Home

Rechtbank Gelderland, 29-09-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:5000, AWB - 16 _ 5813

Rechtbank Gelderland, 29-09-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:5000, AWB - 16 _ 5813

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
29 september 2017
Datum publicatie
4 oktober 2017
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2017:5000
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 16 _ 5813

Inhoudsindicatie

Bij inbreng onroerende zaak in onderneming dient rekening gehouden te worden met waardedruk wegens zelfbewoning. Beroep op vertrouwensbeginsel faalt. Inbreng niet uitdrukkelijk aan de orde gesteld in aangifte.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 16/5813

in de zaak tussen

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2013 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.36.01) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.050. Voorts is op de voet van artikel 3.151 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) bij beschikking het verlies uit werk en woning over dat jaar vastgesteld op een bedrag van € 198.939.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 augustus 2016 de aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 29 september 2016, ontvangen door de rechtbank op 30 september 2016, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2017.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en mr. [A] .

Eiser heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen worden geacht ter zitting te zijn voorgedragen. Verweerder heeft ter zitting twee pleitnota’s voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan eiser.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is geboren op [1986 1] en is ongehuwd. Hij is woonachtig op het adres [A-straat 1] te [Z] . Sinds [2015] staat tevens op dit adres ingeschreven mevrouw [B] , geboren op [1986 2] .

2. Op [2009 1] is aan eiser geleverd het door hem gekochte woonhuis [A-straat 1] te [Z] . In de koopakte is een koopprijs van € 470.000 kosten koper vermeld. Sinds [2009 2] staat eiser bij de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) ingeschreven op dit adres.

3. In de aangifte IB/PVV over het jaar 2009 is de woning [A-straat 1] te [Z] als eigen woning van eiser verwerkt. De WOZ-waarde bedroeg voor dat jaar € 568.300. De eigenwoningschuld bedroeg per 31 december 2009 € 504.271.

4. Tot mei 2010 is eiser in loondienstverband werkzaam. Op [2010 1] heeft eiser zich als eenmanszaak in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel ingeschreven onder de naam [C] . Per die datum is de eenmanszaak ook bij verweerder in de administratie ingeschreven.

5. Het woonhuis [A-straat 1] (hierna te noemen: het pand) is een twee onder één kapwoning, gelegen in een woonwijk. Het pand is bestemd als woonhuis. Er is door de gemeente geen vergunning verleend om het huis aan de woonbestemming te onttrekken.

6. In de aangifte IB/PVV over het jaar 2009 is het pand van [2009 2] tot en met 31 december 2009 als eigen woning opgenomen. In de aangifte IB/PVV 2010 geldt dit voor de periode van 1 januari 2010 tot en met [2010 2] . In laatstgenoemde aangifte wordt in het winstgedeelte bij de post “Kosten aanschaf gebouwen in eigen gebruik fiscale Startbalans” een bedrag van € 520.000 opgenomen. Hierbij is geen adres vermeld.

7. De aanslag IB/PVV 2010 is conform de ingediende aangifte vastgesteld.

8. Op [2013 1] heeft eiser de onroerende zaak gelegen aan de [A-straat 2] te [Z] , aangekocht. De aankoopprijs bedraagt € 665.500. Per [2013 2] wordt de onderneming van eiser op dit nieuwe adres ingeschreven. Eiser blijft in het GBA ingeschreven op het woonadres [A-straat 1] te [Z] .

9. Bij de behandeling van de aangiften IB/PVV over de jaren 2010 tot en met 2012 zijn door verweerder geen vragen gesteld over de gebouwen en is hierover ook niet op andere wijze overleg geweest.

10. In de aangiften IB/PVV over de jaren 2011 tot en met 2013 wordt geen eigen woning aangegeven.

11. In de specificatie bij de winstaangifte in de aangifte IB/PVV over 2013 is onder meer het volgende opgenomen:

Onttrekking van onroerende zaken

:

Ja

Specificatie onttrekking onroerende zaken

:

[A-straat 1] te [Z]

WEV onttrokken onroerende zaak

€ 265.200

Boekwaarde onttrokken onroerende zaak

€ 491.136

Boekresultaat

- € 225.936

Overdracht onroerende zaak niet aan derden:

Ja

Waardebepaling niet door taxateur:

Ja

Naam taxateur: WOZ per 1-1-2014 408.000 á 65%

Inbreng van onroerende zaken vanuit privé

Nee

Overdracht onroerende zaak ivm staking

Nee

12. In de aangiften IB/PVV over de jaren 2010 tot en met 2013 is op de balans onder “gebouwen in eigen gebruik” het volgende opgenomen:

Jaar

Beginbalans

Eindbalans

2010

520.000

514.450

2011

514.450

510.968

2012

510.968

500.621

2013

500.621

*

575.289

**

* = [A-straat 1] [Z]

**= [A-straat 2] , [Z]

13. Verweerder constateert bij de behandeling van de aangifte IB/PVV over het jaar 2013 dat het gebouw dat in 2010 is ingebracht in eisers onderneming het pand betreft.

14. De WOZ-waarden van het pand bedragen:

Jaar

Peildatum

Bedrag

2009

1-1-2008

€ 568.300

2010

1-1-2009

€ 480.000

2011

1-1-2010

€ 465.000

2012

1-1-2011

€ 454.000

2013

1-1-2012

€ 436.000

2014

1-1-2013

€ 423.000

2015

1-1-2014

€ 408.000

2016

1-1-2015

€ 435.000

15. In de aangifte IB/PVV 2013 is door eiser de waarde in het economisch verkeer ten tijde van de overdracht van het pand vanuit het ondernemingsvermogen naar privé gesteld op € 265.200, zijnde 65% van een WOZ-waarde van € 408.000. Het boekverlies is door eiser als volgt berekend:

Boekwaarde onttrokken onroerende zaak

€ 491.136

WEV onttrokken onroerende zaak

€ 265.200

Boekresultaat

€ -225.936

16. Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2013 de waarde in het economisch verkeer bij overbrenging van het pand vastgesteld op 65% van het gemiddelde van de WOZ-waarden voor de jaren 2013 en 2014, derhalve op 65% van € 429.500, zijnde€ 279.175.

17. Het boekverlies en de correctie is door verweerder als volgt vastgesteld:

Inbrengwaarde onroerende zaak

€ 498.971

Afschrijving 1-5-2010 t/m 31-12-2013

€ 34.400

Boekwaarde

€ 464.571

WEV onttrokken onroerende zaak

€ 279.175

Boekverlies

€ -185.396

Aangegeven boekverlies

€ -225.936

Vastgesteld boekverlies

€ -185.396

Correctie

€ 40.540

Het door verweerder vastgestelde verlies aan het einde van het boekjaar bedraagt € 308.457.

18. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de correctie van € 40.540. Verweerder stelt zich op het standpunt dat bij het opleggen van de aanslag is uitgegaan van onjuiste bedragen. Volgens verweerder is bij de inbreng van het pand in de onderneming ten onrechte geen rekening gehouden met waardedruk wegens zelfbewoning. De inbrengwaarde van het pand had volgens verweerder moeten worden gesteld op 65% van € 498.971 (zijnde de vrije waarde in het economisch verkeer), derhalve op € 324.331. Volgens verweerder is de aanslag hierdoor niet te hoog vastgesteld.

19. Ter zitting heeft verweerder – uitgaande van een waarde in het economisch verkeer van het pand bij inbreng en overgang van 65% - een nieuwe berekening overgelegd waaruit een verlies aan het einde van het boekjaar volgt van € 176.530.

Geschil

20. Tussen partijen is in geschil of:

-

de door verweerder aangebrachte correctie van € 40.540 juist is;

-

bij de inbreng van het pand in de onderneming in 2010 rekening gehouden moet worden met een waardedruk wegens duurzame zelfbewoning;

-

verweerder een in rechte te honoreren vertrouwen heeft gewekt ten aanzien van de waardering van het pand.

Beoordeling van het geschil

De correctie van € 40.540

21. Met het cijfermatig overzicht zoals door eiser opgenomen in zijn pleitnota heeft eiser aannemelijk gemaakt dat de door verweerder opgelegde correctie van € 40.540 onjuist is. Verweerder heeft ten onrechte geen rekening gehouden met de afschrijving op investeringen ter hoogte van € 5.536 met de uit de correctie voortvloeiende wijziging van de MKB-vrijstelling van € 4.900. De correctie is hierdoor € 10.436 te hoog. Verweerder heeft ter zitting de berekening van eiser onderschreven.

De waarde van het pand bij inbreng

22. De rechtbank stelt voorop dat zowel ten tijde van de inbreng van het pand in de onderneming als ten tijde van de overgang naar privé sprake was van duurzame zelfbewoning door eiser. Eiser gebruikte het pand immers volledig als zijn woning. De omstandigheid dat – zoals uit de door eiser overgelegde foto’s volgt – met name de garage werd gebruikt voor opslag van goederen doet hieraan niet af.

23. Uit het arrest Hoge Raad 1 februari 2013, nr. 11/03882, ECLI:NL:HR:2013:BX4036, BNB 2013/127, volgt dat indien een belastingplichtige een onderneming begint en bij die gelegenheid een pand vanuit zijn privévermogen doet overgaan naar het ondernemings-vermogen, dit pand in de ondernemingsbalans dient te worden opgenomen voor de waarde in het economische verkeer die daaraan ten tijde van de inbreng kan worden toegekend. Daarbij vormt duurzame zelfbewoning een omstandigheid die de waarde van het pand kan beïnvloeden en waarmee bij het bepalen van die waarde rekening dient te worden gehouden. Tegen deze achtergrond heeft verweerder terecht geoordeeld dat eiser de woning in 2010 tegen een te hoge waarde op zijn ondernemingsbalans heeft opgenomen en dat deze waarde op basis van de zogenoemde foutenleer bij de afhandeling van de aangifte IB/PVV 2013 dient te worden gecorrigeerd. Over de door verweerder in aanmerking genomen waardedruk bestaat tussen partijen geen verschil van mening zodat dit geen nadere bespreking behoeft.

Het vertrouwensbeginsel

24. Eiser betoogt dat bij hem de indruk is ontstaan van een bewuste standpuntbepaling van verweerder ten aanzien van de waarde van het pand bij inbreng. Eiser voert aan dat de aangiften IB/PVV over de jaren 2010 tot en met 2012 door verweerder zijn gevolgd en dat verweerder zich eind 2015 akkoord heeft verklaard met een waarde op het moment van inbreng van € 480.000.

25. Zoals de Hoge Raad heeft geoordeeld in onder meer zijn arrest van 13 december 1989, nr. 25.077, ECLI:NL:HR:1989:ZC4179, BNB 1990/119, is voor in rechte te beschermen vertrouwen meer vereist dan de enkele omstandigheid dat de inspecteur gedurende een aantal jaren bij het regelen van de aanslag op een bepaald punt de aangifte heeft gevolgd. De gerechtvaardigdheid van het vertrouwen hangt af van de waardering van – voor zoveel nodig in onderlinge samenhang te beoordelen – omstandigheden die bij de belastingplichtige de indruk hebben kunnen wekken dat een door de inspecteur gedurende een aantal jaren betreffende dezelfde aangelegenheid gevolgde gedragslijn berust op een bewuste standpuntbepaling. Omstandigheden als vorenbedoeld kunnen onder meer zijn gelegen in de vaststelling van een aanslag in overeenstemming met een aangifte waarin de belastingplichtige de voor die aanslag van belang zijnde aangelegenheid uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de orde had gesteld, in de vaststelling van een aanslag na raadpleging van bewijsstukken, na gehouden besprekingen of gevoerde correspondentie, dan wel in overeenstemming met eerder verstrekte, voor de toen op te leggen aanslag van belang zijnde inlichtingen.

26. Gesteld noch gebleken is dat eiser alle relevante aspecten aangaande de waarde van het pand ten tijde van inbreng uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de orde heeft gesteld bij het indienen van de aangiften IB/PVV over de jaren 2010 tot en met 2012. De aanleiding voor de aanvankelijke akkoordverklaring eind 2015 van verweerder met een inbrengwaarde van € 480.000 was gelegen in het feit dat eiser bij inbreng uitging van een waarde die hoger was dan de WOZ-waarde van het pand. Dit is door verweerder gecorrigeerd. Op dat moment was het voor verweerder niet duidelijk dat het bij de inbreng ging over de eigen woning van eiser. Met andere woorden, het waardedrukkend effect van de zelfbewoning van het pand door eiser is tijdens de aanslagregeling nooit aan de orde geweest. Gelet op het vorenstaande faalt het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel. Voorts is de rechtbank niet gebleken van enig onzorgvuldig handelen door verweerder.

Slotoverwegingen 27. Het verlies per 31 december 2013 is door verweerder vastgesteld op € 308.457. Het vastgestelde verlies door verweerder ondergaat geen wijziging door hetgeen in deze uitspraak is overwogen.

28. Omdat eiser geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft aangevoerd, dient ook het beroep inzake de beschikking belastingrente ongegrond te worden verklaard.

29. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

30. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Westerbaan, voorzitter, mr. A.M.F. Geerling enmr. A.P. Vaatstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J.P. Wientjens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 29 september 2017

griffier

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.