Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9826, 13/01227

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9826, 13/01227

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 december 2014
Datum publicatie
9 januari 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:9826
Formele relaties
Zaaknummer
13/01227

Inhoudsindicatie

AWR. Informatiebeschikking. Schending informatieplicht? Buitenlandse bankrekening.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/01227

uitspraakdatum: 16 december 2014

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 november 2013, nummer AWB 13/1271, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De Inspecteur heeft ten aanzien van de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2009 op grond van artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) een informatiebeschikking vastgesteld.

1.2

De Inspecteur heeft de informatiebeschikking na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

1.3

Het door belanghebbende tegen deze uitspraak op bezwaar ingestelde beroep is door de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) op 21 november 2013 ongegrond verklaard. In haar uitspraak heeft de Rechtbank belanghebbende een termijn van vier weken gesteld, gerekend vanaf de dag na die waarop de uitspraak van de Rechtbank is verzonden, om alsnog de in de informatiebeschikking gestelde vragen te beantwoorden en de daarin verzochte informatie te verstrekken.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoort, naast voormelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2014 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B], namens de Inspecteur, bijgestaan door [C] en [D]. De behandeling ter zitting heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de behandeling van de zaak met het nummer 13/01226.

1.7

De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

De Inspecteur heeft informatie ontvangen over bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (hierna: KB‑Lux) aangehouden bankrekeningen.

2.2

Op basis van deze informatie heeft de Inspecteur onder andere navorderingsaanslagen IB/PVV 1990 en vermogensbelasting 1991 opgelegd. Inzake deze navorderingsaanslagen is bezwaar, beroep en beroep in cassatie aangetekend. Na verwijzing door de Hoge Raad heeft het gerechtshof te Amsterdam in zijn uitspraak van 19 juli 2012, nr. 07/01018, ECLI:NL:GHAMS:2012:BX2517 onder meer het volgende vastgesteld en geoordeeld:

“3. Tussen partijen vaststaande feiten.

3.1.

Door de inspecteur overgelegde fotokopieën van microfiches vermelden onder meer de volgende gegevens:

[000000] TER LDO [X/E] 490.505,75

[000001] VUE [X/E] -/- 222,75

3.2.

Belanghebbende is als houder van deze rekeningen geïdentificeerd. Naar aanleiding van deze gegevens is op 15 november 2001 besloten tot een strafrechtelijke behandeling van de zaak van belanghebbende.

(…)

3.4.

Belanghebbende is als houder van KB-Luxrekeningen bij vonnis van de rechtbank te Arnhem van 23 september 2004 veroordeeld voor het opzettelijk doen van onjuiste aangiften voor de inkomstenbelasting voor de jaren 1996 t/m 1999. Dit vonnis staat onherroepelijk vast.

(…)

5 Beoordeling van het geschil

5.2.

Houderschap van de KB-Luxrekeningen

De strafrechter heeft bewezen geacht dat belanghebbende de houder is van de op de fotokopieën van de microfiches vermelde rekeningen bij de KB-Luxbank, waarvan de namen overeenkomen met die van belanghebbende en zijn echtgenote. Het Hof heeft geen reden voor een ander oordeel en gaat er daarom van uit dat belanghebbende en zijn echtgenote houders waren van de onder 3.1 vermelde rekeningen.”

2.3

De strafkamer van het Hof heeft het hiervoor onder 3.4. door het gerechtshof te Amsterdam aangehaalde vonnis van de rechtbank te Arnhem, 23 september 2004, nr. 05/090465, ECLI:NL:RBARN:2004:AR2769 (hierna: het rechtbank-vonnis) vernietigd, omdat het Hof niet wettig en overtuigend bewezen heeft geacht dat belanghebbende rekeningen bezat bij de KB-Lux.

2.4

Op 25 januari 2012 heeft belanghebbende zijn aangifte IB/PVV 2009 ingediend. In de aangifte heeft belanghebbende geen buitenlandse bankrekening aangegeven.

2.5

In zijn brief van 10 oktober 2012 heeft de Inspecteur belanghebbende onder verwijzing naar de artikelen 47 en 49 van de AWR gevraagd om inlichtingen en gegevens te verstrekken over de bij de KB-Lux aangehouden bankrekeningen en de opnames daarvan.

2.6

Belanghebbende heeft op deze vragenbrief niet gereageerd.

2.7

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende niet aan zijn informatieverplichting in de zin van de artikelen 47 en 49 van de AWR heeft voldaan, omdat belanghebbende niet adequaat op de vragenbrief van 10 oktober 2012 heeft gereageerd. De Inspecteur heeft op 22 oktober 2012 de onderhavige informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de AWR gegeven ten aanzien van de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2009 (hierna: de informatiebeschikking).

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing