Rechtbank Breda, 29-05-2009, ECLI:NL:RBBRE:2009:2054, AWB-07_2942
Rechtbank Breda, 29-05-2009, ECLI:NL:RBBRE:2009:2054, AWB-07_2942
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 29 mei 2009
- Datum publicatie
- 10 oktober 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2009:2054
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2014:9540, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2011:BV8346, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2018:6896, Overig
- Zaaknummer
- AWB-07_2942
- Relevante informatie
- Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.
Uitspraak
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/2942
Uitspraakdatum: 29 mei 2009
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats A],
eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor ‘s-Hertogenbosch,
verweerder.
Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2000 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 1.211.608, alsmede gelijktijdig bij beschikking een boete van ƒ 288.652.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 15 augustus 2007 de navorderingsaanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 1.208.864 en de boete verminderd tot ƒ 245.251.
Belanghebbende heeft bij brief van 5 juli 2007, ontvangen bij de rechtbank op 6 juli 2007, in één geschrift beroep ingesteld tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 1997 en 2000, de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 1998, 1999, 2001, 2002 en 2003, de voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2004, de aanslagen vermogensbelasting over de jaren 1999 en 2000, de aanslagen premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen over de jaren 1998, 1999, 2001, 2002 en 2003, de aanslagen ziekenfondspremie over de jaren 2001 en 2002 en de naheffings-aanslagen omzetbelasting over de tijdvakken 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997, 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998, 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000 en 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004, alsmede de daarbij vastgestelde verhoging en boetebeschikkingen. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 143.
1.4. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2009 te Tilburg. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde], advocaat te Maastricht, alsmede namens de inspecteur, [verweerder]. De beroepen in de zaken, die bij de rechtbank geregistreerd zijn onder de procedurenummers 07/2929, 07/2936, 07/2937, 07/2938, 07/2939, 07/2940, 07/2941, 07/2942, 07/2943, 07/2944, 07/2945, 07/2946, 07/2947, 07/2948, 07/2949, 07/2950, 07/2951, 07/2952, 07/2953, 07/2954, 07/2955, 07/5037 en 08/2761, zijn gezamenlijk ter zitting behandeld.
Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende drijft sinds [datum] 1997 onder de handelsnaam [handelsnaam A] een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De onderneming was vanaf 1997 gevestigd op het woonadres van belanghebbende gelegen aan [adres 1] te [plaats A]. Met ingang van [datum] 2003 is de handelsnaam gewijzigd in [handelsnaam B] en is de onderneming verhuisd naar het adres [adres 2] te [plaats A]. In 2004 is de onderneming ingebracht in de op [datum] 2004 opgerichte vennootschap [B BV]. Enige aandeelhouder van [B BV] is [C BV]. Enig aandeelhouder van [C BV] is belanghebbende.
Tot [datum] 2003 bestonden de ondernemingsactiviteiten uit de in- en verkoop van tweedehands auto’s en incidenteel nieuwe auto’s. Per [datum] 2003 zijn de ondernemingsactiviteiten uitgebreid met het verrichten van APK-keuringen, spuitwerk, onderhoud en reparaties.
Bij belanghebbende is een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting over de jaren 1997 tot en met 2003. Het jaar 2004 is globaal in het onderzoek betrokken omdat de aangifte over dat jaar ten tijde van het onderzoek nog niet was ingediend. De bevindingen van de controlemedewerkers zijn neergelegd in het controlerapport van 1 mei 2006. Naar aanleiding van de bevindingen heeft de inspecteur de door belanghebbende ingediende aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting over de jaren 1998, 1999, 2001, 2002 en 2003 gecorrigeerd, over de reeds geregelde jaren 1997 en 2000 navorderingsaanslagen opgelegd en over 2004 een voorlopige aanslag opgelegd.
Bij de bestreden uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur gesteld dat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast als bedoeld in artikel 25, zesde lid, van de AWR en de navolgende uit het controlerapport voortvloeiende correcties in de inkomstenbelasting over één of meerdere jaren van de gecontroleerde periode gehandhaafd:
1. afschrijving en boekwinst [adres 1] te [plaats A]
2. afschrijving en investeringsaftrek hekwerk factuur [D]
3. afschrijving meubels en kosten kerstpakketten factuur [E]
4. camper met kenteken [kenteken]
5. afboeking lening aan [F]
6. overboeking lening van [G]
7. voorziening proceskosten
8. creditering factuur 9700093 [I]
9. winst niet geboekte kentekens
10. winst Porsche 911, kenteken [kenteken]
11. winst BMW 530TD
12. afwaardering Maserati 4200GT Spyder
13. winst Maserati 2
14. winst Ferrari 360 Modena, kenteken [kenteken]
15. winst BMW X5, kenteken [kenteken]
16. winst Mercedes C220, kenteken [kenteken]
17. winst VW Golf, kenteken [kenteken]
18. winst Renault Laguna, kenteken [kenteken]
19. winst BMW 740i, kenteken [kenteken]
20. winst BMW 530D, kenteken [kenteken]
21. winst VW Passat, kenteken [kenteken]
22. winst Citroen Berlingo, kenteken [kenteken]
23. winst VW Polo, kenteken [kenteken]
24. winst Opel Corsa's, kenteken [kenteken], [kenteken] en [kenteken]
25. provisie valutawisselingen
26. omzet Britse ponden £ 39200
27. afboeking bijzonder last £ 39200
28. omzet aangetroffen contanten € 42.700
29. omzet saldo bankrekening Luxemburg
30. omzet aankoop villa Spanje
31. negatieve kassaldi
32. privé-element kantinekosten
33. factuur Schilder- en glaszetbedrijf [J]
34. sponsoring [K BV]
40/41 privégebruik auto's
43. privé-verbruik energie
44. privégebruik Yamaha, kenteken [kenteken]
45. huurwaardeforfait [adres 1] te [plaats A]
46. dwangsom [gemeente A]
47. privé-bestedingen brandstof auto’s
48. meewerkaftrek echtgenote
49. onderhoudskosten [adres 3] te [plaats A]
50. afschrijving [adres 4] te [plaats A]
51. afschrijving [adres 5] te [plaats B]
52. onderhoud [adres 6] te [plaats C]
53. onderhoud [adres 7] te [plaats D]
54. winst aankoop villa [adres 8] (Spanje)
55. resultaat overige werkzaamheden verkoop [L] te [plaats E]
56. resultaat overige werkzaamheden verhuur [L] te [plaats E]
Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van ƒ 369.659. Bij de uitspraak op bezwaar, met dagtekening 15 augustus 2007, heeft de inspecteur de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 1.208.864. Daarbij zijn de volgende correcties toegepast:
1. afschrijving [adres 1] te [plaats A] -ƒ 3.480
2. investeringsaftrek meubels factuur [E] ƒ 1.890
3. afschrijving meubels factuur [E] ƒ 92
4. kosten kerstpakketten factuur [E] ƒ 3.800
5. voorraad camper met kenteken [kenteken] ƒ 238.848
6. verkoop camper met kenteken [kenteken] -ƒ 22.553
7. privégebruik camper met kenteken [kenteken] ƒ 20.000
8. afboeking lening aan [F] ƒ 25.523
9. winst niet geboekte kentekens ƒ 81.587
10. provisie valutawisselingen ƒ 385.842
11. kantinekosten ƒ 5.000
12. sponsering [K BV] ƒ 17.021
13. privégebruik auto’s ƒ 23.278
14. privé-verbruik energie ƒ 2.910
15. huurwaardeforfait [adres 1] te [plaats A] ƒ 2.358
16. meewerkaftrek echtgenote ƒ 12.389
17. onderhoud [adres 3] te [plaats A] ƒ 357
18. afschrijving [adres 4] te [plaats A] ƒ 900
19. afschrijving [adres 5] te [plaats B] ƒ 6.350
20. onderhoud [adres 6] te [plaats C] ƒ 24.451
21. onderhoud [adres 7] te [plaats D] ƒ 12.641
Totaal correcties ƒ 839.204
Bij de bestreden uitspraak heeft de inspecteur de vergrijpboete verminderd tot ƒ 245.251. De vergrijpboeten zijn aangekondigd bij brief van 22 december 2005 en zijn opgelegd naar aanleiding van de correcties 3, 4, 13, 30, 37, 39, 40, 43, 48, 49, 50, 52, en 53.
Bij brief van 29 juni 2007 heeft de inspecteur aan de gemachtigde van belanghebbende een “toelichting uitspraak op bezwaar” verzonden betreffende het bezwaar van belanghebbende tegen de hiervoor in 1.3. genoemde aanslagen en beschikkingen. In die brief heeft de inspecteur de diverse correcties en boetes per middel en per jaar besproken en daarbij aangegeven dat de gevolgen van deze correcties op de belastbare inkomens zijn opgenomen in de afzonderlijk toe te zenden uitspraken.
[adres 1] te [plaats A] – correcties 1 en 45
De ondernemingsactiviteiten werden vanaf [datum] 1997 tot [datum] 2003 verricht op het toenmalige woonadres van belanghebbende gelegen aan [adres 1] te [plaats A] ([adres 1]). In het achterste gedeelte van de woning, een woonboerderij, was op de bovenverdieping het kantoor gevestigd. Beneden was een hefbrug geplaatst en er was een ontvangstruimte voor de klanten ingericht met een bar en een toilet. Het achterste gedeelte (het bedrijfsdeel) had een eigen toegang vanaf de openbare weg en was in de jaren voordat belanghebbende zijn onderneming startte verhuurd geweest aan een broer van belanghebbende en een derde.
Tot de gedingstukken behoort een taxatierapport van de afdeling waardeonderzoek van de belastingdienst. De taxateur heeft de waarde van het bedrijfsdeel met 155 m² ondergrond per 1 juli 1997 getaxeerd op ƒ 160.000. Bij het taxatierapport is een bouwtekening van de benedenverdieping van [adres 1] gevoegd.
De inspecteur heeft het bedrijfsdeel met ingang van 1 juli 1997 als verplicht ondernemingsvermogen aangemerkt en een afschrijving in aftrek toegelaten van ƒ 1.740 over 1997, ƒ 3.480 over 1998 tot en met 2000, € 1.597 over 2001 en 2002 en € 395 over 2003. Omdat de onderneming op [datum] 2003 is verhuisd naar het adres [adres 2] te [plaats A] heeft de inspecteur het bedrijfsdeel per 1 april 2003 als verplicht privévermogen aangemerkt en in verband met de overbrenging naar het privévermogen in 2003 een boekwinst van € 54.781 bijgeteld.
De WOZ-waarde van [adres 1] is vastgesteld op ƒ 287.000 voor de jaren 1997 tot en met 2000. Belanghebbende heeft in zijn aangiften hiervan 2/3 deel toegerekend aan zijn onderneming. In voornoemd taxatierapport is de vrije verkoopwaarde van [adres 1] getaxeerd op ƒ 1.605.000 per 31 december 2000, waarbij het woongedeelte op ƒ 1.375.000 is getaxeerd en het bedrijfsgedeelte op ƒ 230.000. Op basis van deze taxatiewaarden heeft de inspecteur 1/7 deel toegerekend aan de onderneming van belanghebbende en het door belanghebbende aangegeven huurwaardeforfait over de jaren 1997 tot en met 2000 gecorrigeerd met ƒ 2.358.
