Aflevering 7-8

Gepubliceerd op 1 augustus 2005

MBB 2005, afl. 7-8 - De Nationale ombudsman over het belastingjaar 2004

Aflevering 7-8, gepubliceerd op 01-08-2005 geschreven door Mr. dr. J.A. Smit
Op 23 maart 2005 heeft de Nationale ombudsman zijn jaarverslag over 2004 aangeboden aan de voorzitter van de Tweede Kamer. In dit jaarverslag signaleert de ombudsman een groot aantal problemen en ontwikkelingen die voor de praktijkfiscalist van belang zijn. Aan de hand van een selectie van rapporten wordt hieronder ingegaan op het belang van deze rapporten voor fiscale belanghebbenden.

MBB 2005, afl. 7-8 - De fiscale aspecten van het Amerikaanse aandelenspaarplan; theoretische onduidelijkheid en praktische onuitvoerbaarheid

Aflevering 7-8, gepubliceerd op 01-08-2005 geschreven door Mr. J.M. van Damme
Ten aanzien van de Nederlandse fiscale aspecten van het typische Amerikaanse aandelenspaarplan (‘Employee Share Purchase Plan’), toont auteur na een analyse van uitspraken van Hof Amsterdam in 1992 en 1998, het arrest van de Hoge Raad van 30 juni 1999, en de verwijzingsuitspraak van Hof Den Haag van 13 februari 2001, aan dat theoretische onduidelijkheid bestaat ten aanzien van onder meer de vaststelling van het fiscale genietingsmoment en de omvang van het belastbare voordeel. Auteur geeft beargumenteerd zijn visie op de fiscale aspecten van het aandelensparen en stelt vast dat het in de praktijk nagenoeg onmogelijk is om ‘rechtens juist’ te handelen. De oproep van auteur aan de staatssecretaris voor het op enigerlei wijze verschaffen van de zeer gewenste fiscale duidelijkheid is niet enkel relevant voor de inkomsten- en loonbelasting, maar ook voor de vennootschapsbelasting.

MBB 2005, afl. 7-8 - Financiering van derdentransacties in concernverband

Aflevering 7-8, gepubliceerd op 01-08-2005 geschreven door Drs. P.H.M. Flipsen
Op 17 december 2004 heeft de Hoge Raad een arrest gewezenHR 17 december 2004, nr. 39.080, NTFR 2004/863, V-N 2005/2.16. dat voor de concernfinancieringsproblematiek van groot belang is. In deze procedure stond centraal de vraag of bij verkrijging van aandelen van derden door een Nederlandse (holding)vennootschap welke tot een (internationaal) concern behoort er invloed uitgaat van het beschikbaar hebben dan wel aantrekken door het concern van eigen vermogen en de wijze waarop de Nederlandse (holding)vennootschap deze acquisitie financiert. Beantwoording van deze vraag raakt ook de rechtstreeks in de literatuur opgekomen discussie of er naast de anti-base erosion-bepalingen van art. 10a Wet VPB 1969 er nog ruimte is voor de toepassing van het leerstuk van fraus legis. In de onderhavige beschouwing wordt dit arrest nader geanalyseerd. Deze analyse zal worden voorafgegaan door de samenvatting van de feiten en de uitspraak van het hof. Ten slotte zal worden stilgestaan bij de mogelijke gevolgen van dit arrest mede in het licht van de op 29 april jl. verschenen Nota ‘Werken aan winst’ van het Ministerie van Financiën.

MBB 2005, afl. 7-8 - Wie stelt, bewijst. Een adagium voor de Wet VPB 2007? (Bewijsvermoedens in de Wet op de vennootschapsbelasting)

Aflevering 7-8, gepubliceerd op 01-08-2005 geschreven door Dr. E. van den Brande-Boomsluiter
In de Wet VPB 1969 zijn in de loop der jaren vele bewijsvermoedens opgenomen. Nagegaan wordt waarom deze wettelijke afwijkingen van de redelijke bewijslastverdeling in de wet zijn opgenomen en welke tegenbewijsmogelijkheden belastingplichtigen hebben. Tot slot wordt nog ingegaan op de al of niet verenigbaarheid van deze bewijsvermoedens met het EG-recht.