Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-11-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3478, 22/2309
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-11-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3478, 22/2309
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 november 2024
- Datum publicatie
- 27 februari 2025
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:6330, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/2309
Inhoudsindicatie
De WOZ-waarde van belanghebbendes woning per 1 januari 2019 is in geschil. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat hij de WOZ-waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
Belanghebbende heeft de waardedruk van een naastgelegen bergbezinkbassin niet aannemelijk gemaakt. Verder acht het hof de ligging aan de rivier [A], ondanks de aanwezigheid van geluidsoverlast, niet waardedrukkend.
In de bezwaarfase is artikel 40 wet WOZ geschonden. Dit gebrek is door de rechtbank onder verwijzing naar artikel 6:22 wet Awb gepasseerd. Wel heeft belanghebbende het griffierecht in beroep vergoed gekregen. Het hof heeft geen aanleiding gezien nadere gevolgen aan dit gebrek te verbinden.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige belastingkamer
Nummer: 22/2309
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 28 oktober 2022, nummer BRE 21/867 in het geding tussen belanghebbende en
De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven voor het jaar 2020 (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres 1] in [woonplaats] (hierna: de woning) op waardepeildatum 1 januari 2019 (hierna: de waardepeildatum) vastgesteld. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020 bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De heffingsambtenaar heeft voor de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar de andere partij.
De zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende,
en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] , [heffingsambtenaar 2] en [heffingsambtenaar 3] .
De gemachtigde van belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij. De heffingsambtenaar heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de vijf bij deze pleitnota’s behorende bijlagen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een 2-onder-1-kapwoning met een inpandige berging en garage. De woning is gebouwd in 1928 en heeft een perceeloppervlakte van 381 m2. De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum vastgesteld op € 1.143.000.
In de bezwaarfase is een taxatieverslag verstrekt. Daarop zijn vermeld: de ligginsfactoren,de grondstaffel van de woning, de gehanteerde vergelijkingspanden en de daarbij behorende transactiedata.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de WOZ-waarde verlaagd naar € 1.041.000.
De heffingsambtenaar heeft in de beroepsfase een taxatierapport van 26 juli 2021 van taxateur [taxateur] overgelegd. De taxateur heeft de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum vastgesteld op € 1.113.000. Naast gegevens van de onroerende zaak, bevat het taxatierapport een matrix met gegevens van vier vergelijkingspanden, die evenals de onroerende zaak 2-onder-1-kapwoningen betreffen en zijn gelegen in [woonplaats] , te weten:
- -
-
[adres 2] , op [--] november 2018 verkocht voor € 800.000;
- -
-
[adres 3] , op [--] januari 2018 verkocht voor € 825.000;
- -
-
[adres 4] , op [--] februari 2018 verkocht voor € 795.000;
- -
-
[adres 5] , op [--] mei 2020 verkocht voor € 887.000;
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
I. Heeft de heffingsambtenaar artikel 40, lid 2, Wet WOZ geschonden?
II. Is de WOZ-waarde van de woning per waardepeildatum te hoog vastgesteld?
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en verlaging van de WOZ-waarde naar € 920.000.
De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.