al moeilijk genoeg zijn om te bedenken, ver te zoeken en soms zelfs in het geheel niet meer te bedenken. Door de regeldrang, de controledrang, het mogelijk onterechte geloof in een maakbare samenleving, dat zich heeft vertaald in een jaarlijks onnodig circus van Belastingplannen en Overige Fiscale Maatregelen, zijn we zo ver verwijderd geraakt van een belastingstelsel waarin een visie teruggevonden kan worden, dat belastingbeginselen verloren zijn gegaan. Onze democratische samenleving zorgt voor een scoringsdrift van onze volksvertegenwoordigers, die zich in hun onwetendheid laten ondersteunen door de ‘beleidsbepalers’ van het zich aan het werk vastklampende overheidsapparaat. Het jaarlijkse circus laat duidelijk zien hoe politici zich laten informeren over de knopjes waaraan zij kunnen draaien, zonder dat iemand ze kan vertellen wat de effecten daarvan werkelijk zullen zijn.
Vergelijkbaar met mijn zoon, op zijn elektrische fiets met een navigatiesysteem vol bugs, die geen idee heeft hoe we op de plaats van bestemming moeten aankomen omdat hij ook nog eens verzuimd heeft om de accu op te laden. De accu, de Belastingdienst, die in de loop der jaren voor een groot deel is wegbezuinigd en bovendien is vergrijsd. De bugs, de knopjes waarvan wij geen idee hebben wat er gebeurt als die hersteld worden omdat een andere bug het eindresultaat onvoorspelbaar maakt. De bestemming waarvan menigeen niet meer weet wat die is zonder navigatiesysteem. Laat staan dat iemand nog weet hoe een navigatiesysteem gebouwd is en feitelijk werkt.
We hebben de toch al moeilijk vast te stellen beginselen in de loop van de decennia verkwanseld aan de politieke waan van de dag. Het gaat niet meer om de rechte weg, het gaat enkel om de inkomsten.
Mijn colleges en fiscale ethiek
Ongetwijfeld ben ik niet deskundig en geleerd genoeg om de fiscale ethiek te doorgronden; ik ben maar een simpele btw’er. In de veertien weken die ik met mijn studenten doorbracht om hen er enigszins van op de hoogte te stellen hoe de btw-regelgeving in elkaar zit en door de jurisprudentie nader wordt ingevuld, heb ik hun ook telkens een fiscaal-ethisch vraagstuk voorgelegd waarbij ik mij steeds liet inspireren door de jurisprudentie. Het was dan ook geen openbaring voor mij, die altijd kritisch tegenover dit onderwerp stond. Ik heb mij laten leiden door datgene wat een van mijn oude leermeesters, prof. Denie van de Universiteit van Maastricht, ons duidde als ‘fiscale viespeukerij’. Fiscale viespeukerij die in de jaren tachtig begon met het breed toepassen van de ‘ijsland-routes’ en ‘stadhuisconstructies’. Constructies waar nog steeds naar gevraagd wordt. Een gemeente kon de btw op de bouw van een nieuw stadhuis niet in aftrek brengen. Het stadhuisgebouw werd immers gebruikt voor overheidsactiviteiten die niet onderworpen waren aan btw-heffing. De oplossing: de gemeente richtte een stichting op, gaf de stichting een achtergestelde lening, en liet de stichting een stadhuis bouwen om het stadhuis vervolgens van de stichting (met btw) te huren. De stichting had btw-aftrek, en de btw werd slechts over de huur verschuldigd en dus ook over een lange termijn uitgesmeerd. Niet lang daarna volgden de erfpachtconstructies met woningcorporaties. Woningcorporaties verhuren woningen vrijgesteld van btw, en zijn daarom niet aftrekgerechtigd. Pas gebouwde woningen werden door middel van een tienjarig erfpachtrecht ter beschikking gesteld aan een stichting, hetgeen een btw-belaste levering tot gevolg had en dus aftrekrecht. Aftrek bij de woningcorporatie van veel, geen aftrek van weinig bij de stichting. Daarna volgden weer lage-prijsstructuren. Ik zal al deze constructies niet allemaal gaan uitleggen. De constructies zijn bestreden met wetswijzigingen, met werkelijk-gebruik-ficties, met 90%-normen, met huurficties, en uiteindelijk bood het HvJ ons nog het meest doeltreffende wapen: misbruik van recht.
Maar wie maakten hier misbruik van? Natuurlijk, het beginsel van misbruik van recht werd geïntroduceerd bij een Engelse bank (Halifax), maar de constructies die wij in Nederland meemaakten, betroffen gemeenten, scholen, ziekenhuizen, woningcoöperaties, rioolwaterzuiveringsinstallaties, sportverenigingen, kerken, kloosters, en naar verluidt zelfs ministeries. Wie maakten dus voornamelijk gebruik van btw-constructies? De overheid, semi-overheidsinstellingen en zwaar van overheidssubsidies afhankelijke organisaties die onder zogenoemde ‘algemeen belang’-vrijstellingen vallen!
Ongetwijfeld zult u als lezer nu denken dat die instanties dit alleen konden bedenken door de fiscaal-onethische belastingadviseurs. Welnu, in de bijna veertig jaar dat ik nu actief ben in de btw, is het aantal keer dat ik hierbij betrokken ben geweest op één hand te tellen (en dan ook nog in het verre verleden), waarbij het ook nog eens voorkwam dat ik vond dat ik tegen de beleidsmedewerker van de wethouder moest zeggen: wilt u dit echt toepassen terwijl u zelf als wethouder ook belastinginner bent?
Welke spiegel houdt een overheid haar burgers voor als zij zelf niet in die spiegel kijkt? Waar was het ethische besef waar iedereen het nu over heeft zonder dat men precies kan aangeven wat dan ethisch handelen is?
Ik voelde mij enigszins aangesproken door de Opinie van Anna Gunn. Ben ik dan degene geweest die de studenten ‘doodgooide’ met fiscale ethiek? Ik moet toegeven dat zowel mijn studenten als ik tot de merkwaardige conclusie kwamen dat het juist de overheid is geweest, die toch het goede voorbeeld moet geven, die btw-constructies uit de kast heeft getrokken, en dat het juist de overheid zelf is die met veel te veel ingrepen het onmogelijk heeft gemaakt om fiscale beginselen en dus fiscale waarden, die aan ethiek ten grondslag moeten liggen, traceerbaar te maken.
Ik meen juist dat er werk aan de winkel is voor de overheid. Zolang de overheid niet het goede voorbeeld geeft, en het goede voornemen in de praktijk elke keer weer wordt ingehaald door nieuwe schandalen, is het de grote vraag op wiens bordje het fiscaal-ethische vraagstuk thuishoort. Wat mij betreft niet op het bordje van de belastingadviseur. Zijn (dag)taak is het, maar dat zal menig niet-belastingadviseur niet geloven, om het belastingrecht uit te leggen aan zijn cliënten. Er zijn bijna geen belastingadviseurs die zich met ontwijken bezighouden. Het belastingrecht is gewoon te ingewikkeld gemaakt, door … de overheid.