Gerechtshof Den Haag, 28-12-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:4046, BK-14/00648
Gerechtshof Den Haag, 28-12-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:4046, BK-14/00648
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 28 december 2016
- Datum publicatie
- 11 januari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2016:4046
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1150
- Zaaknummer
- BK-14/00648
Inhoudsindicatie
Het verzoek tot herziening van de uitspraak van het Hof Den Haag van 24 juni 2011, BK-04/02452 is niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang. De uitspraak is door de Hoge Raad bij arrest van 20 april 2012, 11/03542 vernietigd en het geding is verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-14/00648
uitspraak d.d. 28 december 2016
[X] te [Z] , verzoeker,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, de Inspecteur,
inzake het verzoek van verzoeker tot herziening van de uitspraak van het gerechtshof van 24 juni 2011, nummer BK 04/2452, (hierna: de uitspraak) betreffende na te melden aan verzoeker opgelegde belastingaanslagen.
Voorafgaande gedingen
De Inspecteur heeft aan verzoeker voor de jaren 1990 tot en met 2000 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd en voor de jaren 1991 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting (VB) en daarbij verhogingen en boetes opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren van verzoeker afgewezen.
Verzoeker heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij het Hof. Het Hof heeft bij de uitspraak waarvan thans herziening wordt verzocht de uitspraken op bezwaar die zien op de verhogingen of boetes vernietigd, de verhogingen of boetes kwijtgescholden tot op 80 percent, en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en de Staatssecretaris van Financiën incidenteel beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 20 april 2012, 11/03542, ECLI:NL:HR:2013:BW3349, de beide beroepen in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
H et gerechtshof te Amsterdam heeft bij uitspraak van 7 maart 2013, nr. 12/337, ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ6735 het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 1990 tot en met 1999 verminderd, de navorderingsaanslagen VB 1991 tot en met 2000 verminderd en de verhogingen voor de IB/PVV 1993 en 1994 en VB 1994 kwijtgescholden tot op 64 percent van de nagevorderde belasting, de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 1990 tot en met 1992 en 1995 tot en met 1997 en de navorderingsaanslagen VB voor de jaren 1991 tot en met 1993 en 1995 tot en met 1998 verminderd met de daarin begrepen verhogingen en de boetes voor de jaren IB/PVV 1998 en IB/PVV 1999 en VB 1999 en VB 2000 vernietigd.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 juni 2014, nr. 13/01624, ECLI:NL:HR: 2014:1377, het beroep in cassatie gegrond verklaard, doch uitsluitend wat betreft de verhogingen voor de jaren IB/PVV 1993 en 1994 en de VB 1994, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de verhogingen kwijtgescholden.
Het Hof heeft op 15 mei 2013, BK-12/00511, ECLI:NL:GHDHA:2013:CA3317, het verzoek tot herziening van de uitspraak van 24 juni 2011, BK 04/2452 afgewezen. Het beroep in cassatie van verzoeker heeft de Hoge Raad bij arrest van 13 juni 2014, nr. 13/3232, ECLI:NL:HR:2014:1422 met toepassing van artikel 81 RO ongegrond verklaard.
Het Hof Amsterdam heeft op 23 juni 2015, nr. 14/00443, ECLI:NL:GHAMS: 2015:3574 het verzoek tot herziening van zijn uitspraak van 7 maart 2013 afgewezen. Het beroep in cassatie heeft de Hoge Raad bij arrest van 29 januari 2016, nr. 15/3440, ECLI:NL:2016:134 met toepassing van artikel 80a RO niet-ontvankelijk verklaard.