Home

Gerechtshof Den Haag, 17-03-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:508, BK-21/00416

Gerechtshof Den Haag, 17-03-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:508, BK-21/00416

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
17 maart 2022
Datum publicatie
14 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:508
Formele relaties
Zaaknummer
BK-21/00416

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag parkeerbelasting niet in strijd met artikel 234, lid 3, Gemeentewet. Hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-21/00416

in het geding tussen:

(gemachtigde: I.N.D.J. Rissema)

en

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 3 juni 2021, nummer SGR 20/4734.

Procesverloop

1.1.

Belanghebbende is met dagtekening 6 maart 2020 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Delft opgelegd, ter gelegenheid van parkeren van zijn blauwe Peugeot, voorzien van kenteken [kenteken] (de auto), in de [straat] te Delft (de naheffingsaanslag). Het bedrag van de naheffingsaanslag bedraagt € 91, bestaande uit € 30 aan parkeerbelasting en € 61 aan kosten.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar van 8 juni 2020 heeft de Heffingsambtenaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De griffier heeft ter zake € 48 aan griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht van € 134 geheven. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 3 februari 2022, gehouden te Den Haag. De gemachtigde van belanghebbende is verschenen. De Heffingsambtenaar is met kennisgeving niet verschenen.

Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft de auto op 6 maart 2020 geparkeerd in de [straat] te Delft. Belanghebbende heeft zijn parkeeractie aangemeld via Yellowbrick voor zonenummer [nummer] , tegen een tarief van € 3,20 per uur.

2.2.

Tijdens een scancontrole op vrijdag 6 maart 2020 is geconstateerd dat met betrekking tot de auto van belanghebbende geen sprake was van parkeren met een geldige parkeervergunning of dagparkeervergunning. De Heffingsambtenaar heeft daarom de naheffingsaanslag opgelegd.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:

“7. Van een parkeerder mag worden verwacht dat hij zich ter plaatse op de hoogte stelt van het op de parkeerlocatie van toepassing zijnde parkeerregime (vgl. Gerechtshof ’s-Gravenhage 18 oktober 2002, ECLI:NL:GHDHA:2002:AS2261). Van de heffingsambtenaar mag daarentegen worden verwacht dat, onder andere door middel van bebording en aanduidingen op parkeerapparatuur, het ter plaatse geldende parkeerregime voldoende duidelijk is aangegeven. Het bestaan van de verplichting om parkeerbelasting voor een locatie te voldoen kan blijken uit de aanwezigheid van parkeerapparatuur bij of in de nabijheid van de parkeerplaats, maar ook uit borden of andere aanwijzingen bij of in de directe omgeving van de parkeerplaats op zo’n wijze dat over de verschuldigdheid van parkeerbelasting voor die parkeerplaats redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan (vgl. Hoge Raad 22 november 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA3126). Van geval tot geval dient te worden beoordeeld of aan deze laatste voorwaarde is voldaan.

8. Verweerder heeft aangevoerd dat bij het inrijden van de zone waarin de [straat] ligt, de binnenstad van Delft, borden zijn geplaatst met daarop het geldende parkeerregime. Hij heeft een foto overgelegd met borden aan een lantaarnpaal met daarop de tekst “zone P vergunninghouders”, tijden, de tekst “uitsluitend dagvergunning” en “permit holders only”. Verweerder heeft ook een foto overgelegd met een herhalingsbord met de tekst “zone P vergunninghouders herhaling” op de [straat 2] / [straat] , vlakbij eisers parkeerplaats. Deze laatste foto wijkt af van de foto’s die eiser heeft overgelegd. Op de foto’s van eiser van oktober 2018, staat geen herhalingsbord op de [straat 2] / [straat] . Het is niet duidelijk wanneer het herhalingsbord is geplaatst. Ook los daarvan, is de rechtbank van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser om de parkeerlocatie aan de [straat] te bereiken, bebording met moet zijn gepasseerd met de tekst “zone P vergunninghouders”. Gesteld noch gebleken is dat eiser daarna een bord is gepasseerd waaruit blijkt dat het parkeerregime niet langer geldt. Dat eiser bij het binnenrijden van de zone de borden wellicht niet heeft gezien, komt voor zijn rekening en is geen reden de naheffingsaanslag te vernietigen.

9. Het beroep op het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:1014) slaagt niet. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in de parkeerapp Yellowbrick onjuiste gegevens omtrent de verschuldigde parkeerbelasting te zien kreeg en sprake is van een fout in de parkeerapp.

10. Gelet op het voorgaande, is het beroep ongegrond.”

4.1.

In geschil is (i) of de naheffingsaanslag in strijd is met artikel 234, lid 3, van de Gemeentewet, omdat een dagtarief in plaats van een uurtarief is geheven en sprake is van een ter plaatse geldend parkeerverbod, en (ii) of het tarief voor dagvergunningparkeren van € 30 redelijk is. De Heffingsambtenaar beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede bevestigend en belanghebbende de eerste vraag bevestigend en de tweede ontkennend.

4.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en – naar het Hof begrijpt – tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag.

4.3.

De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing