Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-10-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3770, 21/00402 tot en met 21/00406

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-10-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3770, 21/00402 tot en met 21/00406

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 oktober 2022
Datum publicatie
1 november 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:3770
Formele relaties
Zaaknummer
21/00402 tot en met 21/00406
Relevante informatie
Art. 28 Wet Vpb 1969, Art. 6 BBI

Inhoudsindicatie

Hofuitspraak inzake een in Duitsland gevestigd beleggingsfonds dat om teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting heeft verzocht, na prejudiciële vragen aan Hoge Raad van rechtbank Zeeland-West-Brabant over de verenigbaarheid van de Nederlandse regeling inzake fiscale beleggingsinstellingen met het recht op vrij kapitaalverkeer. Het hof overweegt dat er zodanige twijfels zijn over de juistheid van de opvatting van de Hoge Raad over de kwestie van de vervangende betaling dat de door de Hoge Raad geformuleerde eis van een vervangende betaling niet aan belanghebbende kan worden tegengeworpen. Het hof overweegt verder dat belanghebbende evenmin kan worden tegengeworpen dat belanghebbende niet de naar Nederlandse maatstaven berekende, voor dooruitdeling vatbare, winst aan zijn aandeelhouders heeft uitgekeerd. Belanghebbende voldoet aan een vergelijkbare dooruitdelingsregeling in Duitsland, die echter resulteert in een lagere berekening van de voor dooruitdeling vatbare winst. Dat niet de naar Nederlandse maatstaven berekende winst is uitgedeeld, kan belanghebbende niet worden tegengeworpen, omdat dat zou neerkomen op een verboden zonderonderscheidbelemmering. Dat betekent echter niet dat belanghebbende, wat betreft de kwestie van dooruitdeling of heffing op aandeelhoudersniveau, vergelijkbaar is met in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstellingen. Vaststaat immers dat Duitsland geen belasting heft van niet in Duitsland woonachtige aandeelhouders, voor zover belanghebbende dividenden ontvangt van in Nederland gevestigde lichamen. Omdat de Duitse regelgeving waaraan belanghebbende is onderworpen in zoverre niet voorziet in een heffing van alle aandeelhouders in belanghebbende die vergelijkbaar is met de Nederlandse regeling, is belanghebbende onvergelijkbaar met in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstellingen. Het verzoek om teruggaaf van dividendbelasting is terecht afgewezen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 21/00402 tot en met 21/00406

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] (Duitsland),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 21 januari 2021, nummers BRE 12/29, 12/30 en 12/152 tot en met 12/154, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft voor de boekjaren 2002/2003 en 2004/2005 tot en met 2007/2008 verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting ingediend.

1.2.

De inspecteur heeft de in 1.1 bedoelde verzoeken afgewezen.

1.3.

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.6.

De inspecteur heeft vóór de zitting een pleitnota overgelegd.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde 1] , [gemachtigde 2] , [gemachtigde 3] en [gemachtigde 4] , als gemachtigden van belanghebbende, vergezeld van [A] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] , [inspecteur 4] , [inspecteur 5] en [inspecteur 6] .

1.8.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.9.

Het hof heeft het onderzoek op de zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het hof partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven. Partijen hebben aan dit verzoek voldaan.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is verzonden.

1.11.

Partijen hebben vóór de nadere zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.12.

De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2022 in ’s-Hertogenbosch.

Daar zijn verschenen [gemachtigde 5] , [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , als gemachtigden van belanghebbende, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 7] , [inspecteur 5] , [inspecteur 6] en [inspecteur 8] .

Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaken en de zaken met nummers 20/00092 tot en met 20/00105.

1.13.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.14.

Van de nadere zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is een naar Duits recht opgericht en in Duitsland gevestigd beleggingsfonds. Het is een zogenoemde icbe, een instelling voor collectieve belegging in effecten.1 De activiteiten van belanghebbende bestaan in het beleggen van het fondsvermogen. Belanghebbende geeft aandelen uit waarvan de koers genoteerd is aan de Duitse effectenbeurs, maar de handel in die aandelen verloopt via [Clearstream] . Belanghebbende heeft slechts één soort aandelen uitgegeven.

2.2.

DEKA Investment GmbH (hierna: DEKA ) is de beheervennootschap van belanghebbende en treedt tegenover derden op als belanghebbendes vertegenwoordiger. De effecten waarin voor rekening en risico van belanghebbende wordt belegd, worden gehouden door [Z] KölnBonn. De wettelijke regels waaraan DEKA en [Z] KölnBonn zijn onderworpen, zijn neergelegd in het Investmentgesetz (vanaf 1 januari 2004; daarvóór: het Gesetz über Kapitalanlagegesellschaften).

2.3.

Belanghebbende heeft onder meer belegd in aandelen in vennootschappen die in Nederland zijn gevestigd. Over het dividend dat belanghebbende in de onderhavige boekjaren op deze aandelen heeft ontvangen, is, met inachtneming van artikel 13 van het belastingverdrag Nederland-Duitsland van 16 juni 1959, Trb. 1959, 85, zoals laatstelijk gewijzigd bij het Derde Aanvullende Protocol van 4 juni 2004, Trb. 2004, 185 (hierna: het Verdrag), door Nederland 15 procent dividendbelasting geheven.

2.4.

Belanghebbende is in Nederland niet inhoudingsplichtig voor de dividendbelasting.

2.5.

Belanghebbende was gedurende de onderhavige boekjaren in Duitsland als Sondervermögen vrijgesteld van de heffing van Duitse winstbelastingen.

2.6.

Buiten Duitsland woonachtige particuliere participanten in een Sondervermögen werden in ieder geval tot en met 2021 niet door Duitsland in de belastingheffing betrokken, voor zover het Sondervermögen dividenden uit aandelen in buiten Duitsland gevestigde vennootschappen genoot.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot teruggaaf van dividendbelasting. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing