Aflevering 10

Bij het waarderen van onroerende zaken in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) worden de bedrijfswaarde en benuttingswaarde dikwijls aangeduid als bijzondere verschijningsvormen van de gecorrigeerde vervangingswaarde. Dit impliceert dat er ook zoiets als een ‘gewone’ gecorrigeerde vervangingswaarde zou bestaan. Deze opvatting wordt in de praktijk voornamelijk door gemeenten onderschreven. In deze bijdrage staat de vraag centraal of de ‘gewone’ gecorrigeerde vervangingswaarde wel bestaat.In deze bijdrage wordt eerst besproken waarom de wetgever destijds naast de waarde in het economische verkeer de gecorrigeerde vervangingswaarde als waarderingsvoorschrift heeft opgenomen. Daarna wordt aandacht besteed aan de systematiek van de gecorrigeerde vervangingswaarde, vervolgens komt de jurisprudentie omtrent de bedrijfswaarde en de benuttingswaarde aan de orde, waarna wordt afgesloten met een conclusie.

In deze bijdrage worden de verschillende aspecten belicht die zijn verbonden aan het waarderingsvoorschrift van art. 15ab, lid 6, Wet VPB 1969 voor onderlinge vorderingen en schulden. Tevens wordt ingegaan op de anticumulatieregeling van art. 15ab, lid 7, Wet VPB 1969.

In het Belastingplan 2010 wordt voorzien in het afschaffen van het urencriterium voor zover het de MKB-winstvrijstelling betreft en in het gerichter sturen van de zelfstandigenaftrek. In deze bijdrage wordt ingegaan op het urencriterium, de zelfstandigenaftrek en de fiscale oudedagsreserve en de ontwikkeling m.b.t. het ondernemersbegrip. Tevens wordt aandacht geschonken aan de Europeesrechtelijke aspecten en worden de kabinetsvoorstellen aan een kritische beschouwing onderworpen.

Op 2 september jl. is de tweede nota van wijziging verschenen bij het initiatiefwetsvoorstel van de Kamerleden Dezentjé Hamming-Bluemink en Tang, houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten ten behoeve van de rechtsbescherming met betrekking tot de administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus.Kamerstukken II, 2008-2009, 30 645, nr. 14. De inhoud van deze tweede nota van wijziging is verrassend te noemen, niet alleen omdat een geheel nieuw voorstel wordt gedaan om de rechtsbescherming tegen controleverzoeken van de fiscus gestalte te geven, maar ook omdat uit de toelichting op deze nota lijkt te volgen dat over de tekst van dit voorstel vooraf overeenstemming is bereikt met het Ministerie van Financiën. Daarmee lijkt een spoedige invoering van dit voorstel en daarmee van een vorm van rechtsbescherming tegen controleverzoeken van de fiscus opeens een realistisch scenario te worden. Alle reden derhalve om eens wat dieper op het thans voorliggende voorstel van Dezentjé Hamming-Bluemink en Tang in te gaan.Zie ook: V-N 2009/42.5 en NTFR 2009/1937 met commentaar van Thomas.