Factuur [E] - correctie 3
Belanghebbende heeft als inkoop een factuur van 7 december 2000, nummer 2217, geboekt van [E] ten bedrage van ƒ 10.800, exclusief ƒ 1.890 omzetbelasting, voor de levering van kantoormeubels en kerstpakketten. [E] is de handelsnaam van de onderneming van de echtgenote van belanghebbende. Tijdens het boekenonderzoek is geconstateerd dat de meubels, waarmee het kantoor aan [adres 1] was ingericht, niet door [E] waren geleverd maar uit de woning van belanghebbende afkomstig waren. Verder is geconstateerd dat de meubels en kerstpakketten niet door [E] zijn ingekocht. Ten aanzien van de kantoormeubels heeft de inspecteur de investeringsaftrek van ƒ 1.890 en de afschrijving van ƒ 92 gecorrigeerd en de kosten van de kerstpakketten van ƒ 3.800 niet in aftrek toegelaten. Over de correctie investeringsaftrek is een vergrijpboete van ƒ 284 opgelegd. Over de correctie kerstpakketten is een vergrijpboete van ƒ 1.140 opgelegd.
Camper – correctie 4
Belanghebbende heeft op 7 januari 1999 met toepassing van de margeregeling voor de omzetbelasting een camper, met kenteken [kenteken], ingekocht voor een bedrag van ƒ 212.500. Vervolgens heeft belanghebbende de camper voor een bedrag van in totaal ƒ 26.347,90 (exclusief ƒ 4.610,88) in orde laten maken, waardoor de totale kostprijs van de camper ƒ 238.848 bedraagt. Belanghebbende heeft de camper in de voorraadwaardering per 31 december 1999 opgenomen voor een bedrag van ƒ 150.000. Belanghebbende is samen met zijn gezin met de camper naar Spanje op vakantie geweest. Op 5 augustus 2000 is de camper gedeeltelijk verwoest door brand en heeft belanghebbende van de verzekeringsmaatschappij een schade-uitkering van ƒ 158.500 ontvangen. Vervolgens heeft de verzekeringsmaatschappij de camper met de brandschade voor ƒ 130.000 weer verkocht belanghebbende, omdat hij de hoogste bieder was. Op 13 oktober 2000 heeft belanghebbende de camper met de brandschade voor ƒ 26.500 naar privé overgebracht. De inspecteur heeft de afwaardering per 31 december 1999 niet geaccepteerd en de voorraad in dat jaar met ƒ 88.848 gecorrigeerd. In 2000 heeft de inspecteur de overbrenging naar privé niet geaccepteerd en de voorraad in dat jaar met ƒ 238.848 gecorrigeerd. Ten aanzien van het privégebruik heeft de inspecteur in 1999 en 2000 jaarlijks ƒ 20.000 bijgeteld. Ter zake van deze bijtelling heeft de inspecteur in 2000 een vergrijpboete van 25%, ofwel ƒ 3.000, opgelegd. Omdat de camper als gevolg van het privé-gebruik niet onder de margeregeling kon worden verkocht, heeft de inspecteur in 2000 een correctie minder verkoop margeregeling van ƒ 22.553 meegenomen wegens meer verschuldigde omzetbelasting.
Lening aan [F] – correctie 5
Belanghebbende heeft in 2000 een lening van ƒ 35.000 verstrekt aan [F], handelend onder de naam [handelsnaam F]. De verschuldigde rente bedroeg 10 % per jaar en tevens was [F] een managmentfee verschuldigd van ƒ 1.000 per maand totdat de lening was afgelost. Daarnaast heeft [F] op 9 februari 2000 bij belanghebbende een auto van ƒ 24.252 gekocht. De koopsom is in termijnen betaald. De totale vordering van belanghebbende op [F] bedroeg per 31 december 2000 ƒ 66.783. Hiervan heeft belanghebbende ƒ 31.783 als oninbaar geboekt. De inspecteur heeft de afboeking alleen geaccepteerd voor zover deze betrekking heeft op de achterstallige termijnen voor de verkoop van de auto. Die afboeking heeft hij op ƒ 6.260 gesteld en het restant van ƒ 25.523 gecorrigeerd.
Winst niet geboekte kentekens - correctie 13
Tijdens het boekenonderzoek is de in de administratie van belanghebbende opgenomen handelsvoorraad vergeleken met de op zijn naam geregistreerde handelsvoorraad bij de Rijksdienst voor het wegverkeer te Veendam (RDW). Hieruit is door de controlemedewerkers geconstateerd dat belanghebbende niet alle op zijn naam geregistreerde auto’s in de administratie heeft verantwoord. Voor een aantal van de niet in de administratie verantwoorde auto’s heeft belanghebbende geen verklaring kunnen geven dan wel heeft hij een verklaring gegeven die door de inspecteur als niet afdoende is bestempeld of die niet strookte met informatie die de inspecteur van derden heeft verkregen. Derhalve heeft de inspecteur de winst over de controlejaren gecorrigeerd met: ƒ 30.646 negatief over 1997, ƒ 2.916 over 1998, ƒ 7.550 over 1999, ƒ 81.587 over 2000, € 33.999 over 2001, € 13.478 over 2002 en € 0 over 2003. Over de jaren 1999 tot en met 2002 heeft de inspecteur vergrijpboeten opgelegd van respectievelijk ƒ 2.265, ƒ 24.476, € 8.840 en € 3.504.
Valutawisselingen – correctie 30
Tot de gedingstukken behoort een afschrift van het proces-verbaal van 27 mei 2003, waarin de chef Operationele Zaken bij de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de Politieregio Brabant-Noord de volgende ambtsedige verklaring heeft afgelegd:
“[belanghebbende] van het autobedrijf te [plaats A] houdt zich bezig met het witwassen van drugsgeld. Hiervoor gebruikt hij zijn bedrijf. Drugshandelaren komen oa met Engelse, Schotse en Ierse ponden en Canadese dollars. [belanghebbende] geeft dan afhankelijk van de koers ongeveer 1,50 Euro voor een pond. [belanghebbende] pakt ongeveer 10% winst op het in te wisselen bedrag. Het gaat hier vaak om honderdduizenden euro’s aan vreemde valuta. [belanghebbende] laat het vreemde geld op zijn rekening storten en zegt dat hij een klant heeft gehad die een auto gekocht heeft.
Met [belanghebbende] van het autobedrijf wordt bedoeld:
[belanghebbende]
geboren [plaats G] op [datum] 1962
wonende [plaats G], [adres 1]
Voorts verklaar ik, alvorens bovenstaande informatie ter beschikking te hebben gesteld, mij een oordeel ten hebben gevormd over de betrouwbaarheid van de informant en over de juistheid van de informatie. Dit oordeel luidt dat de mij bekende achtergrond van de informant, beiden in samenhang met de door die informant aangedragen gegevens, tot de conclusie leidt:
dat de verstrekte informatie als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Eerdergenoemde informatie is door mij, voor operationele afhandeling, op 14 november 2002 ter beschikking gesteld aan de Dienst Centrale Recherche, afdeling Financiële Recherche. ”
Naar aanleiding van deze informatie is op 12 juni 2003 door de regiopolitie Brabant-Noord op last van de Officier van Justitie een strafrechtelijk onderzoek jegens belanghebbende ingesteld. Tijdens het onderzoek zijn door de politie de wisselingen van vreemde valuta, welke in de periode van 1 januari 2000 tot en met 5 januari 2004 hebben plaatsgevonden op naam van het autobedrijf van belanghebbende, geïnventariseerd aan de hand van onder meer bankafschriften en stortingsbewijzen. In de geïnventariseerde periode bedroeg het totaalbedrag aan niet-verklaarbare stortingen van vreemde valuta in Nederland € 14.831.917,61, waaronder ruim € 10 miljoen in Engelse ponden. De Engelse ponden werden hoofdzakelijk gestort in kleine coupures (biljetten van 10 of 20 pond). De vreemde valuta werden tot en met 19 februari 2002 contant omgewisseld, na die datum gebeurde dat via sealbagstortingen.
Tot de gedingstukken behoort een proces-verbaal van getuigenverhoor van 6 oktober 2004, waarin [M], de zaakvoerder van [N] ([N]), onder meer het volgende heeft verklaard. [N] ontving van kopers Duitse marken en Amerikaanse dollars. De ontvangen vreemde valuta werden door [N] op de eigen bankrekening gestort en weer opgenomen in guldens en euro’s. Belanghebbende werd volgens de normale procedure betaald in guldens en later euro’s. Tot medio 2003 werden de bedragen contant bij belanghebbende bezorgd of haalde hij het zelf op bij [N].
Tevens behoort tot de gedingstukken een overzicht van door belanghebbende verrichte wisseltransacties in 2003 tot een totaalbedrag van € 6.239.328,60. Het betreft hoofdzakelijk de wisseling van Engelse ponden. Eenmaal is een bedrag in Deense kronen gewisseld, eenmaal een bedrag in Zwitserse franken en eenmaal een bedrag in Noorse kronen.
Tijdens het hiervoor onder 2.3. genoemde boekenonderzoek is geconstateerd dat de valutawisselingen niet zijn opgenomen in de kasadministratie van belanghebbendes onderneming. In de administratie zijn ook geen autoverkopen in vreemde valuta aangetroffen. Naar aanleiding van deze constateringen heeft de inspecteur de door belanghebbende aangegeven winst uit onderneming verhoogd met een provisie van 10% van de valutawisselingen. De winstcorrecties over de jaren 2000 tot en met 2003 bedragen respectievelijk ƒ 385.842, € 405.623, € 4141.107 en € 723.553. Tevens heeft de inspecteur in alle jaren een vergrijpboete van 100% opgelegd.
Bij vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 8 mei 2007 is belanghebbende onder meer veroordeeld wegens gewoontewitwassen en het medeplegen van witwassen, strafbaar gesteld in de artikelen 420bis en 420ter van het Wetboek van strafrecht, en het medeplegen van valsheid in geschrifte, strafbaar gesteld in artikel 225 van het Wetboek van strafrecht. Een afschrift van het vonnis behoort tot de gedingstukken. In hoger beroep heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij uitspraak van 4 juni 2008 het vonnis van de rechtbank bevestigd en belanghebbende veroordeeld tot een hogere straf.
Kantinekosten – correctie 37
In het bedrijfsdeel aan [adres 1] was een ruimte ingericht met een tapkast met barkrukken en zitjes. De tuindeuren gaven toegang tot de tuin en er werden ook alcoholische dranken geschonken door belanghebbende. Belanghebbende heeft in zijn administratie kantinekosten opgevoerd ten bedrage van ƒ 7.756 in 1998, ƒ 10.037 in 1999 en ƒ 11.833 in 2000, exclusief omzetbelasting. De inspecteur heeft slechts een deel van die kosten als zakelijk aangemerkt. Voor 1998 is ƒ 2.500 als privé-besteding in aanmerking genomen en voor 1999 en 2000 is jaarlijks ƒ 5.000 als privé-besteding in aanmerking genomen. Ter zake van deze correctie heeft de inspecteur in 2000 een vergrijpboete van 25%, ofwel ƒ 750, opgelegd. In de jaren 2001 tot en met 2002 heeft belanghebbende een bedrag van ƒ 5.000 (€ 2.269) als privé-besteding in zijn administratie geboekt.
Sponsoring [K BV] – correctie 39
Belanghebbende heeft in 1999 en 2000 respectievelijk ƒ 19.723 (inclusief ƒ 3.451 omzetbelasting) en ƒ 17.021 (inclusief ƒ 2.978 omzetbelasting) aan sponsorgelden betaald aan [K BV] te [Plaats F] ([K BV]) en deze bedragen als zakelijke kosten in aftrek van zijn winst uit onderneming gebracht. De omschrijving op de door de [K BV] gestuurde facturen luidde “[omschrijving 1]”, “[omschrijving 2]”en “[omschrijving 3]”. De bedrijfsnaam van belanghebbende stond op de kart en de kleding van de rijder. Tijdens de controle is geen sponsorovereenkomst aangetroffen. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de sponsoring heeft plaatsgevonden in de vriendensfeer en is ingegeven door de persoonlijke interesse van belanghebbende en de sponsorgelden niet in aftrek toegelaten. Ten aanzien van deze correctie is in 2000 een vergrijpboete van 25%, ofwel ƒ 2.553, opgelegd.
Privégebruik auto’s – correctie 40
Belanghebbende en zijn echtgenote staan uit de handelsvoorraad auto’s ter beschikking voor privé-ritten. In zijn aangifte voor het onderhavige jaar heeft belanghebbende het privégebruik auto berekend op basis van cataloguswaarden van ƒ 50.000.
Tijdens het boekenonderzoek is geconstateerd dat belanghebbende en zijn echtgenote in de controlejaren 1997 tot en met 2000 onder meer de beschikking hadden over een BMW 525 TDS Touring, cataloguswaarde ƒ 95.748, een Porsche Carrera 911 Coupe, cataloguswaarde ƒ 152.722, en een BMW 530D Touring Aut., cataloguswaarde ƒ 148.625. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de inspecteur het privégebruik auto voor 1997 tot en met 1999 voor belanghebbende en zijn echtgenote tezamen vastgesteld op basis van cataloguswaarden van ƒ 300.000 en voor 2000 op basis van cataloguswaarden van ƒ 280.075. Over 1997 is een vergrijpboete van ƒ 3.242 opgelegd en over 2000 een vergrijpboete van ƒ 3.492 opgelegd.
Privé-verbruik energie – correctie 43
Belanghebbende heeft in de controlejaren 2/3 van de energiekosten van [adres 1] als zakelijke kosten in aftrek gebracht. In het onderhavige jaar heeft belanghebbende ƒ 4.850 als zakelijke kosten geboekt. De inspecteur heeft het zakelijke deel van de energiekosten gecorrigeerd met 20%, of ƒ 1.940, op basis van de berekening in het controlerapport en een in het accountantsdossier aangetroffen aantekening: “de energielasten door [P] berekend op 50%. [belanghebbende] wil echter 75%”. De correctie bedraagt ƒ 2.149 met een verhoging van ƒ 200 over 1997, ƒ 3.909 over 1998, ƒ 4.055 over 1999, ƒ 2.910 met een boete van ƒ 437 over 2000, € 2.571 over 2002 en € 693 over 2003.
Meewerkaftrek echtgenote – correctie 48
In de jaren 1998 tot en met 2001 heeft belanghebbende meewerkaftrek geclaimd voor zijn echtgenote van respectievelijk ƒ 1.461, ƒ 1.797, ƒ 12.389 en € 4.518. De inspecteur heeft de meewerkaftrek gecorrigeerd, omdat de controleambtenaren tijdens het boekenonderzoek niet aan de hand van boeken en bescheiden konden vaststellen dat de echtgenote daadwerkelijk 525 uren per jaar in de onderneming van belanghebbende heeft meegewerkt. In 2000 is een vergrijpboete van 25%, ofwel ƒ 1.858, opgelegd.
[adres 3] te [plaats A] – correctie 49
Belanghebbende heeft op [datum] 1998 een pand gelegen aan de [adres 3] te [plaats A] gekocht voor ƒ 530.000. Tot de gedingstukken behoort een taxatierapport van de afdeling waardeonderzoek van de belastingdienst met daarin een beschrijving van het pand bij aankoop en de na de aankoop door belanghebbende verrichte verbouwingswerkzaam-heden. De begane grond is een horecaruimte die na de aankoop door belanghebbende is opgeknapt en aangepast aan de huidige horeca-eisen. De verdieping is omgebouwd tot vier appartementen. Het dak is vernieuwd, de schuur heeft plaatsgemaakt voor bergingen en er zijn garageboxen bijgebouwd. De totale verbouwingskosten bedroegen ƒ 361.707. Volgens de taxateur hebben de in 1998 gemaakte kosten ten bedrage van ƒ 10.600 geen betrekking op onderhoud, maar moeten deze als verbetering worden aangemerkt. Van de in 1999 en 2000 gemaakte kosten heeft de inspecteur respectievelijk ƒ 137.537 en ƒ 357, zijnde 60% van de gemaakte kosten, als kosten van verbetering aangemerkt. In 2000 is een vergrijpboete van 25%, ofwel ƒ 54, opgelegd.
[adres 4] te [plaats A] – correctie 50
Belanghebbende heeft in de jaren 1997 tot en met 2000 op het pand gelegen aan [adres 4] te [plaats A] jaarlijks een afschrijving van 3% in aanmerking genomen berekend over de aankoopsom, inclusief de ondergrond, van ƒ 185.000. De inspecteur heeft de jaarlijkse afschrijving gecorrigeerd met een afschrijving van 3% over de waarde van de ondergrond. De waarde van de ondergrond is tijdens de controle op ƒ 30.000 gesteld. De correctie over de jaren 1997 tot en met 2000 bedraagt jaarlijks ƒ 900. In 1997 is een vergrijpboete opgelegd van ƒ 84, en in 2000 van ƒ 135.
[adres 5] te [plaats B] – correctie 51
Belanghebbende is sinds [datum] 1998 voor de helft eigenaar van het pand gelegen aan [adres 5] te [plaats B]. Het pand is in 1998 gebouwd en is in gebruik als nachtclub met een bordeelvergunning. Belanghebbende heeft in de jaren 1999 en 2000 jaarlijks een afschrijving van 4% in aanmerking genomen, berekend over de aankoopsom van ƒ 635.000. De inspecteur heeft de jaarlijkse afschrijving gecorrigeerd tot een afschrijving van 3% over de aankoopsom. De correctie bedraagt ƒ 6.350 per jaar.
[adres 6] te [plaats C] – correctie 52
Belanghebbende heeft op [datum] 2000 een pand gelegen aan [adres 6] te [plaats C] gekocht voor ƒ 130.000. Tot de gedingstukken behoort een taxatierapport van de afdeling waardeonderzoek van de belastingdienst, waaruit blijkt dat belanghebbende het pand, een bovenwoning, na de aankoop heeft verbouwd tot twee appartementen. Belanghebbende heeft ƒ 34.451 aan verbouwingskosten in aftrek gebracht. Volgens de taxateur is van de totale verbouwingskosten een bedrag van ƒ 10.000 als onderhoudskosten aan te merken, zijnde de kosten om de bestaande keuken te vervangen. De inspecteur heeft een bedrag van ƒ 24.451 gecorrigeerd.
[adres 7] te [plaats D] – correctie 53
Belanghebbende heeft op [datum] 1997 een pand gelegen aan [adres 7] te [plaats D] gekocht voor ƒ 575.000. Tot de gedingstukken behoort een verslag van de afdeling waardeonderzoek van de belastingdienst met daarin een beschrijving van het pand bij aankoop en de na de aankoop door belanghebbende verrichte verbouwingswerkzaamheden. Het pand bestond uit een kantoorruimte en vijf appartementen. Na de aankoop heeft belanghebbende de kantoorruimte verbouwd tot twee woningen. Volgens de taxateur zijn de door belanghebbende opgevoerde kosten ten bedrage van ƒ 66.227 in 1998 en ƒ 12.641 in 2000 niet als kosten van onderhoud aan te merken. Van de door belanghebbende in 1999 opgevoerde kosten van ƒ 32.000 is slechts een bedrag van ƒ 14.165 als onderhoud aan te merken. De inspecteur heeft deze correcties overgenomen en in 2000 een vergrijpboete van 25%, ofwel ƒ 1.896 opgelegd.
3 Geschil
In geschil zijn:
- -
-
de ontvankelijkheid van het beroepschrift;
- -
-
de juistheid van de in 2.5. genoemde correcties;
- -
-
de in 2.6. genoemde vergrijpboeten.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.