Gerechtshof Amsterdam, 15-10-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2977, 24/81
Gerechtshof Amsterdam, 15-10-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2977, 24/81
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 15 oktober 2024
- Datum publicatie
- 30 oktober 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2023:10668, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 24/81
- Relevante informatie
- Art. 5.22 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
DA IB/PVV 2018. Cryptovaluta (altcoins). Box 3. Verdeling bewijslast. HR 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:704. Werkelijk rendement. Geen rekening houden met inflatie.
IMSV vanwege overschrijding vierjaarstermijn voor bezwaar, beroep en hoger beroep.
Uitspraak
kenmerk 24/81
vierde meervoudige belastingkamer
van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
en het incidenteel hoger beroep van
(gemachtigde: [Persoon A] )
tegen de uitspraak van 19 september 2023 in de zaak met kenmerk HAA 21/1358 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur
en
inzake de aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2024, daarbij zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur [Persoon B] en
mr. [Persoon C]
Het Hof:
- -
-
vernietigt de uitspraak van de rechtbank behoudens voor zover het de beslissing omtrent het griffierecht betreft;
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
-
vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil en overigens met inachtneming van de elementen die bij het vaststellen daarvan in aanmerking zijn genomen;
- -
-
veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 541,50;
- -
-
veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding van immateriële schade van € 541,50 vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van het hof tot op de dag van algehele voldoening;
- -
-
veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de wettelijke rente over de door de rechtbank gelaste vergoeding van griffierecht van € 49 vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank op 19 september 2023 tot op de dag van algehele voldoening;
- -
-
veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 208,50;
- -
-
veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding van immateriële schade van € 208,50 vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van het Hof tot op de dag van algehele voldoening;
- -
-
gelast de inspecteur het voor het instellen van hoger beroep verschuldigde griffierecht van € 548 te betalen.
Gronden
1. Het Hof is van oordeel dat de overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep door de inspecteur verschoonbaar is aangezien hem gelet op de mededeling daaromtrent van de rechtbank ten onrechte geen notificatie is gezonden van het plaatsten van de uitspraak van de rechtbank in het digitale dossier. Dit brengt mee dat het door belanghebbende voor dit geval ingestelde incidentele hoger beroep mede moet worden behandeld.
2. Het Hof merkt allereerst op dat een vordering waarvan een belanghebbende de bloot eigendom heeft niet gewaardeerd dient te worden op de waarde in volle eigendom maar met toepassing van artikel 5.22 Wet IB 2001 in samenhang met de artikelen 18 en 19 van het Uitvoeringsbesluit IB 2001. Dit geldt zowel bij het bepalen van het forfaitair rendement als bij het bepalen van het werkelijk rendement.
3. Het standpunt van belanghebbende inhoudende dat bij de bepaling van het werkelijk rendement direct rekening moet worden gehouden met de inflatie vindt geen steun in het recht. Bij de bepaling van het werkelijk rendement dient gekeken te worden naar het nominale rendement (HR 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:704, r.o. 5.4.4).
4. Belanghebbende is er echter aan de hand van door haar overgelegde overzichten van de waarde van de door haar aangehouden cryptovaluta en de door haar ter zake gegeven toelichting in geslaagd aannemelijk te maken dat zij in het onderhavige jaar op die tot de bezittingen behorende valuta een dermate groot verlies heeft geleden dat het totale werkelijke rendement op haar bezittingen negatief was.
5. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen dient derhalve te worden verminderd tot nihil. Al hetgeen belanghebbende overigens ter zake heeft aangevoerd behoeft geen bespreking.
6. De redelijke termijn voor de behandeling van deze zaak is met afgerond 1,5 jaar (18 maanden) overschreden. Hiervan is 13 maanden toe te rekenen aan de lange duur van de bezwaarfase. De toe te kennen vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn bedraagt derhalve:
door de inspecteur: 13/18 x € 1.500 = € 1.083, en
door de Staat: 5/18 x € 1.500 = € 417,
waarvan telkens de helft toekomt aan belanghebbende en de andere helft aan haar broer in de nagenoeg identieke zaak met rolnummer 24/88 waarover vandaag eveneens beslist is.
7. Het Hof zal de inspecteur onderscheidenlijk de Staat tevens veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoedingen van griffierecht en immateriële schade.
8. Slotsom: het hoger beroep is ongegrond, het incidentele hoger beroep is gegrond.
9. Voor een kostenveroordeling in de procedure voor het Hof bestaat geen aanleiding.
De uitspraak is gedaan op 15 oktober 2024 door mrs. F.J.P.M. Haas, voorzitter,
M.J. Leijdekker en J-P.R. van den Berg, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Kranenburg als griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de griffier. De beslissing is op de datum van de mondelinge uitspraak in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: