Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-08-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2711, 22/01634 tot en met 22/01644
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-08-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2711, 22/01634 tot en met 22/01644
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 augustus 2023
- Datum publicatie
- 31 augustus 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:4565, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/01634 tot en met 22/01644
Inhoudsindicatie
Procedure over verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting voor de (boek)jaren 2003/2004 tot en met 2007/2008 en 2009/2010 tot en met 2014/2015 door een in het VK gevestigd beleggingsfonds. De teruggaafverzoeken die betrekking hebben op de boekjaren 2003/2004 tot en met 2005/2006 en 2009/2010 tot en met 2014/2015 zijn terecht afgewezen aangezien belanghebbende noch door overlegging van dividendnota’s noch anderszins aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van ‘te zijnen laste ingehouden dividendbelasting’ in de zin van artikel 10, lid 1 Wet DB of ‘ten laste van hem ingehouden dividendbelasting’ in de zin van artikel 11a, lid 1, Wet DB. Het hof komt met betrekking tot die boekjaren niet toe aan de vraag of belanghebbende objectief vergelijkbaar is met een in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstelling (hierna: fbi). Voor zover belanghebbende ter zitting gesteld zou hebben dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden nu de inspecteur van belanghebbende dividendnota’s heeft opgevraagd, beschouwt het hof deze stelling als tardief. Het hof komt met betrekking tot de boekjaren 2006/2007 en 2007/2008 wel toe aan een inhoudelijke beoordeling, aangezien de inspecteur voor die boekjaren niet betwist dat dividendbelasting is ingehouden. Belanghebbende is onvergelijkbaar met een fbi, omdat het VK buiten het VK woonachtige of gevestigde aandeelhouders met betrekking tot uit Nederland stammend dividendinkomen niet in de heffing betrekt. Het hof verwerpt tenslotte het standpunt van belanghebbende dat sprake is van verboden staatssteun aan binnenlandse beleggingsfondsen. Het hoger beroep is ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 22/01634 tot en met 22/01644
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd in het Verenigd Koninkrijk,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 19 augustus 2022, nummers BRE 17/7134 tot en met 17/7144, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft voor de (boek)jaren 2003/2004 tot en met 2007/2008 en 2009/2010 tot en met 2014/2015 verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting ingediend.
De inspecteur heeft de in 1.1 bedoelde verzoeken afgewezen.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur is niet tegemoetgekomen aan de bezwaren tegen de afwijzingen.
Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft het hoger beroep schriftelijk aangevuld.
De inspecteur heeft schriftelijk gereageerd op het onder 1.6 genoemde stuk.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2023 ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde 1] , [gemachtigde 2] , [gemachtigde 3] en [gemachtigde 4] , als gemachtigden van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] , [inspecteur 5] , [inspecteur 6] , [inspecteur 7] en [inspecteur 8] . Op deze zitting zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd, met de onderhavige zaak behandeld de zaken met de nummers 22/01062 tot en met 22/01067, 22/01274 tot en met 22/01283, 22/01290, 22/01304 tot en met 22/01306, 22/01592 tot en met 22/01597, 22/01620, 22/01621 tot en met 22/01625, 22/01626 tot en met 22/01632 en 23/00677.
De inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar belanghebbende. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij. De inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlagen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is een naar het recht van het Verenigd Koninkrijk (hierna: VK) opgericht en in het VK gevestigd beleggingsfonds.
Belanghebbende heeft geen vaste inrichting in Nederland voor de vennootschapsbelasting. Belanghebbende is in Nederland niet inhoudingsplichtig voor de dividendbelasting.
In jaren waarop de teruggaafverzoeken zien en waarvoor dividendnota’s zijn overgelegd, staat vast dat belanghebbende dividenden van in Nederland gevestigde vennootschappen heeft ontvangen waarop Nederlandse dividendbelasting (hierna: dividendbelasting) is ingehouden.
Het VK kent geen bronbelasting ter zake van uitkeringen van winst. Het belastingstelsel zoals dat in de in 1.1 vermelde boekjaren in het VK gold, voorziet weliswaar in een fictie op grond waarvan aandeelhouders geacht worden dividend te ontvangen ongeacht of daadwerkelijk dividend is uitgekeerd, maar voorziet niet in een heffing, door die - voormalige - lidstaat, van niet in het VK woonachtige of gevestigde aandeelhouders in een aldaar gevestigde beleggingsinstelling.
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting.
Belanghebbende concludeert voor alle (boek)jaren tot teruggaaf van dividendbelasting. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.