Aflevering 1

Het thans geldende belastingverdrag Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen en ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen. en naar vermogenswinsten d.d. 7 november 1980, gewijzigd bij Protocollen van 12 juli 1983 en 24 augustus 1989. met het Verenigd Koninkrijk (‘VK’) van 7 november 1980 trad in werking in 1981. Door middel van twee protocollen, van 1983 en 1989, is het verdrag uitgebreid met een bepaling voor werkzaamheden buitengaats. Op 26 september 2008 werd in Londen een nieuw belastingverdrag tussen Nederland en het VK getekend, met bijbehorend protocol, dat het thans geldende verdrag zal vervangen. Deze bijdrage bevat commentaar op de belangrijkste technische aspecten van dit verdrag. Wegens de omvang van deze bijdrage is besloten deze in twee delen te splitsen. Deel I (par. 2 t/m 9) verscheen in MBB van december 2010, deze bijdrage omvat deel II (par. 10 t/m 22). Voor de paragraafindeling wordt verwezen naar het eerste deel. Sinds de aanlevering van de kopij voor deel I is het goedkeuringswetsvoorstel inmiddels op 14 december 2010 aanvaard door de Eerste Kamer, zodat aangenomen mag worden dat het verdrag voor Nederland per 1 januari 2011 in werking zal treden. Tenzij anders vermeld hebben referenties naar een bepaald artikel of ‘het Verdrag’ betrekking op het verdrag van 26 september 2008. Het verdrag uit 1980 wordt aangeduid als ‘Verdrag 1980’. Voor overige inleidende opmerkingen wordt verwezen naar deel I van deze bijdrage.

In het januarinummer van 2006 ben ik ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van MBB uitgebreid ingegaan op de historie van MBB. Sinds 2006 zijn er weer de nodige veranderingen. In mijn voorwoord van het januarinummer van 2009 van MBB heb ik melding gedaan van nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot ranking van tijdschriften in wetenschappelijk en niet-wetenschappelijk. Door de Commissie Kwalificatie Juridische Tijdschriften (de zgn. Commissie-Du Perron), ingesteld door het Disciplineoverleg Rechtsgeleerdheid (DRG) van de VSNU, waren daarvoor drie eisen gesteld waaraan een tijdschrift minimaal zou moeten voldoen om als wetenschappelijk tijdschrift erkend te worden. Een eindrapport van deze commissie is echter tot op heden niet verschenen. Toen dan ook in 2009 het landelijke visitatieonderzoek van de Faculteiten Rechtsgeleerdheid moest gaan plaatsvinden was er nog steeds geen officieel standpunt m.b.t. peer review en welke juridische tijdschriften als refereed tijdschrift konden worden gekwalificeerd. Er is toen een zeer merkwaardig besluit genomen. In overleg met de Visitatiecommissie onderzoek is door het DRG een lijst van zgn. refereed tijdschriften samengesteld, terwijl de meeste van deze tijdschriften helemaal geen refereesysteem hadden. Het falen van het DRG en de Commissie-Du Perron hebben ertoe geleid dat degenen die de visitatierapporten moesten schrijven, genoodzaakt werden een lijst met refereed tijdschriften te volgen, die deze kwalificatie niet verdienden. Het DRG heeft de juridische onderzoekswereld hiermee een slechte dienst bewezen en op deze wijze blijven we achterlopen bij het onderzoek in bijvoorbeeld de economische en medische wereld.

In deze bijdrage wordt ingegaan op een aantal maatregelen en dossiers die van belang zijn voor ondernemers. Aan de orde komen bepaalde onderwerpen uit het rapport van de Commissie-Van Weeghel en het rapport van de heroverwegingswerkgroep Uitvoering belasting- en premieheffing. Verder wordt ingegaan op onderwerpen als administratieve lasten, evaluatie fiscaal beleid, ondernemerschap en de ontwikkelingen in het ondernemingsrecht.

Nadat in een eerdere bijdrage Zie MBB 2010, nr. 12. de artikelen van het TIEA-Modelverdrag (hierna ‘TIEA’) zijn besproken, wordt in deze bijdrage ingegaan op enkele grotere onderwerpen die met de uitwisseling van informatie van doen hebben. Hierbij zal de aandacht met name uitgaan naar het proces van het verkrijgen van de informatie (hoofdstuk 1). Aan de orde daarbij komen de middelen ten behoeve van onderzoek en opsporing (par. 1.1), de reikwijdte van het verdrag (par. 1.2), het begrip fishing expedition wordt nader verklaard (par. 1.3), vereisten aan het informatieverzoek (par. 1.4), belastingcontrole op verzoek van het buitenland (par. 1.5) en rechtsbescherming bij het verzamelen van gegevens (par. 1.6). In hoofdstuk 2 wordt gekeken naar het verstrekken van informatie, de kennisgeving (par. 2.1), rechtsbescherming bij het verstrekken van gegevens (par. 2.2), rechtsbescherming volgens Richtlijn 2004/56/EG (par. 2.3), rechtspositie volgens Privacyrichtlijn 95/46/EG (par. 2.4) en vereisten aan de uit te wisselen informatie (par. 2.5), Het opstel wordt afgesloten met een conclusie (hoofdstuk 3). Veel aandacht wordt besteed aan de waarborgen en aan de rechtsbescherming die aan belanghebbende wordt gegeven, omdat het erop lijkt dat bij de TIEA’s de rechtsbescherming ondergeschikt is gemaakt aan de effectiviteit van de inlichtingenuitwisseling. Onvermijdelijk is dat de bepalingen in de WIBB tegen het licht worden gehouden.