Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4565, 22/00150 tot en met 22/00250

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4565, 22/00150 tot en met 22/00250

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 december 2022
Datum publicatie
11 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:4565
Formele relaties
Zaaknummer
22/00150 tot en met 22/00250
Relevante informatie
Art. 8 BPM, Art. 28c Iw 1990, Art. 30 Iw 1990, Art. 110 VWEU, Art. 267 VWEU

Inhoudsindicatie

Nu sprake is van één uitspraak van de rechtbank is slechts eenmaal griffierecht verschuldigd. Er is 17x griffierecht geheven. Het hof zal de griffier gelasten om het te veel betaalde griffierecht met rente aan belanghebbende terug te betalen.

Afdoening diverse formele grieven BPM.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 22/00150 tot en met 22/00250

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 januari 2022, nummers 18/6458 tot en met 18/6461, 19/4251 tot en met 19/4279, 20/5660 tot en met 20/5678, 20/6138 tot en met 20/6140, 20/6237 tot en met 20/6240, 20/6641 tot en met 20/6649, 20/7182 tot en met 20/7209 en 20/9542 tot en met 20/9546

in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft aangifte gedaan van door hem op aangifte voldane belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) over de maanden:

- juli 2017 (nummers rechtbank 18/6458 en 20/7182 tot en met 20/7187, nummers hof 22/00150 en 22/00154 tot en met 22/00159);

- augustus 2017 (nummers rechtbank 18/6459 en 20/7188 tot en met 20/7195, nummers hof 22/00151 en 22/160 tot en met 22/00167);

- september 2017 (nummers rechtbank 18/6460 en 20/7196 tot en met 20/7201, nummers hof 22/00152 en 22/00168 tot en met 22/00173);

- oktober 2017 (nummers rechtbank 18/6461 en 20/7202 tot en met 20/7209, nummers hof 22/00153 en 22/00174 tot en met 22/00181);

- februari 2018 (nummers rechtbank 20/5667 tot en met 20/5673, nummers hof 22/00182 tot en met 22/00188);

- maart 2018 (nummers rechtbank 20/5660 tot en met 20/5666, nummers hof 22/00189 tot en met 22/00195);

- april 2018 (nummers rechtbank 19/4256 tot en met 19/4258, nummers hof 22/00196 tot en met 22/00198);

-mei 2018 (nummers rechtbank 19/4267 tot en met 19/4273, nummers hof 22/00199 tot en met 22/00205);

- juli 2018 (nummers rechtbank 19/4274 tot en met 19/4279, nummers hof 22/00206 tot en met 22/00211);

- augustus 2018 (nummers rechtbank 19/4251 tot en met 19/4255, nummers hof 22/00212 tot en met 22/00216);

- september 2018 (nummers rechtbank 19/4259 tot en met 19/4266, nummers hof 22/00217 tot en met 22/00224);

- oktober 2018 (nummers rechtbank 20/9542 tot en met 20/9546, nummers hof 22/00225 tot en met 22/00229);

- november 2018 (nummers rechtbank 20/5674 tot en met 20/5678, nummers hof 22/00230 tot en met 22/00234);

- december 2018 (nummers rechtbank 20/6237 tot en met 20/6240, nummers hof 22/00235 tot en met 22/00238);

- januari 2019 (nummers rechtbank 20/6645 tot en met 20/6649, nummers hof 22/00239 tot en met 22/00243);

- februari 2019 (nummers rechtbank 20/6641 tot en met 20/6644, nummers hof 22/00244 tot en met 22/00247); en

- maart 2019 (nummers rechtbank 20/6138 tot en met 20/6140, nummers hof 22/00248 tot en met 22/00250).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 19 oktober 2021 de bestuurlijke lus toegepast.

De rechtbank heeft bij uitspraak van 10 januari 2022 de beroepen gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Bij brief van 17 oktober 2022 heeft de gemachtigde van belanghebbende een verzoek tot wraking van de behandelend raadsheren P.A.M. Pijnenburg, L.B.M. Klein Tank en J.M. van der Vegt ingediend. De wrakingskamer heeft dit verzoek tot wraking bij beslissing van 20 oktober 2022 buiten behandeling gesteld en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen (registratienummer 200.317.488/01).

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting, op 3 november 2022, een pleitnota toegezonden aan het hof. Het hof heeft deze pleitnota, wegens het in dit stuk gebruikte taalgebruik en de hierin opgenomen beledigingen en aantijgingen, geweigerd. Deze pleitnota behoort derhalve niet tot de gedingstukken.

1.7.

Belanghebbende heeft hierop, op 7 november 2022, een geschoonde versie van voornoemde pleitnota toegezonden aan het hof (hierna: de nieuwe pleitnota). De griffier heeft de nieuwe pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur.

1.8.

De zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [A] (hierna: [A] ), als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B] en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Het hof heeft bij aanvang van de zitting de gewijzigde samenstelling van de behandelende kamer aan partijen medegedeeld, met dien verstande dat de behandelende kamer bestaat uit: J.M. van der Vegt (voorzitter), T.A. Gladpootjes en L.B.M. Klein Tank.

1.9.

Belanghebbende heeft in de zaak met nummer 21/01274 die eveneens op 11 november 2022 is behandeld, een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen ook ter zitting van deze zaken geacht te zijn voorgelezen.

1.10.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is vergunninghouder als bedoeld in artikel 8 Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM). Hij heeft voor de volgende maanden de volgende bedragen aan BPM op aangifte voldaan ter zake van de registratie van in totaal 101 auto's. Bij de bepaling van de afschrijving is steeds uitgegaan van de afschrijvingstabel, met uitzondering van zestien auto’s. Bij zes auto’s is de afschrijving gebaseerd op een taxatie(rapport) en bij tien auto’s is gebruik gemaakt van een koerslijst.

Tijdvak

Voldoening BPM

Juli 2017

€ 4.190

Augustus 2017

€ 8.021

September 2017

€ 4.340

Oktober 2017

€ 13.843

Februari 2018

€ 9.017

Maart 2018

€ 7.057

April 2018

€ 2.482

Mei 2018

€ 14.099

Juli 2018

€ 9.720

Augustus 2018

€ 4.761

September 2018

€ 7.818

Oktober 2018

€ 4.506

November 2018

€ 5.641

December 2018

€ 5.674

Januari 2019

€ 4.896

Februari 2019

€ 7.124

Maart 2019

€ 730

2.2.

De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en voor de volgende maanden de volgende teruggave BPM vastgesteld:

Tijdvak

Teruggave BPM

Augustus 2017

€ 31

Februari 2018

€ 266

Maart 2018

€ 186

Augustus 2018

€ 458

September 2018

€ 238

Maart 2019

€ 84

De rechtbank heeft voorts te vergoeden 30ha-rente ter zake van deze teruggaven vastgesteld, de inspecteur veroordeeld tot een immateriële schadevergoeding van € 2.500 en een proceskostenvergoeding van € 2.113,50, gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 2.974 vergoedt en beslist dat, indien de immateriële schadevergoeding, de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase en/of de vergoeding van griffierecht niet tijdig wordt vergoed, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum van de uitspraak.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is de verschuldigdheid van de geheven griffierechten bij aanvang van de gerechtelijke procedure in strijd met het Unierecht? Had de rechtbank een rentevergoeding moeten gelasten over de teruggave van het betaalde griffierecht?

2. Zijn de rechtbank en het hof bevoegd uitleg te geven aan de bepalingen van het Unierecht?

3. Heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat belanghebbende (enige) bewijslast draagt ten aanzien van de vermindering van belasting wegens een uit een andere lidstaat afkomstige personenauto?

4. Heeft belanghebbende recht op een rentevergoeding over de teruggaaf van bpm? Is artikel 28c Invorderingswet 1990 (hierna: IW) in strijd met het Unierecht?

5. Heeft belanghebbende recht op een hogere vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn?

6. Heeft belanghebbende recht op een hogere vergoeding van de kosten van bezwaar en proceskosten?

7. Is de belastingrechter de bevoegde rechter om de proceskostenvergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting vast te stellen

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en toewijzing van de door hem ingenomen standpunten. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing