Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-04-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2176, 17/00826 en 17/00827 A
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-04-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2176, 17/00826 en 17/00827 A
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 12 april 2019
- Datum publicatie
- 20 juni 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:2176
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOVE:2015:1822, Overig
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:158
- Zaaknummer
- 17/00826 en 17/00827 A
Inhoudsindicatie
Aanslagen zuiveringsheffing. Uitspraak na verwijzing Hoge Raad. De Heffingsambtenaar constateert een discrepantie tussen het aantal geloosde vervuilingseenheden (v.e.’s) en het aantal v.e.’s dat is aangegeven voor de zuiveringsheffing en stelt vast dat deze discrepantie wordt veroorzaakt door afvalwater van industrieterrein [bedrijfsterrein] in [vestigingsplaats]. Belanghebbende is gevestigd op dit industrieterrein en produceert biogas in een vergistingsinstallatie. Daarbij komt digestaat vrij. De Heffingsambtenaar maakt, mede gelet op de in 2010 uitgevoerde metingen, aannemelijk dat belanghebbende meer vervuilingseenheden heeft geloosd dan in de aangifte vermeld. De stellingen van belanghebbende dat dit digestaat vanaf de start van de installatie is gerecirculeerd, na 12 maart 2010 per as is afgevoerd en daarom niet geloosd kan zijn, acht het Hof niet aannemelijk. De aanslag voor het jaar 2010 is terecht opgelegd, de boete voor 2010 wordt verminderd in verband met overschrijding van de redelijke termijn. Met de meetresultaten uit 2010 maakt de Heffingsambtenaar niet aannemelijk dat belanghebbende ook in 2009 digestaat heeft geloosd op het riool. De aanslag en boete voor het jaar 2009 worden vernietigd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00826 en 17/00827
Uitspraak op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn,
gevestigd te Zwolle,
hierna: de Heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank) van 10 april 2015, nummers Awb 14/2719, 14/2717 en 14/2718 in het geding tussen
[belanghebbende]
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en
de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna te vermelden aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de zuiveringsheffing.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn de volgende aanslagen opgelegd:
Over het jaar 2008 een aanslag zuiveringsheffing ten bedrage van € 917.584,76, alsmede bij beschikking een boete van € 228.566,75.
Over het jaar 2009 een aanslag zuiveringsheffing ten bedrage van € 959.585,15, alsmede bij beschikking een boete van € 239.816,46.
Over het jaar 2010 een aanslag zuiveringsheffing ten bedrage van € 198.183,47, alsmede bij beschikking een boete van € 46.333,90.
De aanslagen en boetebeschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Heffingsambtenaar van respectievelijk 23 oktober 2012, 16 mei 2013 en 28 november 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende griffierecht geheven van respectievelijk € 310, € 318 en € 328. De Rechtbank heeft de beroepen vervolgens doorgezonden naar de rechtbank Midden-Nederland. De Rechtbank Midden-Nederland heeft op 10 april 2014 het onderzoek ter zitting geschorst en de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (hierna: StAB) op 23 april 2014 verzocht rapport uit te brengen. StAB heeft op 5 september 2014 rapport uitgebracht. De Rechtbank Midden-Nederland heeft vervolgens geconstateerd dat zij niet bevoegd is en de beroepen doorgezonden naar de Rechtbank.
De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar van 23 oktober 2012, 16 mei 2013 en 28 november 2013 vernietigd, de bestreden aanslagen van 27 november 2011, 31 december 2012 en 30 juni 2013, voor zover daarbij een hogere aanslag dan de aanslag op aangifte is opgelegd, alsmede de opgelegde vergrijpboeten, vernietigd, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 3.488,40 en gelast dat verweerder aan eiseres het door haar in de beroepszaken betaalde griffierecht van € 310, € 318 en € 328 (totaal € 956) vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij het Hof Arnhem - Leeuwarden.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (20 december 2016, nr. 15/00673, 15/00675 en 15/00676, ECLI:NL:GHARL:2016:10198), heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover deze betreft de beslissingen omtrent de aanslagen zuiveringsheffing 2009 en 2010 en de met deze aanslagen samenhangende vergrijpboeten en griffierechten, de beroepen inzake de aanslagen zuiveringsheffing 2009 en 2010 en de met de aanslag 2010 samenhangende vergrijpboete ongegrond verklaard, het beroep gericht tegen de met de aanslag 2009 samenhangende vergrijpboete gegrond verklaard, de met de aanslag 2009 samenhangende vergrijpboete verminderd tot € 119.908,23, de uitspraak van de Rechtbank voor het overige bevestigd en de Heffingsambtenaar veroordeeld in de door belanghebbende gemaakte kosten van het hoger beroep tot een bedrag van € 2.944,36.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 17 november 2017, nr. 17/00320, ECLI:NL:HR:2017:2879, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd voor zover deze betreft de beslissingen omtrent de aanslagen in de zuiveringsheffing voor de jaren 2009 en 2010, de met deze aanslagen samenhangende vergrijpboeten en de griffierechten, behoudens de beslissing omtrent de proceskosten en het geding naar dit Hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
Belanghebbende en de Heffingsambtenaar zijn door de griffier in de gelegenheid gesteld tot een schriftelijke reactie op het verwijzingsarrest. De Heffingsambtenaar heeft bij brief van 27 februari 2018 een conclusie ingezonden; belanghebbende heeft bij brief van 31 oktober 2018 een reactie op het arrest en op de conclusie van de Heffingsambtenaar ingezonden.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 20 december 2018 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [directeur] , directeur van belanghebbende, en de gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , tot bijstand vergezeld van [A] en de deskundigen van [B] [C] en [D] .
Namens de Heffingsambtenaar zijn verschenen [ambtenaar 1] , [ambtenaar 2] , [ambtenaar 3] (waterschapsinspecteur), [ambtenaar 4] , en [ambtenaar 5] , deskundige [ambtenaar 6]
Partijen hebben te dezer zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft ter zitting zonder bezwaar van de wederpartij twee schematische voorstellingen (“afvoer digestaat” en “biogasinstallatie [H] ”) overgelegd.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende exploiteert op bedrijfsterrein [bedrijfsterrein] te [plaats 1] een groothandel in zeevis waarbij vis wordt bewerkt en ingevroren. In 2007 heeft belanghebbende een op het bedrijfsterrein gebouwde vergistingsinstallatie in gebruik genomen. In deze installatie wordt biogas geproduceerd. Daarbij komt, naast biogas en (gezuiverd) afvalwater, een residu met niet-vergist materiaal vrij, aangeduid als digestaat.
Belanghebbende is belastingplichtig op grond van de Verordening zuiveringsheffing Waterschap Vallei & Eem 2009. Deze luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
(…)
“Artikel 3
1 Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, wordt onder de naam zuiveringsheffing een directe belasting geheven ter zake van direct of indirect afvoeren op een zuiveringstechnisch werk in beheer bij het waterschap.
2 Aan de heffing worden onderworpen:
a ter zake het afvoeren vanuit (…) een bedrijfsruimte: degene die het gebruik heeft van die ruimte (…)
4 Indien stoffen met behulp van een riolering worden afgevoerd, is degene bij wie de riolering in beheer is, slechts voor die stoffen die de beheerder zelf op de riolering heeft gebracht aan een heffing onderworpen.
Artikel 4
1 De heffing ter zake van (…) bedrijfsruimten als bedoeld in artikel 15 is verschuldigd bij het begin van het heffingsjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de heffingsplicht.
(…)
Artikel 6
1 Voor de heffing bedoeld in artikel 3 geldt als grondslag de hoeveelheid en de hoedanigheid van stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd.
(…)
Artikel 7
1 Het aantal vervuilingseenheden van zuurstofbindende en andere stoffen wordt berekend met behulp van door meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens. De meting, bemonstering, analyse en berekening geschieden met inachtneming van de in Bijlage I opgenomen voorschriften.
2 De in het eerste lid bedoelde meting, bemonstering en analyse geschieden ieder etmaal van het heffingsjaar, behoudens het bepaalde in artikel 8. (…)
Artikel 8
Op aanvraag van de heffingsplichtige, die aannemelijk maakt dat voor de berekening van het aantal vervuilingseenheden kan worden volstaan met gegevens welke met behulp van meting, bemonstering en analyse in een beperkt aantal etmalen zijn verkregen, besluit de ambtenaar belast met de heffing dat meting en bemonstering geschieden in afwijking van het bepaalde in artikel 7, tweede lid. Het besluit op aanvraag wordt genomen bij een voor bezwaar vatbare beschikking. (…)
(…)
Artikel 14
De vervuilingswaarde van een bedrijfsruimte, wordt bepaald op de som van de aantallen vervuilingseenheden als berekend overeenkomstig de artikel 7 tot en met 13, voorzover deze van toepassing zijn.
(…)
Artikel 18
Het tarief bedraagt € 43,08 per vervuilingseenheid.
Artikel 19
1. De heffing wordt geheven bij wege van aanslag.(…)”
De Verordening zuiveringsheffing Waterschap Vallei & Eem 2010 is gelijkluidend aan de Verordening zuiveringsheffing Waterschap Vallei & Eem 2009. In 2010 bedraagt het tarief € 45,25.
De Heffingsambtenaar heeft op verzoek van belanghebbende voor de onderhavige jaren een besluit als bedoeld in artikel 8, lid 1, van de Verordening genomen. De berekening van het aantal vervuilingseenheden vindt plaats aan de hand van gegevens die met behulp van meting, bemonstering en analyse in een beperkt aantal etmalen zijn verkregen.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2009 aangifte gedaan van 13,74 vervuilingseenheden, welk aantal leidt tot een belastingbedrag van € 591,92 (13,74 vervuilingseenheden x € 43,08). Voor het jaar 2010 heeft belanghebbende aangifte gedaan van 283,93 vervuilingseenheden, welk aantal leidt tot een belastingbedrag van € 12.847,83 (283,93 x € 45.25).
In 2009 heeft het Waterschap Vallei & Eem een discrepantie vastgesteld in het aantal vervuilingseenheden (hierna ook: v.e.’s) dat de rioolwaterzuiveringsinstallatie (hierna: rwzi) in [plaats 2] moest verwerken ten opzichte van het aantal v.e.’s dat via de zuiveringsheffing werd aangegeven en geïnd (hierna ook: de discrepantie). Tijdens het discrepantieonderzoek dat naar aanleiding van de vaststelling van deze discrepantie is uitgevoerd is vastgesteld dat de discrepantie wordt veroorzaakt door afvalwater afkomstig uit de gemeente [vestigingsplaats] . Vervolgens zijn tussen 14 en 24 december 2009 simultaan vuilvrachten gemeten in het influent van de rwzi [plaats 2] , in het afvalwater dat via het hoofdrioolgemaal te [plaats 1] wordt verpompt en in het afvalwater afkomstig van industrieterrein [bedrijfsterrein] te [plaats 1] .
Het gemiddelde meetresultaat over tien etmalen liet voor de rwzi [plaats 2] en het hoofdrioolgemaal te [plaats 1] globaal dezelfde absolute discrepantie zien van circa 50.000 vervuilingseenheden. In relatieve zin bedroeg de discrepantie in december 2009 voor de rwzi [plaats 2] 23%, voor het hoofdrioolgemaal [plaats 1] 160% en voor industrieterrein [bedrijfsterrein] 630%.
De Heffingsambtenaar heeft uit deze metingen de conclusie getrokken dat de discrepantie in belangrijke mate teruggevoerd kan worden op het industrieterrein [bedrijfsterrein] te [plaats 1] . Op dit industrieterrein zijn circa 60 (vooral visverwerkende) bedrijven gevestigd, waaronder het bedrijf van belanghebbende. Op het industrieterrein zijn slechts een paar zogenaamde grote lozers gevestigd, nagenoeg alle bedrijven zijn relatief kleine lozers.
Het afvalwater van belanghebbende, met uitzondering van het sanitaire afvalwater, wordt via een meet- en bemonsteringssysteem geloosd. De bemonstering en controle vindt plaats door een derde, door wie de resultaten rechtstreeks naar de Heffingsambtenaar worden verzonden. Het afvalwater wordt via de meetkast geloosd op de put voor de ingang van het bedrijf van belanghebbende, de “ Hoek [adres 1] [G] , rioolput [3] ). De sanitaire afvalstroom wordt eveneens geloosd op deze put, maar niet via de meetkast.
In de nabijheid van het bedrijfsterrein van belanghebbende zijn vier rioolputten gelegen, [4] , [3] , [2] en [1] . Het hoogste punt van deze vier rioolputten is rioolput [4] . [3] is op de hoek voor het bedrijf van belanghebbende gelegen, [2] is voor Rokerij [F] gelegen. [1] is stroomafwaarts naast [2] gelegen.
Op 1 maart 2010 zijn door twee waterschapsinspecteurs op vier plaatsen monsters genomen van het afvalwater. De resultaten daarvan zijn in het “Feitenrelaas controle-acties rond bedrijf [G] in maart 2010” (hierna: feitenrelaas) als volgt vermeld:
Monster- nummer |
Datum |
Monsteromschrijving |
CZV (mg/l) |
NKJ mg/l |
CZV/NKJ (mg/mg) |
[nummer 1] |
1 maart 2010 |
Straatkolk [adres 2] |
3.230 |
150 |
21,5 |
[nummer 2] |
1 maart 2010 |
Straatkolk [adres 3] |
1.640 |
170 |
9,65 |
[nummer 3] |
1 maart 2010 |
Straatkolk [adres 1] |
13.800 |
1.800 |
7,67 |
[nummer 4] |
1 maart 2010 |
[F] [adres 1] |
1.880 |
83 |
22,7 |
Monster [nummer 3] is genomen uit rioolput [1] . Monster [nummer 4] is rechtstreeks uit de afvalwaterstroom van Rokerij [F] genomen, niet uit de rioolput.
Op 8 maart 2010 constateerden waterschapsinspecteurs dat op de hoek van de [adres 1] , rioolput [3] , voor de ingang van het bedrijf van belanghebbende, een hoeveelheid grijs water het riool instroomde, door hen als ‘fors’ aangemerkt. Zij hebben een monster genomen van het afvalwater dat de gemeenteput instroomde (nummer [nummer 5] ) en een monster genomen verderop in het gemeenteriool waar zich slib leek op te hopen (nummer [nummer 6] ).
De resultaten daarvan zijn in het feitenrelaas als volgt vermeld:
Monster- nummer |
Datum |
Monsteromschrijving |
CZV (mg/l) |
NKJ mg/l |
CZV/NKJ (mg/mg) |
[nummer 6] |
8 maart 2010 |
Slib [adres 1] |
44.400 |
2.100 |
21,1 |
[nummer 7] |
8 maart 2010 |
Hoek [adres 1] [G] |
820 |
41 |
20,0 |
Direct nadat op 8 maart 2010 was geconstateerd dat een hoeveelheid grijs water het riool op de hoek van de [adres 4] het riool instroomde, hebben waterschapsinspecteurs het terrein van belanghebbende bezocht en geconstateerd dat de meetkast voor volumeproportionele bemonstering van het bedrijfsafvalwater van belanghebbende een beperkte stroom aangaf.
In het feitenrelaas is vermeld: “De geloosde stroom in het gemeenteriool leek veel groter dan de gemeten stroom”.
Op 9 maart 2010 zijn nogmaals monsters genomen uit rioolputten op industrieterrein [bedrijfsterrein] . Tevens is nogmaals de rioolput voor de ingang van het bedrijf ( Hoek [adres 1] [G] , [3] ) geïnspecteerd. Geconstateerd is dat een zwarte stroom afvalwater werd geloosd. Van deze afvalwaterstroom is een monster genomen met nummer [nummer 8] . Tegelijk is een monster genomen bij de meetput van het bedrijf ( [G] meetput), nummer [nummer 9] .
De resultaten van de inspecties op 9 maart 2010 zijn in het “Feitenrelaas controle-acties rond bedrijf [G] in maart 2010” als volgt vermeld:
Monster- nummer |
Datum |
Monsteromschrijving |
CZV (mg/l) |
NKJ mg/l |
CZV/NKJ (mg/mg) |
[nummer 10] |
9 maart 2010 |
[adres 2] |
3.360 |
170 |
19,8 |
[nummer 11] |
9 maart 2010 |
[adres 5] |
680 |
54 |
12,6 |
[nummer 12] |
9 maart 2010 |
[adres 3] |
4.570 |
130 |
35,2 |
[nummer 13] |
9 maart 2010 |
[adres 1] |
1.380 |
47 |
29,4 |
[nummer 9] |
9 maart 2010 |
[G] meetput |
460 |
25 |
18,4 |
[nummer 8] |
9 maart 2010 |
Hoek [adres 1] [G] |
15.500 |
1.600 |
9,69 |
De monsters [nummer 9] en [nummer 8] zijn aan het einde van de middag genomen. De andere monsters zijn in de ochtend genomen. Het monster met nummer [nummer 13] is genomen uit rioolput [1] . Direct na de constatering van de zwarte afvalwaterstroom is in het bijzijn van de heer [H] de pomp van de meetvoorziening uitgezet. Daarbij is geconstateerd dat de zwarte stroom in intensiteit afnam en vervolgens gedurende langere tijd door bleef stromen.
Op 8 en 9 maart is tevens op het terrein van belanghebbende grondonderzoek verricht naar een illegale leiding. Deze leiding is niet aangetroffen.
Tijdens de controle op 9 maart is met behulp van kleurproeven geconstateerd dat al het vrijkomende afvalwater van het bedrijf [F] loost op put [2] . Op 1 maart 2010 was reeds een monster genomen uit de lozingspijp vanaf het bedrijfsterrein van [F] (zie 2.9.2).
Omdat belanghebbende in 2007 een vergistingsinstallatie in gebruik heeft genomen en het algemeen bekend is dat vanuit deze installaties, naast de lozing van afvalwater, grote hoeveelheden digestaat vrijkomen, is belanghebbende verzocht nadere gegevens te verstrekken.
In zijn brief gedagtekend 24 januari 2010 (bij de Heffingsambtenaar binnengekomen op 28 februari 2011) heeft belanghebbende het volgende aangegeven:
“In april 2007 hebben wij onze vergistingsinstallatie opgestart. De inhoud van de installatie was op dat moment leeg. In de herfst van 2007 is de daadwerkelijke productie van biogas opgang gekomen en is begonnen met het structureel invoeren van diverse substraten. Zoals u schrijft in uw brief kent een vergistingsinstallatie een outputstroom in de vorm van digestaat. Ons digestaat wordt verder verwerkt in een zuiveringsinstallatie. Deze installatie bestaat uit een dekanter- en een membraaninstallatie op basis van ultrafiltratie en omgekeerde osmose. Deze installaties maken het mogelijk om water te ontrekken aan het digestaat. Het water wat hierbij vrij komt is relatief schoon. (…)
In de periode van april 2007 t/m december 2010 is een hoeveelheid van 33.016,6 m3 geloosd. Het digestaat wordt per as afgevoerd en gebruikt als meststof in het buitenland. In de bovengenoemde periode was dat 13.202,39 ton. Deze stroom wordt door verschillende mesttransporteurs naar verschillende ontvangers in het buitenland getransporteerd onder toezicht van de 'nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit' (nVWA).”
Belanghebbende heeft aan de Heffingsambtenaar informatie verstrekt over de aangevoerde en verwerkte biomassa (input), de geproduceerde hoeveelheid biogas en de afvoer van digestaat. Op 12 maart 2010 is belanghebbende gestart met het over de weg afvoeren van digestaat.
De aangevoerde biomassa is voor de jaren 2009 en 2010 gespecificeerd naar afzender, type input, euralcode, hoeveelheid en prijs. Tevens is vermeld dat de zending is gemeld bij Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA). In de overzichten van 2009 is bij type input vermeld: slib, visslib, supermarktmix, banketafval, camembert kaas, swill, plantaardig vet, visafval en suikerwaren.
In de overzichten van 2010 is bij type input vermeld: Slib, visslib, supermarktmix en banketafval.
De Heffingsambtenaar heeft de inhoud van de vergistingsinstallatie bemonsterd in de periode augustus en september 2010.
Belanghebbende heeft in haar brief van 28 maart 2010 (Hof: 28 maart 2011) de maandelijkse productie van biogas vermeld. Het betreft de volgende hoeveelheden:
Maand |
Jaar |
Productie (m3) |
Maand |
Jaar |
Productie (m3) |
|
1 |
2010 |
151.280 |
1 |
2009 |
117.130 |
|
2 |
2010 |
204.570 |
2 |
2009 |
127.050 |
|
3 |
2010 |
193.010 |
3 |
2009 |
119.750 |
|
4 |
2010 |
189.590 |
4 |
2009 |
143.200 |
|
5 |
2010 |
138.030 |
5 |
2009 |
206.870 |
|
6 |
2010 |
184.231 |
6 |
2009 |
189.220 |
|
7 |
2010 |
202.502 |
7 |
2009 |
224.580 |
|
8 |
2010 |
189.145 |
8 |
2009 |
224.730 |
|
9 |
2010 |
202.065 |
9 |
2009 |
237.820 |
|
10 |
2010 |
209.760 |
10 |
2009 |
227.450 |
|
11 |
2010 |
208.164 |
11 |
2009 |
215.800 |
|
12 |
2010 |
145.540 |
12 |
2009 |
171.780 |
In de periode vanaf 12 maart 2010 zijn door belanghebbende, volgens opgave van de transporteur, de volgende hoeveelheden digestaat per as afgevoerd:
Week |
Vrachten |
Afvoer (ton) |
Week |
Vrachten |
Afvoer (ton) |
|
10 |
1 |
31,82 |
32 |
6 |
199,48 |
|
11 |
5 |
174,16 |
33 |
6 |
195,70 |
|
12 |
8 |
284,42 |
34 |
8 |
243,54 |
|
13 |
9 |
314,88 |
35 |
10 |
313,72 |
|
14 |
7 |
245,82 |
36 |
12 |
356,34 |
|
15 |
6 |
217,96 |
37 |
9 |
255,04 |
|
16 |
8 |
277,88 |
38 |
12 |
338,80 |
|
17 |
10 |
354,81 |
39 |
10 |
297,28 |
|
18 |
8 |
281,56 |
40 |
12 |
357,96 |
|
19 |
8 |
281,18 |
41 |
11 |
345,02 |
|
10 |
10 |
341,74 |
42 |
12 |
385,96 |
|
21 |
8 |
274,28 |
43 |
10 |
317,56 |
|
22 |
8 |
281,02 |
44 |
13 |
408,64 |
|
23 |
9 |
315,98 |
45 |
11 |
349,86 |
|
24 |
11 |
382,90 |
46 |
14 |
435,98 |
|
25 |
11 |
388,02 |
47 |
13 |
428,66 |
|
26 |
11 |
372,82 |
48 |
10 |
331,24 |
|
27 |
11 |
376,14 |
49 |
11 |
368,64 |
|
28 |
9 |
312,30 |
50 |
12 |
394,26 |
|
29 |
11 |
361,34 |
51 |
9 |
297,34 |
|
30 |
8 |
272,48 |
52 |
10 |
340,68 |
|
31 |
6 |
206,32 |
13.311,53 |
Het ter zitting door belanghebbende overgelegde schema “afvoer digestaat” ziet er als volgt uit:
Blijkens de door StAB bij LMA opgevraagde gegevens is in 2008 door belanghebbende een afgiftemelding gedaan van 7.240 kg slib van afvalwaterbehandeling (Euralcode 020204). In 2009 en 2010 zijn geen afgiftes van slib van afvalwaterbehandeling gedaan.
Belanghebbende beschikt niet over een voorziening waarin tijdelijk digestaat kan worden opgeslagen (brief van belanghebbende van 7 juni 2011, onderdeel 7).
Op 30 maart 2012 heeft [ambtenaar 6] in opdracht van de Heffingsambtenaar het rapport “Onderbouwing opgelegde aanslag zuiveringsheffing aan bedrijf [G] te [plaats 1] ” opgemaakt. In dit rapport is vermeld dat de samenstelling van het digestaat dat resteert na vergisting in de vergistingsinstallatie van belanghebbende grote overeenstemming vertoont met het afvalwater van het industrieterrein [bedrijfsterrein] dat bij de handhavingsactie en daaraan voorafgaand is bemonsterd.
In het StAB-rapport is in antwoord op de vraag of het technisch gezien mogelijk is om het bij belanghebbende vrijkomende digestaat te lozen in de vorm van afvalwater, het volgende – voor zover van belang - vermeld:
“Een vergistingsinstallatie bestaat in het algemeen uit één of meerdere
vergistingstanks, een aantal voorraadtanks en diverse aan- en afvoerleidingen,
pompen en roerwerken. De pompen worden gebruikt om de biomassa/substraat
de vergister in en het digestaat de vergister uit te pompen. Om zoveel mogelijk
bezinkende deeltjes te verwijderen wordt de afvoerbuis nabij de bodem van de
vergister bevestigd. Deze afvoerbuis dient er ook voor om bij onderhoud,
calamiteiten of slechte (biologische) werking de vergister geheel of gedeeltelijke
leeg te kunnen maken. Het is dus technisch altijd mogelijk om digestaat uit de
vergister te pompen. Dit geldt ook voor de vergistingsinstallatie van eiseres. (…)
Zonder opwerken van de digistaatstroom over een decanteercentrifuge, een
installatie voor ultrafiltratie (UF) en een installatie voor omgekeerde osmose (RO
= reverse osmosis) is het percentage droge stof in het digestaat minder dan 8%.
Deze stroom is zeer gemakkelijk te verpompen en te lozen in de vorm van
afvalwater. Mocht de intentie van eiseres zijn geweest om digestaat te lozen, dan
ligt het meer voor de hand dat de onbewerkte digestaatstroom is geloosd.
Met opwerken van de digistaatstroom zal het percentage droge stof gaan oplopen
tot circa 30 procent. Deze massa is nog net verpompbaar met een zuigwagen
maar zal tot verstoppingen kunnen leiden van de riolering.
Het opgewerkte digestaat dat wij bij ons bezoek aan de inrichting te zien hebben
gekregen is een zeer dichte vaste massa. Dit is uiteraard niet direct met het
afvalwater te lozen. Er dient een extra proceshandeling plaats te vinden waarbij
water wordt toegevoegd en geroerd om het digestaat te kunnen lozen als
afvalwater. Lozing is ook in dat geval technisch mogelijk. Het is echter onlogisch
om digestaat eerst op te werken en vervolgens weer te verdunnen om te kunnen
lozen. Een afvoer van onbewerkt digestaat, in wat voor vorm dan ook, ligt toch
meer voor de hand. (…).”
De Heffingsambtenaar heeft belanghebbende bij brief van 23 mei 2011 nadere vragen gesteld, omdat hij heeft geconstateerd dat na 9 maart 2010, nadat meerdere handhavingsactiviteiten hadden plaatsgevonden, de vuilvracht afkomstig van het industrieterrein [bedrijfsterrein] ineens zeer sterk gedaald bleek te zijn tot een niveau dat nagenoeg overeen kwam met het totaal aantal vervuilingseenheden dat voor dat industrieterrein wordt aangegeven. In deze brief is aangegeven dat overwogen wordt om voor de heffingsjaren 2008, 2009 en 2010 af te wijken van de gegevens die belanghebbende heeft verstrekt in de aangiftes voor die jaren en om voor deze jaren boetes op te leggen op grond van artikel 67d, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).
De Heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 december 2012 respectievelijk 30 juni 2013 aanslagen opgelegd voor de jaren 2009 en 2010. Tegelijk met deze aanslagen heeft hij op grond van artikel 67d van de AWR een vergrijpboete opgelegd.
Op basis van gegevens over het vrijgekomen digestaat en over het geproduceerde biogas is de verhouding in het aantal kilogram digestaat per m³ biogas bepaald. De hoeveelheid per as afgevoerde digestaat in de periode 9 maart 2010 tot en met 31 december 2010 is daarbij gedeeld door de in diezelfde periode geproduceerde hoeveelheid biogas. Aldus is berekend dat in de periode 9 maart 2010 tot en met 31 december 2010 berekend per m³ biogas 7,28 kg digestaat vrijkomt.
Op basis van de monsters die op 25 augustus 2010 en 20 september 2010 zijn genomen is berekend dat het aantal gram Totaal Zuurstof Verbruik (TZV) per kg digestaat 76 bedraagt en dat derhalve de hoeveelheid TZV per m³ biogas 553,3 gram bedraagt. De berekende TZV per m³ biogas is vervolgens vermenigvuldigd met de geproduceerde hoeveelheid biogas in de periode van begin 2008-maart 2010.
De Heffingsambtenaar heeft de vervuilingswaarde van het volgens hem geloosde digestaat in de jaren 2008 tot en met 2010 berekend als weergegeven in onderstaande tabel:
Jaar |
Biogas (m³) |
Coefficient (Kg O2/m3) |
Zuurstofverbruik (kg O2) |
Vervuilingswaarde (v.e.) |
2008 |
1.711.749 |
0,5533 |
947.111 |
19.094,97 |
2009 |
2.205.380 |
0,5533 |
1.220.237 |
22.267,09 |
2010 |
405.659 |
0,5533 |
224.451 |
4.095,82 |
De aanslag voor het jaar 2009 is als volgt berekend:
22.280,83 (v.e.) |
x |
€ |
43,08 (tarief) |
€ |
959.858,15 |
Boete |
x |
€ |
€ |
239.816,46 |
|
€ |
1.199.674,61 |
||||
Voorlopige aanslag |
-/- |
€ |
6.462,00 |
||
€ |
1.193.212,61 |
De aanslag voor het jaar 2010 is als volgt berekend:
4.379,75 (v.e.) |
x |
€ |
45,25 (tarief) |
€ |
198.163,47 |
Boete |
x |
€ |
46.333,96 |
€ |
46.333,96 |
€ |
244.517,43 |
||||
Voorlopige aanslag |
-/- |
€ |
6.787,50 |
||
€ |
237.729,93 |
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
Zijn de aanslagen voor het jaar 2009 en 2010 terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
Zijn de boeten terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep. De Heffingsambtenaar concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor wat betreft de aanslagen 2009 en 2010 en ongegrondverklaring van het inzake de aanslagen 2009 en 2010 ingestelde beroep.