Aflevering 5

Op 21 maart jl. presenteerde de Europese Commissie haar voorstel voor een Digital Services Tax (‘DST’). De DST is bedoeld als tijdelijke oplossing voor de belastingheffing van de digitale economie. In dit artikel beschrijft de auteur de achtergrond en redenen voor deze heffing en zoomt zij uitgebreid in op alle onderdelen van dit voorstel.

In deze bijdrage besteedt de auteur aandacht aan de btw-aspecten die in de faillissementspraktijk de meeste aandacht trekken. Te beginnen bij de positie van de curator ten opzichte van de btw en de fiscale continuïteit als het gaat om de aangifteplicht voor de btw tijdens faillissement. Daarna gaat de auteur in op de btw-aspecten van de verkoop van activa tijdens faillissement, waarbij de positie van de pand- en hypotheekhouders die zich onder omstandigheden op de btw kunnen verhalen aan de orde komt.

In het artikel gaat auteur in op het arrest Iberdrola van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: ‘HvJ’). In het arrest Iberdrola is door het HvJ een ‘noodzakelijkheidscriterium’ geïntroduceerd om te toetsen of een btw-ondernemer recht heeft op aftrek van btw op gemaakte kosten.

De auteur geeft allereerst een kritische beschouwing van het arrest dat het Europese Hof van Justitie (hierna: ‘HvJ’) op 22 februari jl. wees in de zaak X BV (C-398/16). Hij betoogt o.a. dat Nederland X BV mogelijk had kunnen winnen op basis van KR Wannsee (C-157/07). Daarna gaat hij in op de mogelijke implicaties van X BV voor de unierechtelijke houdbaarheid van art. 10a Wet VPB 1969, aan de hand van het ‘volstrekt kunstmatige constructie’-leerstuk inzake renteaftrekbeperkingen, zoals het HvJ dat heeft ontwikkeld sinds het baanbrekende Thin Cap (C-524/04).

De onzakelijke lening is nog steeds volop in ontwikkeling. In 2014 verscheen in MBB de bijdrage ‘De onzakelijke lening anno 2014’. De auteurs van deze bijdrage gaan nu in twee nieuwe delen in op de ‘onzakelijke lening anno 2018’.