Home

Hoge Raad, 27-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1487, 22/01270

Hoge Raad, 27-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1487, 22/01270

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
27 oktober 2023
Datum publicatie
27 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1487
Formele relaties
Zaaknummer
22/01270

Inhoudsindicatie

Artikel 73, lid 2, Verordening (EG) 987/2009; verrekening van in Liechtenstein betaalde socialezekerheidspremies met in Nederland geheven premie volksverzekeringen?

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/01270

Datum 27 oktober 2023

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 23 maart 2022, nr. BK-21/008221, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 20/5864) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2016 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.J. van Dam, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 27 september 2022 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van de middelen

2.1

Het derde middel is gericht tegen het oordeel van het Hof dat artikel 73 van Verordening (EG) nr. 987/2009 van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (de Toepassingsverordening) geen grond biedt voor verrekening van Liechtensteinse socialezekerheidspremies met Nederlandse premie volksverzekeringen. Het middel kan niet tot cassatie leiden op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 21/05322, ECLI:NL:HR:2023:1407, rechtsoverweging 4.2.

2.2

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing