Home

Hoge Raad, 06-11-2015, ECLI:NL:HR:2015:3221, 14/01880

Hoge Raad, 06-11-2015, ECLI:NL:HR:2015:3221, 14/01880

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 november 2015
Datum publicatie
6 november 2015
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:3221
Formele relaties
Zaaknummer
14/01880

Inhoudsindicatie

Douanerechten; art. 5 VEU en art. 31 en 32 VWEU; Gemeenschappelijk douanetarief; aantekening 8 op hoofdstuk 85, posten 8539, 8541, 8543, 8548 en 9405 van de Gecombineerde Nomenclatuur; indeling in de GN van led-lampen als gloeilampen, als lichtgevende dioden, als toestellen met een eigen functie, als elders niet genoemde delen of als delen van verlichtingstoestellen? Prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. Het heffen van douanerechten voor goederen die niet in de Unie worden geproduceerd is niet in strijd met het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden

Derde Kamer

Nr. 14/01880

6 november 2015

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën, alsmede op het incidentele beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 februari 2014, nrs. 12/00461, 12/00462 en 12/00463, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Haarlem (nrs. AWB 11/4612, AWB 11/4613 en AWB 12/1098) betreffende aan belanghebbende uitgereikte uitnodigingen tot betaling van douanerechten. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Zij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend en voorts schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.

Belanghebbende heeft in het principale beroep een conclusie van dupliek ingediend en in het incidentele beroep een conclusie van repliek.

De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 13 januari 2015 geconcludeerd tot het gegrond verklaren van het principale beroep in cassatie en tot het gedeeltelijk gegrond verklaren van het incidentele beroep in cassatie. De conclusie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

De Hoge Raad heeft partijen in kennis gesteld van zijn voornemen het Hof van Justitie van de Europese Unie te verzoeken een prejudiciële beslissing te geven. Belanghebbende heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, gereageerd op de aan partijen in concept voorgelegde vraagstelling.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1.

Belanghebbende heeft tijdens de periode mei 2008 tot en met maart 2011 aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van zogenoemde light emitting diode lampen (ook aangeduid als ‘led-lampen’) van verschillende typen (hierna: de led-lampen). In de aangiften is post 8541 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN), welke post onder meer op ‘luminescentiedioden’ betrekking heeft, als van toepassing zijnde tariefpost opgegeven, onderverdeling 8541 40 10. Het tarief van de douanerechten bij die postonderverdeling was in de hiervoor vermelde periode nihil.

2.2.

De led-lampen zijn samengesteld uit verschillende elektronische componenten, een omhulsel van glas en een metalen fitting. Zij zijn bestemd te worden aangebracht in een armatuur en dienen ter verlichting van ruimten.

Een van de elektronische componenten is een gedrukte schakeling (printed circuit board of pcb; hierna: de pcb) van 14 mm x 14 mm, waarop 6 luminescentiedioden (‘light emitting diodes’; deze zes dioden samen hierna: de luminescentiedioden) zijn aangebracht. De luminescentiedioden zetten elektrische energie, afkomstig van het elektriciteitsnet, om in zichtbaar licht zodra een elektrische stroom in de doorlaatrichting door de diode gaat. Twee van de luminescentiedioden stralen rood licht uit, de overige vier blauw licht. Op de twee rood licht uitstralende luminescentiedioden is een transparant siliconenlaagje aangebracht, op de andere vier luminescentiedioden een siliconenlaagje waarin fosforen zijn verwerkt. Door deze fosforen kleurt het blauwe licht van de vier luminescentiedioden naar de kleuren blauw, geel en groen. Hiermee kan de zogenoemde lichtwarmte van de led-lampen worden afgesteld naar de wens van de afnemer.

De pcb met de luminescentiedioden heeft een glazen bol als omhulsel. Voorts beschikken de led-lampen over een fitting met zogeheten Edison-schroefdraad met een diameter van 27 millimeter (E27-fitting; hierna: de fitting). Daarmee kunnen de led-lampen in een armatuur (de draagconstructie voor een lichtbron) worden aangebracht.

