Aflevering 6

In deze bijdrage wordt ingegaan op de nieuwe vormgeving van de bedrijfsopvolgingsregeling en de regeling voor afgezonderd particulier vermogen in het voorstel van wet tot wijziging van de Successiewet 1956 en daarmee samenhangend onder andere de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: het voorstel van wet).Voorstel van wet tot wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet Inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956), Kamerstukken II, 2008-2009, 31 930, nr. 2. Voor de bedrijfsopvolgingsregeling wordt tevens op hoofdlijnen ingegaan op de doorschuifregeling voor de inkomstenbelasting zoals besproken in de notitie ‘Fiscale positie directeur-grootaandeelhouder’Notitie Fiscale positie directeur grootaandeelhouder, 29 april 2009, nr. DB2009/210U, NTFR 2009/1055, V-N 2009/24.6. (hierna: de notitie dga).

In deze bijdrage wordt op een aantal aspecten van de voorgestelde wetgeving voor het heffen van schenk- en erfbelasting ingegaan. In paragraaf 1 wordt het nieuwe begrip partner besproken. Het tarief komt in paragraaf 2 aan de orde en in paragraaf 3 worden de vrijstellingen besproken. Paragraaf 4 handelt over de pensioenimputatie. De nieuwe waarderingsregels voor vruchtgebruik en onroerende zaken die als woning worden gebruikt zijn in paragraaf 5 onderwerp van bespreking. In paragraaf 6 wordt de aanpassing en versoepeling van enige fictiebepalingen onder de loep genomen. Deze bijdrage wordt in paragraaf 7 met enige conclusies afgesloten

De Successiewet 1956 is op dit moment de oudste fiscale heffingswet in ons belastingstelsel. Ook al heeft deze wet in de afgelopen ruim vijftig jaar wel enige wijzigingen ondergaan, van een fundamentele herziening is nooit sprake geweest. Gezien de veranderde maatschappelijke verhoudingen zou daar mogelijk wel reden voor zijn. Toch blijft het uiteindelijk bij een beperkte herziening van de Successiewet, ook al suggereert de veranderde terminologie, erfbelasting en schenkbelasting, iets geheel nieuws. Daarvan is zeker geen sprake. De vraag is of deze modernisering voldoende is om deze heffingen in ons belastingstelsel van de komende jaren te kunnen handhaven. Of wordt met de afschaffing van het recht van overgang een eerste stap gezet op de geleidelijke afschaffing van deze wet? In deze bijdrage zal voornamelijk worden ingegaan op enige algemene aspecten m.b.t. deze heffingen in ons belastingstelsel.