Rechtbank Rotterdam, 19-11-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:10236, ROT 19/4836
Rechtbank Rotterdam, 19-11-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:10236, ROT 19/4836
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 19 november 2020
- Datum publicatie
- 19 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2020:10236
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2021:754, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- ROT 19/4836
Inhoudsindicatie
Taxateur wordt aangemerkt als een deskundige ondanks dat hij niet geregistreerd staat in een register.
Uitspraak
Zitting houdende te Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/4836
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en
gemachtigde: mr. I. Skaron.
Procesverloop
Bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), gedagtekend 16 februari 2019, heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak [adres] te Spijkenisse (hierna: de onroerende zaak) voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 128.000,-.
Bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 7 augustus 2019 (het bestreden besluit), heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de waarde verminderd tot € 120.000,- en aan eiser een proceskostenvergoeding toegekend van € 510,60 (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting, met een waarde van € 254,- per punt en wegingsfactor 1 alsmede € 2,60 voor kadastraal uittreksel). Verweerder heeft besloten dat het door eiser ingediende taxatierapport niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Eiser is verschenen bij [naam persoon 1] , kantoorgenoot van zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van [naam persoon 2] .
Overwegingen
1. In de bezwaarfase heeft eiser een door [naam taxateur 1] uitgevoerde taxatie en een door [naam taxateur 2] uitgewerkt taxatierapport van 14 juni 2019 (het taxatierapport) ingediend.
2. Eiser kan zich niet verenigen met de door verweerder voor de bezwaarfase toegekende proceskostenvergoeding, voorzover daarin vergoeding van het taxatierapport is uitgebleven. Volgens eiser moet dat vergoed worden, en wel voor een bedrag van € 128,26 (2 uur tegen een uurtarief van € 53,- en in totaal € 22,26 aan BTW).
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel het inschakelen van de taxateur als de kosten van het taxatierapport de redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan. Verweerder acht het door eiser ingediende taxatierapport kwalitatief onder de maat. Het rapport is niet onafhankelijk opgesteld. Daarnaast beschikt de taxateur over onvoldoende kwalificaties om een dergelijk rapport op te stellen.
4. Op grond van artikel 7:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bestaat recht op vergoeding door het bestuursorgaan van kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van zijn bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Met de woorden “redelijkerwijs heeft moeten maken” is bedoeld dat de kosten redelijkerwijs gemaakt moeten zijn, maar ook dat de hoogte van die kosten redelijk is (de dubbele redelijkheidstoets). In het vierde lid van dit artikel is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld. Deze regels zijn vastgelegd in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb).
Artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Bpb bepaalt dat een veroordeling in de kosten betrekking kan hebben op: kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
5. In de Awb en het Bpb wordt niet gedefinieerd wat het begrip “deskundige” inhoudt. De rechtbank ziet het aldus, dat iemand als zodanig gezien kan worden als de opdrachtgever er – gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden ten tijde van de inschakeling – vanuit mocht gaan dat betrokkene een relevante bijdrage zou leveren aan een voor hem gunstige beantwoording door verweerder van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag (vergelijk uitspraken ECLI:NL:CRVB:2005:AT4323, ECLI:NL:CRVB:2009:BH3891, en ). Indien een deskundige een rapport aan een belanghebbende heeft uitgebracht dat zijn standpunt over een geschilpunt in de bezwaarprocedure ondersteunt, mag aan toekenning van een vergoeding voor de kosten van dat rapport niet de eis worden gesteld dat het een bijdrage heeft geleverd aan de beslissing van verweerder over dat geschilpunt (vergelijk uitspraken ECLI:NL:HR:2012:BY2770 en ECLI:NL:HR:2012:BY4617). Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een ter zake deskundige, hier dus een geregistreerd taxateur, of in ieder geval onder zijn verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn echter niet te stellen (vergelijk Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2018:4638).
6. De taxatie is uitgevoerd door [naam taxateur 1] en uitgewerkt door [naam taxateur 2] MSc en is door hen ondertekend op 14 juni 2019. Ter zitting heeft eiser naar voren gebracht [naam taxateur 2] is afgestudeerd aan de Greenwich University voor Real Estate and Facilities en dat hij in het bezit is van een WOZ diploma met nummer [nummer diploma] en is al 11 jaar werkzaam in het vak. Daarmee is zijn deskundigheid voldoende aannemelijk gemaakt. Inschrijving als registertaxateur, zoals verweerder dat bepleit, is daarvoor geen vereiste. Eiser mocht er dus vanuit gaan dat [naam taxateur 2] een relevante bijdrage aan deze procedure zou leveren die voor hem gunstig kon zijn. Dat het taxatierapport kwalitatief onder de maat zou zijn is door verweerder verder niet onderbouwd. De rechtbank heeft dat, marginaal toetsend, zelf ook niet kunnen vaststellen. Dat er verschil van mening bestaat over bepaalde onderdelen van het rapport, de taxateur enkel de negatieve elementen van de onroerende zaak benoemt en af gaat op wat eiser zou hebben verteld over de onroerende zaak maakt, afgezien van de vraag of dat inderdaad zo is, nog niet dat daarmee het taxatierapport als kwalitatief onder de maat moet worden geacht. De enkele omstandigheid dat de taxatie is uitgevoerd door een taxateur die in dienst is van de gemachtigde van eiser betekent niet dat aan de juistheid van de taxatie getwijfeld moet worden, behoudens, niet gestelde of gebleken, bijzondere omstandigheden. Eiser heeft de kosten voor het taxatierapport dan ook in redelijkheid gemaakt. Wat verweerder aan zijn uitspraak op bezwaar ten grondslag heeft gelegd en verder naar voren heeft gebracht, doet niets aan deze conclusie af.
7. Het beroep van eiser is gegrond.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 512,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 512,- en wegingsfactor 0,5) en € 128,26 (2 uur x € 53,- + 21% BTW) aan kosten voor het in bezwaar overgelegde taxatierapport. Omdat de zaak in beroep uitsluitend betrekking heeft op de kostenvergoeding in bezwaar, waardeert de rechtbank het gewicht van de zaak als licht.
Beslissing
De rechtbank.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 18 september 2019, voor zover daarin is
besloten dat de kosten van het taxatierapport niet voor vergoeding in aanmerking komen;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op het niet vergoeden van de proceskosten voor het taxatierapport;
- veroordeelt verweerder tot het betalen van de kosten van dat taxatierapport ten
bedrage van € 128,26 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het
vernietigde gedeelte van de uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de in beroep gemaakte proceskosten van eiser ten
bedrage van € 512,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van C. Groenewegen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2020.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: