Gerechtshof Den Haag, 12-09-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1781, BK-23/740 en BK-23/769
Gerechtshof Den Haag, 12-09-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1781, BK-23/740 en BK-23/769
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 12 september 2024
- Datum publicatie
- 4 november 2024
- Zaaknummer
- BK-23/740 en BK-23/769
- Relevante informatie
- Art. 22 Wet WOZ, Art. 7:15 Awb, Art. 1 BPB
Inhoudsindicatie
Taxatierapport (WOZ), opgemaakt met behulp van software van een externe leverancier op internet, betrof een deskundigenverslag. Gelet op de verschillen in informatie in het bezwaarschrift en de taxatierapporten betwijfelt het Hof de zorgvuldigheid van de controle door de taxateur. De Rechtbank heeft de vergoeding voor het opmaken van het taxatierapport te royaal vastgesteld. Gelet op de twijfel aan de zorgvuldigheid en op de hoeveelheid soortgelijke taxatierapporten die met de software gegenereerd kunnen worden, stelt het Hof de vergoeding vast uitgaande van een redelijk te achten tijdsbesteding van tien minuten (1/6 uur x €53 te vermeerderen met btw).
Uitspraak
Team Belastingrecht
enkelvoudige kamer
nummers BK-23/740 en BK-23/769
in het geding tussen:
(gemachtigde: R. van der Weide)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende en het hoger beroep van de Heffingsambtenaar tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 28 juni 2023, nummer SGR 23/91.
Procesverloop
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 325.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2022 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Den Haag (de aanslag).
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het tegen de beschikking en de aanslag gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de waarde van de woning vastgesteld op € 297.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd. De Heffingsambtenaar heeft een proceskostenvergoeding toegekend van € 269 wegens professionele rechtsbijstand. De Heffingsambtenaar heeft geen proceskostenvergoeding toegekend voor het taxatierapport.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep is een griffierecht van € 50 geheven. De beslissing van de Rechtbank luidt, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, voor zover deze betrekking heeft op de kostenvergoeding voor het taxatierapport;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de bestreden uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de kosten voor het taxatierapport tot een bedrag van € 32,05;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van € 73,85;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.”
Partijen hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is van belanghebbende een griffierecht van € 136 geheven. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De Heffingsambtenaar heeft verweer gevoerd bij nader stuk van 7 december 2023.
Het Hof heeft partijen bij bericht van 5 juni 2024 uitgenodigd voor een behandeling van de zaken door een enkelvoudige kamer. Belanghebbende heeft bij bericht van 20 juni 2024 het Hof verzocht de zaken te laten behandelen door een meervoudige kamer. Het Hof heeft dit verzoek bij bericht van 21 juni 2024 afgewezen.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 9 juli 2024. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Ter zitting zijn tevens behandeld de hoger beroepen ten aanzien van zestien andere, door de gemachtigde vertegenwoordigde, belastingplichtigen, welke hoger beroepen eveneens betrekking hebben op de beslissing van de Heffingsambtenaar om geen kostenvergoeding voor het ten aanzien van elk van de onroerende zaken van die belastingplichtigen afzonderlijk ingediende taxatierapport van [A] toe te kennen. Het betreft de hoger beroepen met de kenmerken BK-23/741 tot en met BK-23/755, BK-23/759 tot en met BK-23/768 en BK-23/770 tot en met BK-23/775.
Feiten
Belanghebbende heeft voor het indienen van bezwaar en (hoger) beroep gebruik gemaakt van de diensten van het kantoor [naam] (het kantoor) dat voor hem als gemachtigde optreedt. Het kantoor biedt zijn diensten aan op basis van “no cure no pay”.
Belanghebbende heeft in de bezwaarfase een ongedateerd taxatierapport op naam van het kantoor overgelegd, welk is ondertekend door “ [A] Gediplomeerd WOZ taxatuer” (het taxatierapport). In het taxatierapport is de woning op de waardepeildatum getaxeerd op € 297.000.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar “gezien de staat van onderhoud” gegrond verklaard en de waarde van de woning nader vastgesteld op
€ 297.000. Daarbij is aan belanghebbende een kostenvergoeding van in totaal € 269 (voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand) toegekend. De Heffingsambtenaar heeft geen vergoeding voor de kosten voor het taxatierapport toegekend.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“5. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bestaat recht op vergoeding door het bestuursorgaan van kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van zijn bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Onder deze kosten zijn op grond van het bepaalde in artikel 7:15, vierde lid, van de Awb in samenhang met artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) tevens begrepen de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
6. De rechtbank stelt voorop dat in de Awb en het Bpb niet wordt gedefinieerd wat onder het begrip ‘deskundige’ moet worden verstaan. Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een terzake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Er wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn echter niet te stellen. [1]
7. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het taxatierapport, gelet op de totstandkoming, de aard en de inhoud, niet als een deskundigenverslag kan worden aangemerkt.
8. Voor zover verweerder met zijn stelling ter zitting dat [A] niet in het, naar de rechtbank begrijpt, Nederlands Register Vastgoed Taxateurs staat vermeld, heeft bedoeld te stellen dat [A] niet als een deskundige kan worden aangemerkt, faalt dit. Niet vereist is dat, naar hiervoor onder 6 is overwogen, dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. De gemachtigde heeft bovendien ter zitting verklaard dat [A] één van de mede-eigenaren en de zogenoemde “inhouse taxateur” van het kantoor is en dat [A] een gediplomeerd woz-taxateur is. De gemachtigde heeft daartoe een kopie van een diploma “Wet waardering onroerende zaken” van het SVMNIVO ten name van [A] uit 2009 overgelegd. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat [A] een woz-taxateur is en als deskundige in de zin van het Bpb kan worden aangemerkt.
9. In het taxatierapport staan gegevens van de woning en van drie vergelijkingsobjecten opgenomen. Dit betreft gegevens omtrent het woningtype, bouwjaar, energielabel, gebruikersoppervlakte en inhoud. Daarnaast bevat het taxatierapport één foto van de buitenzijde van de woning en één foto van de buitenzijde van elk van de vergelijkingsobjecten alsmede een kaart met de locaties van de woning en de vergelijkingsobjecten. Het taxatierapport bevat verder nog de gegevens van de transactieprijzen, de transactiedata, de geïndexeerde transactieprijzen naar de waardepeildatum 1 januari 2021 van de vergelijkingsobjecten en de afstand van de vergelijkingsobjecten tot de woning. Ter zitting heeft gemachtigde verklaard dat het taxatierapport een bureaurapport is in die zin dat van achter de computer wordt gekeken welke woningen geschikt zijn als vergelijkingsobject en dat [A] de referentieobjecten bepaalt.
10. De rechtbank is van oordeel dat het taxatierapport voor vergoeding in aanmerking komt. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat aan de toekenning van een vergoeding van de kosten van het taxatierapport niet in de weg staat dat, naar verweerder stelt, het taxatierapport slechts een bureautaxatie met geautomatiseerde gegenereerde gegevens betreft, dat in het taxatierapport geen opname en realisatiedatum is opgenomen, dat de getaxeerde waarde niet inzichtelijk is onderbouwd en dat het taxatierapport niet aan de wettelijke eisen voldoet. Verweerder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat in dit geval vanwege de kwaliteit geen sprake is van een deskundigenverslag. Verweerder heeft zijn stelling dat er (inhoudelijke) fouten in het taxatierapport staan namelijk niet nader gespecificeerd. Ook aan de stelling van verweerder dat uit het taxatierapport niet blijkt dat de taxateur daadwerkelijk tijd aan het taxatierapport heeft besteed, als ook de omstandigheid dat in het taxatierapport geen opmerking is gemaakt over de staat van onderhoud en er bij de koopsommen die appartementsrechten betreffen geen correctie van de VVE-reserve heeft plaatsgevonden, kan niet de conclusie worden verbonden dat het taxatierapport qua kwaliteit niet als een deskundigenverslag kan worden gekwalificeerd. Hetzelfde heeft te gelden voor de verschrijving “gediplomeerd WOZ taxatuer”.
11. Verweerder heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de kostenvergoeding in afwijking van de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties [2] (de Richtlijn) dient te worden gematigd.
12. Eiser komt, gelet op de Richtlijn, in beginsel in aanmerking voor een vergoeding van € 106 (2 x € 53), vermeerderd met 21% btw, per ingediend taxatierapport. De rechtbank ziet echter in hetgeen verweerder heeft aangevoerd aanleiding om de kostenvergoeding voor het taxatierapport te matigen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het taxatierapport, net als de taxatierapporten van de gelijktijdig ter zitting behandelde beroepen van de zestien andere, door de gemachtigde vertegenwoordigde, belastingplichtigen, is opgesteld door [A] en dat al deze rapporten een bureautaxatie betreffen waarin beperkt gegevens zijn opgenomen, niet wordt becijferd hoe de waarde tot stand is gekomen en zonder dat daarin een opname- en realisatiedatum is opgenomen. Daarnaast heeft verweerder ter zitting onweersproken verklaard dat hij soms wel meer dan honderd taxatierapporten van dezelfde taxateur van het kantoor per dag heeft ontvangen en het mogelijk is om binnen vijf minuten een automatisch gegenereerd taxatierapport via internet op te maken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aannemelijk dat [A] per saldo weinig werk heeft gehad aan het opstellen van het onderhavige taxatierapport. Eiser heeft ook desgevraagd ter zitting geen duidelijkheid gegeven over de door [A] aan een taxatierapport bestede tijd. Een strikte toepassing van de Richtlijn doet in dit geval geen recht aan de vast te stellen vergoeding. Gelet op de verklaring van de taxateur van verweerder ter zitting dat hij in één van de vorengenoemde beroepen met een vergelijkbaar taxatierapport een half uur nodig heeft gehad om het desbetreffende taxatierapport te controleren, acht de rechtbank een tijdsbesteding van 0,5 uur in dit geval redelijk. De rechtbank stelt de vergoeding voor de kosten van het taxatierapport vast op (afgerond) € 32,05 (0,5 uur x € 53 te vermeerderen met 21% btw).
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser voor de beroepsfase gemaakte proceskosten. De rechtbank merkt het onderhavige beroep en de onder het procesverloop genoemde beroepen aan als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Bpb. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de uitspraken op bezwaar nagenoeg gelijktijdig zijn gedaan, dat de zaken in de beroepsfase gezamenlijk zijn behandeld op de zitting van 17 mei 2023 en dat de zaken betrekking op hetzelfde geschilpunt. Gelet hierop stelt de rechtbank de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor deze zaak vast op € 73,85 (1/17e x € 1.255,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837, wegingsfactor 0,5 en factor 1,5 wegens samenhang)). De rechtbank heeft het gewicht van de zaak beoordeeld als licht, omdat de zaak in beroep uitsluitend betrekking heeft op de kostenvergoeding in bezwaar.
[1] Zie het in de uitspraken van verschillende hoven gepubliceerde richtsnoer (proces)kostenvergoeding (de uitspraken van 11 november 2021 van gerechtshof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315, gerechtshof Den Haag ECLI:NL:GHDHA:2021:2131 en van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2021:10307).
[2] Staatscourant 2018, nr. 28796.”