Aflevering 1

Gepubliceerd op 1 januari 2013

TFB 2013, afl. 1 - De regelingen van belastingrente en invorderingsrente per 1 januari 2013

Aflevering 1, gepubliceerd op 01-01-2013 geschreven door S.A. Verhage MSc
Met ingang van 1 januari 2013 is de regeling voor de heffingsrente vervangen door een nieuwe regeling, de belastingrenteregeling. Ook is de regeling voor het in rekening brengen en vergoeden van invorderingsrente aangepast. Redenen voor het kabinet om deze nieuwe regelingen in te voeren zijn het voorkomen van sparen bij de fiscus en het streven naar vereenvoudiging. In dit artikel wordt nader aandacht besteed aan deze nieuwe regelingen en hun onevenwichtigheden, het aangepaste overgangsrecht en de voorgestelde wijziging in het regeerakkoord 2013 ‘Bruggen Slaan’. Met voorbeelden worden de mogelijke gevolgen van de nieuwe regelingen cijfermatig in kaart gebracht. Tot slot wordt kort stil gestaan bij de vraag of de nieuwe renteregelingen in strijd zijn met het EU-recht. In dit artikel beperk ik me tot de nieuwe renteregelingen ten aanzien van inkomsten- en vennootschapsbelasting.

TFB 2013, afl. 1 - Het beleid ter zake de heffing over wederrechtelijk verkregen voordeel bij (dreigende) ontneming: het meten met twee maten

Aflevering 1, gepubliceerd op 01-01-2013 geschreven door Mr. B.J.G.L. Jaeger
Moraliteit speelt geen rol bij de heffing van belastingen, of, anders gezegd, bij de heffing van belastingen wordt niet gekeken naar de maatschappelijke aanvaardbaarheid van een bron van inkomen en van de daarmee samenhangende aftrekbare kosten.Kamerstukken II, 1996-1997, 25 019, nr. 6, p. 6 (afschaffing aftrekbaarheid geldboeten), zie ook P.J. Wattel, De belastingheffing van het wederrechtelijke, Kluwer, Deventer 1992. Het beginsel van fiscale neutraliteit. Art. 3.14, lid 1, onderdeel d, Wet IB 2001Met de invoering van art. 3.14, lid 1 en 4, Wet IB 2001 beoogde de wetgever geen inhoudelijke wijziging ten opzichte van de voorheen geldende bepaling van art. 8a Wet IB 1964 (Kamerstukken II, 1998-1999, 26 727, nr. 3, p. 103). Voor de interpretatie van het huidige aftrekverbod is de wetsgeschiedenis van laatstgenoemd artikel dus nog steeds van belang. maakt bewustKamerstukken II, 1996-1997, 25 019, nr. 3, p. 1: ‘Ik acht het evenwel van een algemeen maatschappelijk belang om criminele activiteiten tot het uiterste te bestrijden. In het spanningsveld tussen twee verschillende rechtsgebieden en de daar geldende beginselen van recht – enerzijds het fiscale recht met als belangrijkste beginsel de fiscale neutraliteit en anderzijds het strafrecht met als doel het handhaven van onze rechtsorde – zal dan soms het fiscale element moeten wijken.’ een inbreuk op deze fiscale neutraliteit door – kort gezegd – de kosten en lasten die samenhangen met misdrijven van aftrek uit te sluiten. In het vierde lidSinds 2004 het vierde lid, in de gedurende de jaren 2001 tot en met 2003 geldende wettekst het derde lid. wordt op deze uitsluiting een uitzondering gemaakt voor de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (verder: ontneming) en de vergoeding van door het misdrijf veroorzaakte schade.

TFB 2013, afl. 1 - Het ‘privilege against self-incrimination’ nader beschouwd

Aflevering 1, gepubliceerd op 01-01-2013 geschreven door Mr.drs. F.J.P.M. Haas en Mr. D.N.N. Jansen
In 2008 gingen wij in ons artikel ‘You have the right to remain silent; of toch niet?’TFB 2008/4, p. 6 e.v. in op het spanningsveld tussen enerzijds de fiscale informatieverplichtingen en anderzijds het nemo-teneturbeginsel: het beginsel dat als uitgangspunt heeft dat bij strafvervolging niemand mag worden gedwongen bewijs tegen zichzelf te leveren. Het EHRM heeft dit beginsel als positief recht van de betrokkene geformuleerd als het privilege against self-incrimination of the right to remain silent and not to incriminate oneself.

TFB 2013, afl. 1 - Kroniek Invorderingsrecht

Aflevering 1, gepubliceerd op 01-01-2013 geschreven door Mr. F.A. Piek
In deze Kroniek besteed ik aandacht aan enkele bestuurdersaansprakelijkheidsaspecten en met name aan de bewijslast inzake de betalingsonmacht en de melding daarvan, sinds de verduidelijking van de Hoge Raad dat er meer is tussen ‘betalen of melden’. Tevens is er aandacht voor de bevestiging van de lijn van de Hoge Raad uit 1997, dat het toestemmingsvereiste voor het aanvragen van faillissement niet constitutief is voor het uitspreken van een door de ontvanger aangevraagd faillissement en tot slot volgt een bespreking van een kortgedingvonnis in het licht van het negeren van de wettelijke schorsende werking van het verzet door staatssecretaris en ontvanger.

TFB 2013, afl. 1 - Medeplegen van een beboetbaar feit: wat is dat?

Aflevering 1, gepubliceerd op 01-01-2013 geschreven door Mr.dr. J.A. Booij en Mr. B. Hendriks
Op 1 juli 2009 is de Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Awb) in werking getreden. De Vierde tranche Awb schept de mogelijkheid om ten aanzien van overtredingen, naast plegers, ook een bestuurlijke sanctie aan medeplegers en functioneel daders op te leggen. Art. 5.1, lid 2, Awb bepaalt dat onder de ‘overtreder’ wordt verstaan: ‘Degene die de overtreding pleegt of medepleegt.’ Art. 5.1, lid 3, Awb bepaalt dat overtredingen kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen en dat art. 51, lid 2 en 3, Wetboek van Strafrecht van overeenkomstige toepassing is. De Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) ziet zich als bijzondere fiscale wet aldus geconfronteerd met rechtstreekse toepassing van de uit het strafrecht afkomstige leerstukken medeplegen en functioneel daderschap. In dit artikel zal de nadruk worden gelegd op het medeplegen en zal worden gewezen op een aantal materieelrechtelijke knelpunten die er bij deze ongelimiteerde toepassing ontstaan. Verder wordt aandacht besteed aan de driehoeksverhouding tussen belastingplichtige, gemachtigde en Belastingdienst indien naar opvatting van de fiscale autoriteiten sprake is van medeplegen in fiscalibus.

TFB 2013, afl. 1 - Verzuimboete op maat?

Aflevering 1, gepubliceerd op 01-01-2013 geschreven door Mr. mw. W.E. Nent
Ieder jaar zijn er weer duizenden particulieren en ondernemers die hun aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting niet of buiten de daarvoor gestelde termijn indienen. Dit leidt voor de Belastingdienst tot veel extra werk. De wetgever heeft mede daarom sinds 1 januari 2010 de maximum boetebedragen voor verzuimboetes aanzienlijk verhoogd. Dit heeft een hausse aan bezwaarschriften opgeleverd. In dit artikel beschrijf ik kort het huidige systeem van de boetes voor aangifteverzuimen en ga ik vervolgens uitvoerig in op het (al dan niet) toepassen van individuele straftoemeting. Dit is een onderwerp dat de wetgever naar mijn mening bij het bedenken van de huidige wetgeving in betekenende mate uit het oog is verloren. De conflictgevoeligheid van deze vorm van regelgeving zal naar mijn mening in de toekomst niet afnemen.