Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-10-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3528, 22/01182
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-10-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3528, 22/01182
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 25 oktober 2023
- Datum publicatie
- 31 januari 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:2556, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:531
- Zaaknummer
- 22/01182
- Relevante informatie
- Art. 2 BPM, Art. 10 BPM, Art. 2 BPB
Inhoudsindicatie
Bpm. Schade. Proceskostenvergoeding.
Het hof ziet geen reden te twijfelen aan de deskundigheid van de taxateur van DRZ en verwerpt daardoor de stelling van belanghebbende dat de inspecteur heeft gehandeld in strijd met het verbod op vooringenomenheid en het zorgvuldigheidsbeginsel.
Tussen partijen is niet in geschil dat de auto motorschade heeft. Beide partijen hebben de omvang van de motorschade niet aannemelijk gemaakt. Het hof stelt de waardevermindering wegens schade daarom in goede justitie vast. De overige waardevermindering wegens schade is niet aannemelijk gemaakt.
Het hof volgt belanghebbende in zijn stelling dat de rechtbank de proceskostenvergoeding tot een te laag bedrag heeft vastgesteld. Het hof stelt de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase opnieuw vast. Het hof ziet aanleiding om de proceskostenvergoeding voor de hoger beroepsfase te matigen, omdat belanghebbende uitsluitend in het gelijk is gesteld op het punt van de toepassing van het onjuiste tarief bij de vergoeding van proceskosten.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 22/01182
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en het incidentele hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 mei 2022, nummer BRE 21/2288, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft, na navraag door het hof, bevestigd dat zijn verweerschrift in hoger beroep ook als incidenteel hoger beroepschrift moet worden gelezen. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.
De zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende heeft op aangifte een bedrag van € 1.646 aan Bpm voldaan ter zake van de registratie van het motorrijtuig Volkswagen Tiguan 2.0 TDI 4Motion Highline Business R met VIN nummer [VIN-nummer] (hierna: de auto).
Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van [A BV] . Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 16.287. De handelsinkoopwaarde is vastgesteld aan de hand van een koerslijst van Xray marge. Voorts heeft de taxateur een bedrag van € 15.779 aan schade gecalculeerd en daarvan een bedrag van € 11.361 (72%) op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is vastgesteld op € 4.926.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door [persoon] (hierna: de taxateur van DRZ) werkzaam bij Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport. De handelsinkoopwaarde is aan de hand van een koerslijst van Xray marge vastgesteld op € 16.890. De taxateur van DRZ heeft in het rapport een bedrag van € 380 aan schade geconstateerd wegens het ontbreken van een Nederlands onderhoudsboekje en Nederlandse software en daarvan 72% (€ 274) op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. De taxateur van DRZ heeft de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 16.616.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 5.486. De inspecteur heeft de waardevermindering wegens schade van de taxateur van DRZ niet gevolgd en zich op het standpunt gesteld dat geen waardevermindering wegens schade in aanmerking kan worden genomen. Met dagtekening 27 november 2020 is aan belanghebbende voor de onderhavige auto een naheffingsaanslag opgelegd van € 3.840.
De inspecteur heeft in de beroepsfase nader het standpunt ingenomen dat alsnog rekening moet worden gehouden met de waardevermindering wegens schade van € 274 zoals door de taxateur van DRZ is vastgesteld. De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd. De rechtbank heeft verder de motorschade in goede justitie vastgesteld op € 3.000 en daarvan 72% (€ 2.160) in mindering gebracht. De rechtbank heeft de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 14.456. De naheffingsaanslag is verminderd tot een bedrag van € 3.050. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.620 en heeft gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 181 aan belanghebbende vergoedt.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is de taxateur van DRZ voldoende deskundig en onafhankelijk?
II. Is de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
Meer specifiek is in geschil of de inspecteur voldoende rekening heeft gehouden met de waardevermindering wegens schade.
III. Heeft de rechtbank het bedrag van de proceskosten juist vastgesteld?
De inspecteur heeft ter zitting expliciet en zonder voorbehoud zijn incidenteel hoger beroep ingetrokken.
Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag. Belanghebbende concludeert subsidiair tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 1.937. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.