Home

Gerechtshof Den Haag, 30-11-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:3847, BK-15/00660 t/m BK-15/00672

Gerechtshof Den Haag, 30-11-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:3847, BK-15/00660 t/m BK-15/00672

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
30 november 2016
Datum publicatie
23 december 2016
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2016:3847
Formele relaties
Zaaknummer
BK-15/00660 t/m BK-15/00672

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur de navorderingsaanslagen, de verhogingen, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen terecht heeft opgelegd, onderscheidenlijk gegeven, welke vraag belanghebbenden ontkennend beantwoorden en de Inspecteur bevestigend.

Meer in het bijzonder geldt dat de Hoge Raad in onderdeel 2.4 van de arresten 14/4048 tot en met 14/4050 de zaken heeft verwezen ter behandeling van de overige tussen partijen bestaande geschilpunten die nog niet zijn behandeld alsmede voor behandeling van het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK‑15/00660 tot en met BK‑15/00672

Uitspraak d.d. 30 november 2016

in het geding tussen:

BK‑15/00660

[X] te [Z] , belanghebbende 1,

en

de directeur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, de Inspecteur,

inzake het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 25 september 2012, nummer AWB 10/1018 betreffende na te melden aanslag,

en in het geding tussen:

BK‑15/00661 tot en met BK‑15/00672

[Y] te [Z] , belanghebbende 2,

en

de Inspecteur

inzake het hoger beroep van belanghebbende 2 en het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraken, nummers AWB 10/1019, 10/1020, 11/6017, 11/6018, 11/6019, 11/6027 tot en met 11/6030 en 11/6034 tot en met 11/6036, betreffende na te melden aanslagen.

Navorderingsaanslagen, beschikkingen, bezwaar en voorafgaande gedingen

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende 2 op 21 december 2007 de volgende navorderingsaanslagen opgelegd:

- voor het jaar 1995 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekering (hierna: IB/PVV (procedurenummer 11/6017; BK‑15/00661), berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 91.586 met een verhoging van ƒ 3.482 (100 percent van het nagevorderde bedrag), waarvan geen kwijtschelding is verleend. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van ƒ 1.382 aan heffingsrente in rekening gebracht.

- voor het jaar 1996 een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting (hierna: VB; procedurenummer 11/6018; BK‑15/00662), berekend naar een belastbaar vermogen van ƒ 711.000. In de navorderingsaanslag is een verhoging begrepen van ƒ 1.112 (100 percent van het nagevorderde bedrag), waarvan geen kwijtschelding is verleend. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van ƒ 441 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 19 december 2008 (belanghebbende 2) de in 1.1. vermelde navorderingsaanslagen (inclusief verhogingen) en beschikkingen gehandhaafd.

1.3.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende 1 met dagtekening 26 november 2008 voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag IB/PVV (procedurenummer 10/1018; BK‑15/00660) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.920 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 22.910. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 161 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 576 (100 percent van het nagevorderde bedrag) opgelegd.

1.3.2.

Aan belanghebbende 2 heeft hij met dezelfde dagtekening voor datzelfde jaar een navorderingsaanslag IB/PVV (procedurenummer 11/6030; BK‑15/00668) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.311 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.440. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 217 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 575 (100% van het nagevorderde bedrag) opgelegd.

1.3.3.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende 2 met dagtekening 4 december 2008 de volgende navorderingsaanslagen en beschikkingen opgelegd, onderscheidenlijk gegeven:

- voor het jaar 1996 een navorderingsaanslag IB/PVV (procedurenummer 10/1019; BK‑15/00663), berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 101.320 met een verhoging van ƒ 4.453 (100 percent van het nagevorderde bedrag) waarvan geen kwijtschelding is verleend.

- voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag IB/PVV (procedurenummer 11/6019; BK‑15/00664), berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 128.602 met een verhoging van ƒ 3.697 (100 percent van het nagevorderde bedrag), waarvan geen kwijtschelding is verleend. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van ƒ 1.570 aan heffingsrente in rekening gebracht.

- voor het jaar 1998 een navorderingsaanslag IB/PVV (procedurenummer 11/6027; BK‑15/00665), berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 52.801. Gelijktijdig is bij beschikkingen een bedrag van ƒ 1.084 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van ƒ 2.765 (100 percent van het nagevorderde bedrag) opgelegd.

- voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag IB/PVV (procedurenummer 11/6028; BK‑15/00666), berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 79.155. Gelijktijdig is bij beschikkingen een bedrag van ƒ 1.640 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van ƒ 4.528 (100 percent van het nagevorderde bedrag) opgelegd.

- voor het jaar 2000 een navorderingsaanslag IB/PVV (procedurenummer 11/6029; BK‑15/00667), berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 151.930. Gelijktijdig is bij beschikkingen een bedrag van ƒ 2.054 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van ƒ 6.302 (100 percent van het nagevorderde bedrag) opgelegd.

- voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag VB (procedurenummer 10/1020; BK‑15/00669), berekend naar een belastbaar vermogen van ƒ 773.891, met een verhoging van ƒ 742 (100 percent van het nagevorderde bedrag), waarvan geen kwijtschelding is verleend. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van ƒ 315 aan heffingsrente in rekening gebracht.

- voor het jaar 1998 een navorderingsaanslag VB (procedurenummer 11/6034; BK‑15/00670), berekend naar een belastbaar vermogen van ƒ 820.843. Gelijktijdig is bij beschikkingen een bedrag van ƒ 308 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van ƒ 786 (100 percent van het nagevorderde bedrag) opgelegd.

- voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag VB (procedurenummer 11/6035; BK‑15/00671), berekend naar een belastbaar vermogen van ƒ 922.991. Gelijktijdig is bij beschikkingen een bedrag van ƒ 335 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van ƒ 927 (100 percent van het nagevorderde bedrag) opgelegd.

- voor het jaar 2000 een navorderingsaanslag VB (procedurenummer 11/6036; BK‑15/00672), berekend naar een belastbaar vermogen van ƒ 1.028.104. Gelijktijdig is bij beschikkingen een bedrag van ƒ 345 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van ƒ 1.060 (100 percent van het nagevorderde bedrag) opgelegd.

1.4.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 20 januari 2010 de hiervoor in 1.3.1 tot en met 1.3.3 vermelde navorderingsaanslagen (inclusief verhogingen) en de beschikkingen gehandhaafd.

1.5.

Tegen de in 1.2 vermelde uitspraken is op 22 januari 2009 beroep ingesteld. Tegen de in 1.4 vermelde uitspraken is op 24 februari 2010 beroep ingesteld. Voor de rechtbank is een geheimhoudingsprocedure gevoerd die heeft geleid tot beslissingen van de rechtbank van 23 september 2011 en 19 december 2011.

De rechtbank heeft bij de bestreden uitspraak (ECLI:NL: RBHAA:2012:LJN BX9466) voor zover in deze procedure van belang het volgende beslist, waarbij de rechtbank belanghebbende 1 als ”eiser” en belanghebbende 2 als “eiseres” dan wel tezamen als “eisers” en de Inspecteur als ”verweerder” heeft aangeduid:

”De rechtbank:

-verklaart de beroepen van [belanghebbende 2] gegrond;

-vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de aan [belanghebbende 2] opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 1996, IB/PVV 1997, IB/PVV 1998, IB/PVV 1999, IB/PVV 2000 en IB/PVV 2001 en de navorderingsaanslagen VB 1997, VB 1998, VB 1999 en VB 2000;

-vernietigt de aan [belanghebbende 2] opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 1996, IB/PVV 1997 (inclusief verhogingen), IB/PVV 1998, IB/PVV 1999, IB/PVV 2000 en IB/PVV 2001, en de navorderingsaanslagen VB 1997 (inclusief verhoging), VB 1998, VB 1999 en VB 2000 en al de bij deze belastingaanslagen behorende boetebeschikkingen en heffingsrentebeschikkingen;

-vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de aan [belanghebbende 2] opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 1995 en VB 1996 doch slechts voor zover deze betrekking hebben op de kwijtscheldingsbesluiten en bevestigt die uitspraken voor het overige;

-vernietigt de kwijtscheldingsbesluiten met betrekking tot de navorderingsaanslagen IB/PVV 1995 en VB 1996 en verleent kwijtschelding van de verhoging tot ƒ 2.645 (IB/PVV 1995) en ƒ 844 (VB 1996);

-verklaart de beroepen van [belanghebbende 1] gegrond;

-vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de aan eiser opgelegde navorderingsaanslag IB/PVV 2001;

-vernietigt de aan [belanghebbende 1] opgelegde navorderingsaanslag IB/PVV 2001 en de daarbij behorende boetebeschikking en heffingsrentebeschikking;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 5.320;

- gelast dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 160 vergoedt;

- heropent het onderzoek ter voorbereiding op een nadere uitspraak over het verzoek om (immateriële) schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 van de Awb;

(…)”

1.6.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraken van de rechtbank betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV 1996 tot en met 2000 en VB 1997 tot en met 2000, (nrs. AWB 10/1019, 10/1020, 11/6019, 11/6027 tot en met 11/6030 en 11/6034 tot en met 11/6036) van belanghebbende 2 en de navorderingsaanslag IB/PVV 2001 van belanghebbende 1 (nr. AWB 10/1018) hoger beroep ingesteld bij het Hof Amsterdam.

1.7.

Het gerechtshof Amsterdam heeft bij uitspraken van 3 juli 2014 de uitspraken van de rechtbank betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV 1996 tot en met IB/PVV 2001 en de VB 1997 tot en met VB 2000 bevestigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbenden en bepaald dat van de Inspecteur een griffierecht wordt geheven.

1.8.

Belanghebbende 2 heeft tegen de uitspraak van de rechtbank betreffende de IB/PVV 1995 en VB 1996 (AWB 11/6017 en 11/6018) hoger beroep ingesteld bij het Hof Amsterdam. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.9.

Het gerechtshof Amsterdam heeft bij uitspraken van 3 juli 2014 de uitspraken van de rechtbank en de uitspraken op bezwaar betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV1995 en VB 1996 vernietigd alsmede de navorderingsaanslagen IB/PVV 1995 en VB 1996 en de beschikkingen heffingsrente vernietigd. Verder heeft Hof Amsterdam de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende 2 en de teruggave van griffierecht gelast.

1.10

De staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie en belanghebbenden hebben voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie tegen de uitspraken van Hof Amsterdam ingesteld.

1.11.

De Hoge Raad heeft bij arresten van 12 juni 2015, nrs. 14/04048 tot en met 14/04050, de beroepen in cassatie van de staatssecretaris gegrond en de incidentele beroepen in cassatie van belanghebbenden ongegrond verklaard, de uitspraken van het gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaken ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof Den Haag.

Loop van het geding na verwijzing

2.1.

Beide partijen hebben gebruik gemaakt van de gelegenheid een reactie naar aanleiding van de arresten in te dienen. De reacties zijn in kopie aan de wederpartij gezonden.

2.2.

De minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) is niet om een reactie op het verwijzingsarrest gevraagd en is evenmin uitgenodigd voor het onderzoek ter zitting. Gelet op hetgeen hierna omtrent de vergoeding van immateriële schade wordt overwogen en beslist, en de beleidsregel van de Minister van 8 juli 2014, nr. 436935 (Stcrt. 2014, 20210), is het Hof ervan uitgegaan dat de Minister afziet van het voeren van schriftelijk of mondeling verweer.

2.3.

De mondelinge behandelingen van de zaken hebben plaatsgehad ter zittingen van het Hof van 2 december 2015, 23 maart 2016 en 30 maart 2016, gehouden te Den Haag. Beide partijen zijn verschenen. Tussen de mondelinge behandelingen hebben tussen partijen briefwisselingen plaatsgevonden. De griffier heeft van het verhandelde ter zittingen processen-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

“Redelijke schattingOndanks mijn herhaalde verzoeken om informatie en mijn verwijzing naar uw verplichtingen zoals genoemd in artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, heeft u niet voldaan aan de op u rustende verplichtingen. (…)

Navordering

Kennisgeving boete

Motivering boeteUit het onderzoek door de Belastingdienst zijn de volgende feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan ik voornemens ben deze boete op te leggen.

Arresten Hoge Raad

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

Conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing