Gerechtshof Amsterdam, 26-09-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2978, 20/00353 en 20/00372
Gerechtshof Amsterdam, 26-09-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2978, 20/00353 en 20/00372
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 26 september 2023
- Datum publicatie
- 13 december 2023
- Zaaknummer
- 20/00353 en 20/00372
- Relevante informatie
- Art. 7:6 Adw, Art. 8:2 Adw
Inhoudsindicatie
Douanerecht; uitspraak na prejudiciële vraag aan Hof van Justitie; het Hof is van oordeel dat belanghebbende geen onderdelen voor ontvangtoestellen in het vrije verkeer heeft gebracht, maar – met toepassing van algemene indelingsregel 2a – satellietontvangtoestellen in niet-gemonteerde staat.
Uitspraak
kenmerken 20/00353bis en 20/00372bis
26 september 2023
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. R. Andringa)
en op het hoger beroep van
de inspecteur van de Douane, de inspecteur,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 17/3692 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur,
alsmede, op het verzoek van belanghebbende tot het toekennen van een vergoeding van immateriële schade,
de Staat, de Minister van Justitie en Veiligheid te Den Haag, de Minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 1 juli 2009 aan belanghebbende een (verzamel)uitnodiging tot betaling (hierna: de utb) uitgereikt voor een bedrag van in totaal € 389.973,70 aan douanerechten.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de utb. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 18 juli 2017, de utb gehandhaafd.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 30 april 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2020:5882) het tegen de hiervoor vermelde uitspraak op bezwaar ingestelde beroep gegrond verklaard en de utb gedeeltelijk vernietigd.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 5 juni 2020 en aangevuld op 3 juli 2020 (kenmerk Hof: 20/00353). De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 23 juni 2020, aangevuld op 20 juli 2020 (kenmerk Hof: 20/00372). Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in beide zaken heeft plaatsgevonden op 2 november 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.
Na afloop van de zitting heeft het Hof het onderzoek heropend en partijen op de hoogte gesteld van het voornemen om de volgende prejudiciële vragen voor te leggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie):
1. Moet algemene indelingsregel 2a aldus worden uitgelegd dat hij van toepassing is op losse onderdelen van een satellietontvangtoestel, die bestemd zijn om, nadat zij in het vrije verkeer zijn gebracht te worden geassembleerd tot een compleet satellietontvangtoestel, welke onderdelen worden vervoerd in één container en op dezelfde dag bij dezelfde douanepost door dezelfde aangever, op eigen naam en voor eigen rekening, met twee afzonderlijke aangiften voor het vrije verkeer worden aangegeven en welke onderdelen bij het in het vrije verkeer brengen eigendom zijn van twee verbonden ondernemingen?
2) Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, moet algemene indelingsregel 2a dan zo worden uitgelegd dat hij ook van toepassing is op losse onderdelen van een satellietontvangtoestel, die door dezelfde aangever op eigen naam en voor eigen rekening voor het vrije verkeer worden aangegeven, op dezelfde dag en bij dezelfde douanepost als waar de overige onderdelen voor dat satellietontvangtoestel onder de douaneregeling extern communautair douanevervoer worden geplaatst, terwijl de onderdelen bij het doen van de aangiften eigendom zijn van twee verbonden ondernemingen en alle onderdelen tezamen bestemd zijn om, nadat zij in het vrije verkeer zijn gebracht, te worden geassembleerd tot compleet satellietontvangtoestel?
Het Hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich over de voorgenomen vragen uit te laten.
Bij tussenuitspraak van 8 februari 2022 (ECLI:NL:GHAMS:2022:296) heeft het Hof de onder 1.6 vermelde vragen voorgelegd aan het Hof van Justitie, iedere verdere beslissing aangehouden en het geding geschorst in afwachting van beantwoording door het Hof van Justitie van deze vragen.
In zijn arrest van 27 april 2023, zaaknummer C-107/22, ECLI:EU:C:2023:346, heeft het Hof van Justitie de gestelde vragen als volgt beantwoord:
1) Algemene regel 2, onder a), van de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1549/2006 van de Commissie van 17 oktober 2006, moet aldus worden uitgelegd dat onderdelen van een satellietontvangtoestel die bestemd zijn om, na in het vrije verkeer te zijn gebracht, tot een compleet toestel te worden geassembleerd, die in één container worden vervoerd en door dezelfde aangever, op eigen naam en voor eigen rekening, op dezelfde dag bij hetzelfde douanekantoor voor het vrije verkeer worden aangegeven door middel van twee afzonderlijke aangiften voor het vrije verkeer, en die bij het in het vrije verkeer brengen eigendom zijn van twee verbonden ondernemingen, moeten worden aangemerkt als een satellietontvangtoestel dat wordt aangeboden in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat in de zin van voornoemde regel, en dus vallen onder een en dezelfde tariefpost, voor zover uit objectieve factoren blijkt dat deze onderdelen een geheel vormen en alle bestanddelen van dat toestel omvatten.
2) Algemene regel 2, onder a), van de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1549/2006, moet aldus worden uitgelegd dat hij ook van toepassing is wanneer sommige van de betrokken goederen worden aangegeven voor het vrije verkeer, terwijl de overige onder de douaneregeling extern communautair douanevervoer worden geplaatst.
Het Hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld te reageren op het arrest van het Hof van Justitie. De inspecteur heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Partijen hebben het Hof medegedeeld geen behoefte te hebben aan een nadere zitting. Daarop heeft het Hof het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Voor beide hoger beroepen gaat het Hof van de volgende feiten uit.
In de periode van 3 juli 2006 tot 22 januari 2007 deed belanghebbende (althans achtereenvolgens haar rechtsvoorgangers [A] B.V. en [B] B.V.) op eigen naam en voor eigen rekening 39 aangiften voor het vrije verkeer voor onderdelen van satellietontvangtoestellen.
Belanghebbende deed telkens twee aangiften voor het vrije verkeer op één dag: een aangifte voor goederen van [C] GmbH (hierna: [C] ) en een aangifte voor goederen van [D] (hierna: [D] ). [C] en [D] zijn Duitse rechtspersonen die onderdeel uitmaken van hetzelfde concern. Belanghebbende deed alle aangiften bij de douanepost Rotterdam Reeweg.
Blijkens de paklijsten en de facturen omvatten de twee aangiften telkens in overeenstemmende hoeveelheden alle onderdelen van dezelfde modellen satellietontvangtoestel (series [1] , [2] , [3] , [4] , [5] , [6] , [7] , [8] respectievelijk [9] ). Alle goederen zijn afkomstig van dezelfde leverancier: [E] , Ltd te China.
Op 23 juli 2007 deed belanghebbende een aangifte voor het vrije verkeer voor goederen van [C] , vervoerd met container TCKU9708959. Voor de overige goederen die met deze container van China naar Nederland zijn vervoerd heeft belanghebbende eveneens op 23 juli 2007 een aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling extern communautair douanevervoer (T1) gedaan voor het vervoer van deze goederen (van [D] ) van Rotterdam naar het douanekantoor Zollamt Deisslingen. Gesteld nog gebleken is dat de regeling extern communautair douanevervoer niet (regelmatig) zou zijn beëindigd; over de aard en de inhoud van de opvolgende douaneaangifte is in de onderhavige procedure niets bekend geworden. Wel behoort tot de gedingstukken een e-mailbericht van 19 juli 2007 van [F] GmbH, gericht aan [G] , naar het Hof begrijpt een zuster-onderneming van belanghebbende, met onder meer de volgende tekst:
“Subject: TCKU 9708959 1x40’HC (19-jul-2007 12:12)
(…)
o.g. Container bitte Ware für [C] in Rotterdam verzollen und Ware für [D] auf T1 abfertigen. (…) Danach per Direktlkw über ZA Deisslingen an [C] ausliefern. (…)”
[G] heeft deze opdracht diezelfde dag doorgegeven aan belanghebbende. De desbetreffende e-mail luidt, voor zover hier van belang:
“Achtung: ein Teil der Ware muss fiskal verzollt werden, ein Teil der Ware geht auf T1.Bitte entsprechend beachten.”
Elk van de onder 2.2 en 2.4 genoemde aangiften, die op dezelfde dag werden gedaan, bevatten één of meer aangifteregels met veelal de volgende goederenomschrijvingen:
- Elektronische assemblages van GN-post 8529 9060
- Meubelen van GN-post 8529 9059
- Modulators van GN-post 8504 4090
- Mainboard en tuner van GN-post 8529 9060
- Delen en toebehoren van GN-post 8529 9059
- Werken van gietijzer van GN-post 7318 1290
- Front panels van GN-post 8529 9059.
De onderdelen die op dezelfde dag werden aangegeven werden telkens vanuit China vervoerd met hetzelfde schip en in dezelfde container. Over de wijze van verpakking van de goederen die zich bevonden in een container is in de onderhavige procedures niets bekend geworden.
De onderdelen die op dezelfde dag met twee aangiften zijn aangegeven (zie 2.3) werden telkens, nadat zij in het vrije verkeer waren gebracht, door [D] in Duitsland geassembleerd tot satellietontvangtoestellen van GN-post 8528 1295.
Het controlerapport en de daaropvolgende utb hebben betrekking op 23 modellen satellietontvangtoestellen. In de elektrische voedingen (power supply) van deze toestellen heeft de Chinese fabrikant één of meerdere condensatoren verwerkt.
In de door belanghebbende overgelegde gegevens wordt uiteengezet, dat bij 13 van de 23 modellen deze condensatoren van inferieure kwaliteit waren (zij functioneerden wel maar raakten reeds na enkele maanden defect). [D] heeft tijdens de assemblage van deze 13 modellen de condensatoren preventief vervangen door deugdelijke exemplaren. In een door belanghebbende ingebrachte brief van haar advocaat aan de inspecteur is een overzicht opgenomen van een aantal kostensoorten die betrekking hebben op de vervanging van de condensatoren. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen “Kosten vervanging condensatoren” en “Materiaalkosten condensatoren”. De daadwerkelijke kosten zijn onleesbaar gemaakt.
In 2009 voerde de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Rotterdam bij belanghebbende een controle uit van bovengenoemde aangiften en stelde zich op basis van zijn bevindingen op het standpunt dat belanghebbende geen onderdelen voor satellietontvangtoestellen in het vrije verkeer had gebracht, maar – met toepassing van algemene indelingsregel 2a – satellietontvangtoestellen in niet-gemonteerde staat. Op basis van de resultaten van het onderzoek reikte de inspecteur aan belanghebbende de onder 1.1 genoemde utb uit.
In haar onder 1.3 genoemde uitspraak heeft de rechtbank de utb bevestigd voor het gedeelte dat betrekking heeft op de 38 aangiften voor het vrije verkeer (genoemd in 2.2) en vernietigd voor de aangifte voor het vrije verkeer van 23 juli 2007 (genoemd in 2.4).
3 Geschil
In het hoger beroep van belanghebbende is in geschil of de ingevoerde goederen met toepassing van algemene indelingsregel 1 moeten worden ingedeeld onder de GN-posten waaronder belanghebbende ze heeft aangegeven, of met toepassing van algemene indelingsregel 2a moeten worden ingedeeld als satellietontvangtoestellen onder GN-post 8528 7119, zoals de inspecteur voorstaat.
Belanghebbende betoogt primair dat de onderdelen niet tegelijkertijd ter inklaring zijn aangeboden. Subsidiair stelt belanghebbende dat de in de onderdelen verwerkte condensatoren van inferieure kwaliteit waren en dat deze bij assemblage zijn vervangen door deugdelijke exemplaren, zodat ook op deze grond de onderdelen niet met toepassing van indelingsregel 2a kunnen worden ingedeeld.
In het hoger beroep van de inspecteur is in geschil of indelingsregel 2a ook kan worden toegepast op de onderdelen die deels in Rotterdam in het vrije verkeer zijn gebracht en deels onder de douaneregeling extern communautair douanevervoer naar [D] in Duitsland zijn vervoerd en daar op een later tijdstip voor het vrije verkeer zijn aangegeven.