Aflevering 4

In deze bijdrage wordt stilgestaan bij enkele civiel- en fiscaalrechtelijke aspecten van de Europese Stichting, zoals voorgesteld door de Europese Commissie op 8 februari 2012. In onderdeel 2 staan wij eerst stil bij de redenen achter de introductie van de Europese Stichting. Vervolgens gaan wij in onderdeel 3 in op de algemene vereisten voor de FE en besteden wij enige aandacht aan het begrip algemeen belang. Wij behandelen de civielrechtelijke oprichtingsvarianten in onderdeel 4, om in onderdeel 5 enkele organisatorische aspecten van de FE de revue te laten passeren. Onderdeel 6 gaat over de statutaire regels en de regels betreffende zetelverplaatsing van de FE. Onderdeel 7 zoomt in op de rol van werknemers en vrijwilligers binnen de FE. Regelgeving betreffende de ontbinding van de FE komt aan de orde in onderdeel 8. In onderdeel 9 wijden wij enkele woorden aan het toezicht op de FE en in onderdeel 10 schetsen wij de bredere jurisprudentiële achtergrond waartegen de FE-Verordening zich heeft ontwikkeld. In deze paragraaf staan wij tevens stil bij enkele fiscale aspecten die kleven aan het FE-regime. Incidenteel zullen wij ook een vergelijking maken tussen de FE en een naar Nederlands recht als anbi (algemeen nut beogende instelling) kwalificerende instelling. Wij sluiten in onderdeel 11 af met een samenvatting en een conclusie.

In september 2008 verscheen er een bijdrage van mijn hand waarin de stand van zaken per juli 2008 met betrekking tot de 30%-regeling voor ingekomen werknemers aan de orde kwam. Inmiddels is deze regeling op vele punten substantieel gewijzigd. Tijd derhalve voor een artikel waarin de huidige stand van zaken aan de orde komt. In dit (overzichts)artikel zal ik nader ingaan op de wijzigingen die per 1 januari 2012 in werking zijn getreden. De overgangsregelingen komen aan bod alsmede de wijzigingen per 1 januari 2013. Eerst zal ik starten met een beschrijving van de huidige kenmerken van de regeling.

Onlangs, tijdens de behandeling in de Eerste Kamer van het Belastingplan 2013, zegde staatssecretaris Weekers toe nog voor het zomerreces de Tweede Kamer een brief te sturen over een winstbox. Een nieuwe loot aan de stam van de al jarenlange roep naar een aparte winstbox. Sinds 1 januari 2010 kennen we middels de regeling voor Afgezonderd Particulier Vermogen (APV-regeling) echter al een soort ‘hybride’ winstbox in de inkomstenbelasting. Wordt het inkomen/vermogen van het APV in het buitenland voldoende belast, dan is volgens het zevende lid van art. 2.14a Wet IB 2001 hier geen Nederlandse inkomstenbelasting meer over verschuldigd. Dit artikel schetst de contouren van de APV-regeling en gaat daarbij nader in op het eerder genoemde zevende lid van art. 2.14a Wet IB 2001.

De voorwaarden voor het vormen van een herinvesteringsreserve (HIR) zijn de afgelopen tijd wederom onderwerp van discussie geweest. Zo heeft de Hoge Raad een aantal opvallende arresten gewezen. Deze gingen over de vrijval van een HIR bij het verbreken van de fiscale eenheid, de afboeking van de HIR ten laste van het afschrijvingsdeel en de dotatie van een kostenegalisatiereserve (KER) aan een HIR. Daarnaast is per 1 januari 2013 een gewijzigd art. 12a Wet VPB 1969 in werking getreden. Genoeg reden om in dit artikel de recente ontwikkelingen op het gebied van de HIR te bespreken. Allereerst wordt ingegaan op het gewijzigde art. 12a Wet VPB 1969. Daarna zal een aantal recente arresten van de Hoge Raad worden belicht, gevolgd door een conclusie.