De luminescentiedioden vereisen een constante stroomtoevoer. Daarom is tussen de fitting en de pcb een elektronisch component (hierna: de component) geplaatst die als functie heeft de stroomwisselingen op te vangen die zich in het elektriciteitsnet voordoen. Deze component behelst onder meer dioden, transistors, weerstanden, condensatoren en spoelen, alsmede geïntegreerde schakelingen.

2.3.

De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de led-lampen moeten worden ingedeeld in postonderverdeling 8543 70 90 van de GN als ‘toestellen met een eigen functie’, en op grond daarvan de onderwerpelijke uitnodigingen tot betaling vastgesteld. Het tarief van de douanerechten bij deze post was gedurende de hiervoor in 2.1 vermelde periode 3,7 percent.

2.4.1.

Het Hof heeft op de grond dat de led-lampen niet slechts bestaan uit luminescentiedioden, maar ook uit tal van andere, voor de werking onontbeerlijke componenten geoordeeld dat de led-lampen niet met toepassing van algemene indelingsregel 1 van de GN als dioden dan wel als luminescentiedioden onder post 8541 van de GN kunnen worden ingedeeld. Voorts is naar het oordeel van het Hof indeling onder post 8539 van de GN met toepassing van algemene indelingsregel 1 van de GN niet mogelijk, aangezien deze post elektrische gloeilampen en –buizen betreft. Indeling onder post 8543 van de GN is naar ’s Hofs oordeel evenmin met toepassing van algemene indelingsregel 1 van de GN mogelijk, omdat de led-lampen geen elektrische machines, apparaten of toestellen zijn met een eigen functie in de zin van deze post. Nadat het Hof heeft vastgesteld dat de led-lampen ook niet met toepassing van algemene indelingsregel 1 van de GN onder enige andere post van de GN kunnen worden ingedeeld, heeft het Hof voorts geoordeeld dat de algemene indelingsregels 2 en 3 van de GN evenmin soelaas bieden, omdat de in die regels beschreven situaties zich niet voordoen. Naar ’s Hofs oordeel dient indeling van de led-lampen plaats te vinden met toepassing van algemene indelingsregel 4 van de GN. De led-lampen vertonen, aldus het Hof, de meeste overeenkomst met gloeilampen, bedoeld in post 8539 van de GN, zodat deze onder die post moeten worden ingedeeld. In ’s Hofs uitspraak ligt besloten dat het Hof postonderverdeling 8539 22 90 van de GN van toepassing heeft geacht, waarvoor gedurende de hiervoor in 2.1 vermelde periode een douanerechtentarief gold van 2,7 percent.

2.4.2.

Het Hof heeft ten slotte verworpen de stelling van belanghebbende dat heffing van douanerechten achterwege moet blijven omdat deze in strijd zou zijn met het algemene binnen de Europese Unie geldende evenredigheidsbeginsel aangezien, aldus belanghebbende, binnen de Europese Unie geen led-lampen worden geproduceerd. Naar het oordeel van het Hof vindt deze stelling geen steun in het recht. Daarbij komt, aldus het Hof, dat de Inspecteur onweersproken heeft gesteld dat binnen de Europese Unie wel degelijk led-lampen worden geproduceerd.

3. Beoordeling van de in het principale en in het incidentele beroep voorgestelde middelen met betrekking tot de tariefindeling

3.1.

Het in het principale beroep in cassatie voorgestelde middel verzet zich tegen het oordeel van het Hof dat de led-lampen niet met toepassing van algemene indelingsregel 1 van de GN onder post 8543 van de GN kunnen worden ingedeeld. Het middel betoogt dat de led-lampen een eigen functie hebben in de zin van deze post, die zich onderscheidt van de functie van de armatuur waarin de lampen worden aangebracht. Het Hof heeft de led-lampen, aldus het middel, ten onrechte met toepassing van algemene indelingsregel 4 van de GN ingedeeld onder post 8539 van de GN.

Het in het incidentele beroep in cassatie voorgestelde middel 4 betoogt dat de led-lampen met toepassing van algemene indelingsregel 1 van de GN moeten worden ingedeeld onder post 8541 van de GN. Volgens het middel zijn de led-lampen in wezen luminescentiedioden als bedoeld in post 8541 van de GN. De glazen omhulling doet hieraan, naar het middel betoogt, niet af, evenmin als de overige componenten dat doen.

Het in het incidentele beroep in cassatie voorgestelde middel 5 betoogt dat, zo indeling niettemin moet plaatsvinden met toepassing van algemene indelingsregel 4, ook dan de conclusie moet zijn dat de led-lampen moeten worden ingedeeld onder post 8541 van de GN. Deze vertonen, aldus het middel, wat betreft werking en functie de meeste overeenkomsten met de in post 8541 van de GN bedoelde luminescentiedioden.

3.2.

De middelen doen vragen rijzen van uitlegging van de GN, in het bijzonder met betrekking tot aantekening 8 bij hoofdstuk 85 van de GN alsmede de posten 8539, 8541, 8543 en 8548 van de GN.

3.3.

De led-lampen zijn elektrisch werkende voorwerpen, bestemd om te worden gebruikt in combinatie met verlichtingstoestellen (armaturen). Deze laatste worden ingedeeld onder post 9405 van de GN, evenals “delen daarvan, elders genoemd noch elders onder begrepen”. Dat laatste betekent, aldus de toelichtingen van de Werelddouaneorganisatie (hierna: de WDO) bij post 9405 van het Geharmoniseerd Systeem voor de indeling van goederen (hierna: het GS), dat afzonderlijk aangeboden elektrische delen van verlichtingstoestellen niet onder deze post, maar onder een van de posten van hoofdstuk 85 van het GS worden ingedeeld.

Aangezien de led-lampen elektrisch werken, moeten deze daarom in hoofdstuk 85 van de GN worden ingedeeld, ongeacht of deze wel of niet ‘delen’ zijn van verlichtingstoestellen in de zin van post 9405 van de GN.

3.3.1.

Indien ervan wordt uitgegaan dat de led-lampen geen ‘delen’ zijn, moeten deze gelet op aantekening 5 op afdeling XVI van de GN worden aangemerkt als “machines” in de zin van de overige aantekeningen op afdeling XVI van de GN.

3.3.2.

Voor de indeling van de led-lampen zijn dan de navolgende aantekeningen, posten en toelichtingen van belang.

3.3.3.

Aantekening 4 op afdeling XVI van de GN luidt voor zover van belang:

“4. Indien een machine of een combinatie van machines uit individuele elementen bestaat (…), bestemd om gezamenlijk een welbepaalde functie te verrichten, zoals bedoeld bij een der posten van hoofdstuk 84 of 85, wordt het geheel ingedeeld onder de post die in verband met die functie van toepassing is.”

3.3.4.

Aantekening 8 op hoofdstuk 85 van de GN luidt voor zover van belang:

“Voor de toepassing van de posten 8541 en 8542 wordt verstaan onder:

a. “dioden, transistors en dergelijke halfgeleiderelementen”, elementen waarvan de werking afhankelijk is van variaties in de soortelijke weerstand onder de invloed van een elektrisch veld;

(…).

Voor de indeling van de in deze aantekening omschreven goederen hebben de posten 8541 en 8542 voorrang boven alle andere posten van de nomenclatuur, met uitzondering van post 8523, waaronder die goederen, bijvoorbeeld in verband met hun functie, eventueel zouden kunnen worden ingedeeld.”

3.3.5.

Post 8539 van de GN betreft:

“Elektrische gloeilampen en -buizen en elektrische gasontladingslampen en -buizen, “sealed beam”-lampen en lampen en buizen voor ultraviolette of voor infrarode stralen daaronder begrepen; booglampen.”

3.3.6.

Post 8541 van de GN betreft:

“Dioden, transistors en dergelijke halfgeleiderelementen; lichtgevoelige halfgeleiderelementen (daaronder begrepen fotovoltaïsche cellen, ook indien samengevoegd tot modules of tot panelen); luminescentiedioden; gemonteerde piëzo-elektrische kristallen”.

In de toelichtingen van de WDO op deze tariefpost is onder meer het volgende opgenomen:

“(A) DIODES, TRANSISTORS AND SIMILAR SEMICONDUCTOR DEVICES

(…)

They include:

(I) Diodes which are two-terminal devices with a single p n junction; they allow current to pass in one direction (forward) but offer a very high resistance in the other (reverse). They are used for detection, rectification, switching, etc.

The main types of diodes are signal diodes, power rectifier diodes, voltage regulator diodes, voltage reference diodes.

(II) Transistors (…)

(III) Similar semiconductor devices (…)

The devices described above fall in this heading whether presented mounted, that is to say with their terminals or leads or packaged (components), unmounted (elements) or even in the form of undiced discs (wafers).

(…)

(B) PHOTOSENSITIVE SEMICONDUCTOR DEVICES

(…)

(C) LIGHT EMITTING DIODES

Light emitting diodes, or electroluminescent diodes, (based, inter alia, on gallium arsenide or gallium phosphide) are devices which convert electric energy into visible, infra-red or ultra-violet rays. They are used, e.g., for displaying or transmitting data in control systems.

(…)”

3.3.7.

Post 8543 van de GN betreft:

“Elektrische machines, apparaten en toestellen, met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk”.

In de toelichtingen van de WDO op deze post wordt onder meer vermeld:

“The electrical appliances and apparatus of this heading must have individual functions. The introductory provisions of Explanatory Note to heading 84.79 concerning machines and mechanical appliances having individual functions apply, mutatis mutandis, to the appliances and apparatus of this heading.”

De toelichtingen van de WDO op post 8479 van het GS houden in dit verband voor zover van belang in:

“The machinery of this heading is distinguished from the parts of machinery, etc., that fall to be classified in accordance with the general provisions concerning parts, by the fact that it has individual functions.

For this purpose the following are to be regarded as having “individual functions”:

(A) Mechanical devices (…) whose function can be performed distinctly from and independently of any other machine or appliance. (..)

(B) Mechanical devices which cannot perform their function unless they are mounted on another machine or appliance, or are incorporated in a more complex entity, provided that this function:

(i) is distinct from that which is performed by the machine or appliance whereon they are to be mounted, or by the entity wherein they are to be incorporated, and

(ii) does not play an integral and inseparable part in the operation of such machine, appliance or entity.

(…)”

3.3.8.

Post 9405 van de GN betreft:

“Verlichtingstoestellen (zoeklichten en schijnwerpers daaronder begrepen) en delen daarvan, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen, voorzien van een vast aangebrachte lichtbron, alsmede elders genoemde noch elders onder begrepen delen daarvan”

In de toelichtingen van de WDO op deze post wordt onder meer vermeld:

“The heading also covers identifiable parts of lamps and lighting fittings, illuminated signs, illuminated name‑plates and the like, not more specifically covered elsewhere (…)

Separately presented electrical fittings (e.g., switches, lamp holders, flex, plugs, transformers, starters, ballasts) are excluded (Chapter 85).

(…)

This heading also excludes:

(…)

(h) Electric filament lamps, discharge lamps (including tubes in various complex forms such as scrolls, letters, figures, stars, etc.) and arc lamps (heading 85.39).

(…)”

3.4.1.

Onder post 8541 van de GN worden onder meer luminescentiedioden ingedeeld. Hoewel de werking en de functie van de led-lampen worden bepaald door dergelijke dioden, bestaan deze lampen niet alleen uit zulke dioden. Voor de werking en de functie van de led-lampen dienen tevens de pcb als drager van de luminescentiedioden, de component en de fitting.

Gesteld kan worden dat de led-lamp een machine is of een combinatie van machines, bestaande uit verschillende elementen in de zin van aantekening 4 op afdeling XVI van de GN. De led-lamp vervult een welbepaalde functie, te weten het verspreiden van licht. Dit licht is afkomstig van de luminescentiedioden die worden bedoeld in post 8541 van de GN. Dit zou de conclusie kunnen rechtvaardigen dat de led-lampen moeten worden ingedeeld onder post 8541 van de GN. Dit lijkt bevestigd te worden door de laatste alinea van aantekening 8 op hoofdstuk 85, volgens welke indeling onder post 8541 van de GN voorgaat boven indeling onder andere posten, aangezien de werking en de functie van de led-lampen worden bepaald door de luminescentiedioden. Op grond van dit een en ander zouden de led-lampen ingedeeld moeten worden onder post 8541 van de GN.

Niettemin is deze indeling niet zeker. Gezegd zou ook kunnen worden dat post 8541 van de GN, gelet op de tekst van de post en de toelichtingen van de WDO daarop, enkel ziet op lichtgevende dioden zelf en niet op samengestelde producten als de led-lampen, hoezeer ook luminescentiedioden daarvan een essentieel deel zijn. Zo bezien zou post 8541 van de GN niet in aanmerking kunnen komen, ook niet met toepassing van aantekening 4 op afdeling XVI van de GN en aantekening 8, laatste alinea, op hoofdstuk 85 van de GN.

3.4.2.

Post 8539 van de GN lijkt niet zo uitgelegd te kunnen worden dat de led-lampen, gelet op hun objectieve kenmerken en eigenschappen, daaronder kunnen worden ingedeeld. Die post betreft immers wel lampen, maar enkel lampen met een bepaalde techniek (gloeidraad, gasontlading) waaronder niet die welke licht geven door middel van luminescentiedioden.

3.4.3.

Indien de posten 8539 en 8541 van de GN niet zo kunnen worden uitgelegd dat de led-lampen onder een van deze posten moeten worden ingedeeld, moet worden beoordeeld of post 8543 van de GN in aanmerking komt. Voor deze indeling is nodig vast te stellen wat in dit verband moet worden verstaan onder “een eigen functie” in de zin van de post. De vraag rijst of de omstandigheid dat de led-lampen in combinatie met een armatuur worden gebruikt, uitsluit dat de led-lampen een eigen functie in de zin van de post hebben. De hiervoor in 3.3.7 weergegeven toelichtingen op de posten 8543 en 8479 van de GN lijken te moeten leiden tot een bevestigend antwoord op deze vraag. Daartegenover staat dat volgens de tekst van post 9405 van de GN en de toelichtingen daarop van de WDO, elektrische bestanddelen die afzonderlijk worden ingevoerd naar hun eigen aard moeten worden ingedeeld. Dat lijkt erop te duiden dat deze ook naar hun eigen functie moeten worden beoordeeld, waardoor die functie een eigen functie is in de zin van post 8543 van de GN. In dit verband kan ten slotte worden gewezen op het in 2014 gepubliceerde indelingsadvies van het GS-comité van de WDO waarin een “Light-emitting diode (LED) “bulb lamp” in the standard shape of an incandescent bulb, composed of several light emitting diodes inside of an envelope of plastics, circuitry to rectify AC power and to convert voltage to a level useable by the LEDs, a heat sink and an Edison screw base” met toepassing van indelingsregels 1 en 6 wordt ingedeeld in post 8543 70 van de GS (zie http://www.wcoomd.org).

3.4.4.

Indien geen van de posten 8539, 8541 en 8543 van de GN met toepassing van algemene indelingsregel 1 in aanmerking komt, rijst de vraag of indeling met behulp van algemene indelingsregels 2 en 3 van de GN mogelijk is. Algemene indelingsregel 2b van de GN bepaalt dat onder een in een post vermelde stof niet alleen wordt verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. Van een vorenbedoeld mengsel of samengesteld werk, dat alsdan moet worden ingedeeld met inachtneming van algemene indelingsregel 3, lijkt wat betreft de led-lampen geen sprake te zijn. Aangezien de goederen noch met toepassing van het bepaalde in algemene indelingsregel 2b, of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, zou algemene indelingsregel 3 buiten beschouwing kunnen blijven.

3.4.5.

Indien geen van de posten 8539, 8541 en 8543 van de GN met toepassing van algemene indelingsregel 1 in aanmerking komt, en ook indeling met behulp van de algemene indelingsregels 2 en 3 van de GN niet mogelijk is, rijst de vraag of indeling moet plaatsvinden met toepassing van algemene indelingsregel 4 van de GN. Zo deze vraag bevestigend wordt beantwoord, komt de vraag aan de orde met welke goederen de led-lampen de meeste overeenkomst vertonen in de zin van deze algemene indelingsregel. Dat zouden lichtgevende dioden kunnen zijn, die worden ingedeeld onder post 8541 van de GN, omdat deze de werking en de functie van de led-lampen (het geven van licht) bepalen. Niettemin bestaan de led-lampen uit meer van belang zijnde elementen dan alleen of hoofdzakelijk de luminescentiedioden.

Anderzijds zijn de led-lampen, zoals het Hof heeft geoordeeld, vergelijkbaar met de in post 8539 van de GN welomschreven lichtbronnen. Het is echter de vraag of de afwijkende techniek van de led-lampen indeling in post 8539 van de GN toelaat.

3.5.

Enkele passages in de toelichtingen van de WDO lijken erop te duiden dat producten als de led-lampen moeten worden aangemerkt als delen van de artikelen waarin zij voor hun werking worden aangebracht. Gewezen kan worden op de toelichtingen van de WDO op post 9405 van het GS, waarin gloeilampen en gloeibuizen van indeling onder deze post worden uitgezonderd. De reden voor deze uitzondering zou kunnen zijn dat zij als delen elders in de GS worden genoemd, te weten in post 8539 van het GS. Hetzelfde geldt voor de toelichtingen van de WDO op aantekening 2 van afdeling XVI van de GS (weergegeven in onderdeel 6.7.5 van de conclusie van de Advocaat-Generaal), waarin lampen van post 8539 van het GS worden uitgezonderd van indeling als delen.

Indien de led-lampen inderdaad als delen zouden moeten worden aangemerkt, rijst de vraag onder welke post van de GN deze moeten worden ingedeeld. Hierbij zou ook nog gedacht kunnen worden aan postonderverdeling 8548 90 90 van de GN als “elektrische delen van machines, van apparaten of van toestellen, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk” (tarief 2,7%).

4. Beoordeling van de in het incidentele beroep voorgestelde middelen met betrekking tot het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel

4.1.

De middelen 1, 2 en 3 van het incidentele beroep in cassatie worden voorgesteld voor het geval de led-lampen zo moeten worden ingedeeld dat douanerechten verschuldigd zouden zijn. De middelen verzetten zich tegen ’s Hofs hiervoor in 2.4.2 weergegeven oordelen. Volgens de middelen heeft het Hof ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd geoordeeld dat het evenredigheidsbeginsel niet wordt geschonden door heffing van douanerechten ter zake van het in het vrije verkeer brengen van de led-lampen, op de grond dat daarvoor geen steun is te vinden in het recht. Volgens de middelen is heffing van douanerechten in strijd met het evenredigheidsbeginsel, aangezien de heffing van deze rechten dient ter bescherming van de interne markt en in de Europese Unie geen led-lampen worden geproduceerd. De middelen wijzen in dit verband op artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna: VEU) en artikel 31 en artikel 32, letter b, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU).

Voorts voeren de middelen aan dat onbegrijpelijk is ’s Hofs oordeel dat belanghebbende niet heeft weersproken de stelling van de Inspecteur dat in de Europese Unie led-lampen worden geproduceerd, aangezien het beroep van belanghebbende op het evenredigheidsbeginsel voor het Hof juist erop was gegrond dat in de Europese Unie geen productie van led-lampen plaatsvindt.

4.2.

De douanerechten behoren tot de in artikel 311 VWEU bedoelde eigen middelen van de Unie (zie artikel 2, lid 1, aanhef en letter a, van het Besluit nr. 2007/436/EG, Euratom, van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, Pb L 2007, nr. 163). In zoverre zijn de douanerechten aan te merken als belastingen van de Europese Unie, die, onder democratische controle, vrijelijk kunnen worden vastgesteld, buiten redelijke twijfel ook voor soorten goederen die niet binnen het douanegebied van de Europese Unie worden geproduceerd. Daarbij komt dat de Europese markt ook door het heffen van douanerechten beschermd wordt indien de desbetreffende goederen niet binnen de Unie worden voortgebracht. Daardoor wordt immers het in de toekomst gaan produceren van deze goederen binnen de Europese Unie bevorderd.

5 Slotsom

Gelet op het hiervoor onder 3 overwogene zal de Hoge Raad op de voet van artikel 267 VWEU vragen voorleggen aan het Hof van Justitie met betrekking tot de uitlegging van het recht van de Unie.

6 Beslissing