Aflevering 12

In april 2001 schreef ik een artikel over het voorontwerp voor het invorderingsgedeelte van de Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht met als subtitel ‘van maatpak naar confectiepak’.J.J. Vetter, ‘De regeling voor bestuursrechtelijke geldschulden in het voorontwerp voor de Vierde Tranche Algemene wet bestuursrecht, van maatpak naar confectiepak’, FED 2001/215, p. 809 e.v. De vraag die ik mij onlangs gesteld heb, is de vraag of mijn voorspelling uit 2001 is uitgekomen.Het uitgangspunt van dit artikel is simpel. Wat heeft de per 1 juli jl. ingevoerde Vierde tranche Awb de invordering van belastingen gebracht? Hoe nuttig is de inspanning van het wetgevend proces geweest? Zijn er in het belastingrecht relevante wijzigingen en wat zijn die wijzigingen?

In deze bijdrage over de Vierde tranche Awb komen onderwerpen aan de orde als het zwijgrecht/verhoor, de strafuitsluitingsgronden en de inzage in het dossier.

Per 1 juli 2009 is de Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking getreden.Wetsvoorstel 29 702, wet van 25 juni 2009, Stb. 2009, 264 en 266, (V-N 2009/32.9). Met de Grondwetsherziening van 1983 is in art. 107, lid 2, Grondwet geregeld dat de wetgever algemene regels van bestuursrecht dient vast te stellen.

De aan het strafrecht ontleende leerstukken van medeplegen en feitelijk leidinggeven zijn via de Vierde tranche Awb opgenomen in het (fiscale) bestuursrecht. Aandacht wordt besteed aan de begrippen daderschap en deelneming. Vervolgens wordt ingegaan op de aansprakelijkheid van rechtspersonen en functioneel daderschap. Tot slot wordt besproken de aansprakelijkheid van feitelijk leidinggevers en opdrachtgevers.

Een van de belangrijke thema’s van de Vierde tranche Awb is de harmonisatie van de procedurele regels inzake het boeterecht. In deze bijdrage wordt dit thema behandeld en staan centraal de una-viaregelingen. Verder wordt aandacht besteed aan de ‘Nota keuze sanctiestelsel’.