Rechtbank Den Haag, 03-06-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:5798, 20_4734
Rechtbank Den Haag, 03-06-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:5798, 20_4734
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 3 juni 2021
- Datum publicatie
- 6 september 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2021:5798
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2022:508, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20_4734
Inhoudsindicatie
Verweerder maakt aannemelijk dat ter plaatse geldend parkeerregime middels bebording voldoende duidelijk is aangegeven. De naheffingsaanslag parkeerbelasting is terecht opgelegd. Beroep ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 20/4734
en
Procesverloop
Verweerder heeft wegens parkeren op 6 maart 2020 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Verweerder heeft het bezwaar van eiser bij uitspraak op bezwaar van 8 juni 2020 ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Met instemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Op 6 maart 2020, om 11.22 uur, stond eisers auto geparkeerd op een parkeerplaats aan de Zuiderstraat te Delft. Deze locatie valt in gebied B en is door burgemeester en wethouders van de gemeente Delft aangewezen als een parkeerplaats waar slechts met een vergunning of met een dagvergunning mag worden geparkeerd. Betaling per uur is niet mogelijk.
2. Eiser heeft de auto aangemeld via Yellowbrick op een andere (de dichtstbijzijnde) parkeerzone (Gasthuisplaats).
3. Tijdens een controle op voornoemde datum is geconstateerd dat voor de auto geen sprake was van parkeren met een geldige (dag)vergunning. Verweerder heeft daarom de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
Geschil 4. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
5. Eiser stelt dat het niet duidelijk was of en welk tarief parkeerbelasting was verschuldigd. Hij heeft in de omgeving van zijn auto gezocht naar aanwijzingen omtrent het parkeerbeleid maar niets gevonden. Daarop heeft hij zijn parkeerapp ingesteld op de dichtstbijzijnde parkeerzone.
6. Verweerder stelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat bij het binnenrijden van het gebied een bord stond met het van toepassing zijnde parkeerbeleid. Met herhalingsborden binnen het gebied wordt dit nogmaals kenbaar gemaakt.
Beoordeling van het geschil
7. Van een parkeerder mag worden verwacht dat hij zich ter plaatse op de hoogte stelt van het op de parkeerlocatie van toepassing zijnde parkeerregime (vgl. Gerechtshof ’s-Gravenhage 18 oktober 2002, ECLI:NL:GHDHA:2002:AS2261). Van de heffingsambtenaar mag daarentegen worden verwacht dat, onder andere door middel van bebording en aanduidingen op parkeerapparatuur, het ter plaatse geldende parkeerregime voldoende duidelijk is aangegeven. Het bestaan van de verplichting om parkeerbelasting voor een locatie te voldoen kan blijken uit de aanwezigheid van parkeerapparatuur bij of in de nabijheid van de parkeerplaats, maar ook uit borden of andere aanwijzingen bij of in de directe omgeving van de parkeerplaats op zo’n wijze dat over de verschuldigdheid van parkeerbelasting voor die parkeerplaats redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan (vgl. Hoge Raad 22 november 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA3126). Van geval tot geval dient te worden beoordeeld of aan deze laatste voorwaarde is voldaan.
8. Verweerder heeft aangevoerd dat bij het inrijden van de zone waarin de Zuiderstraat ligt, de binnenstad van Delft, borden zijn geplaatst met daarop het geldende parkeerregime. Hij heeft een foto overgelegd met borden aan een lantaarnpaal met daarop de tekst “zone P vergunninghouders”, tijden, de tekst “uitsluitend dagvergunning” en “permit holders only”. Verweerder heeft ook een foto overgelegd met een herhalingsbord met de tekst “zone P vergunninghouders herhaling” op de Kruisstraat/Zuiderstraat, vlakbij eisers parkeerplaats. Deze laatste foto wijkt af van de foto’s die eiser heeft overgelegd. Op de foto’s van eiser van oktober 2018, staat geen herhalingsbord op de Kruisstraat/Zuiderstraat. Het is niet duidelijk wanneer het herhalingsbord is geplaatst. Ook los daarvan, is de rechtbank van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser om de parkeerlocatie aan de Zuiderstraat te bereiken, bebording met moet zijn gepasseerd met de tekst “zone P vergunninghouders”. Gesteld noch gebleken is dat eiser daarna een bord is gepasseerd waaruit blijkt dat het parkeerregime niet langer geldt. Dat eiser bij het binnenrijden van de zone de borden wellicht niet heeft gezien, komt voor zijn rekening en is geen reden de naheffingsaanslag te vernietigen.
9. Het beroep op het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:1014) slaagt niet. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in de parkeerapp Yellowbrick onjuiste gegevens omtrent de verschuldigde parkeerbelasting te zien kreeg en sprake is van een fout in de parkeerapp.
10. Gelet op het voorgaande, is het beroep ongegrond.
Proceskosten
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: