Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 16-10-2012, BY1619, AWB 12/3822

Rechtbank 's-Gravenhage, 16-10-2012, BY1619, AWB 12/3822

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
16 oktober 2012
Datum publicatie
30 oktober 2012
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BY1619
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 12/3822

Inhoudsindicatie

IB/PVV 2008. In geschil is of verhuiskosten als aftrekbare bedrijfskosten kunnen worden aangemerkt. De verhuiskosten vormen naar het oordeel van de rechtbank geen kosten die in mindering op eisers winst uit onderneming kunnen worden gebracht. De rechtbank acht daarvoor beslissend dat de verhuiskosten voortvloeien uit de persoonlijke keuze van eiser zich om te scholen tot registerloods, zodat zij vooral samenhangen met de verandering van levenspositie van eiser en mitsdien tot het persoonlijke leven van eiser behoren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 12/3822

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

16 oktober 2012 in de zaak tussen

[X], wonende te [Z], eiser

(gemachtigde: [A]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 30 maart 2012 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2008 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 72.019 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.451 (aanslagnummer [a]).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2012.

Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [B]. Namens verweerder zijn verschenen [C] en [D].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft van 5 november 2004 tot 28 juli 2008 aan [a-straat 1] te [E] gewoond. Eiser heeft zijn woning te [E] op 25 januari 2006 te koop gezet. In 2008 heeft eiser een woning gekocht aan de [b-straat 1] te [Z], welke woning eiser op 28 juli 2008 heeft betrokken.

2. Eiser werkte tot en met 28 februari 2005 in loondienst. Zijn laatste werkgever was [F] BV. Vanaf 28 februari 2005 tot en met 31 december 2005 was eiser als aspirant-registerloods in opleiding bij de Stichting [G].

3. Na afronding van zijn opleiding tot registerloods is eiser op 1 januari 2006 toegetreden tot de maatschap [H] (hierna: de maatschap).

4. Eiser heeft voor het onderhavige jaar aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.389 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van

€ 1.856. Ter zake van de onder 1 vermelde verhuizing naar [Z] heeft eiser een bedrag van € 5.931 ter zake van verhuiskosten als overige bedrijfskosten ten laste van zijn winst gebracht.

5. In geschil is of de verhuiskosten als aftrekbare bedrijfskosten kunnen worden aangemerkt.

6. De rechtbank stelt voorop dat eiser om in aanmerking te komen voor de aftrek van de verhuiskosten ter grootte van de forfaitaire aftrekpost van € 5.445 vermeerderd met de kosten van het overbrengen van de inboedel ad € 486, aannemelijk moet maken dat de verhuiskosten zijn te rekenen tot de kosten van eisers onderneming. Eiser heeft begin 2005 zijn dienstbetrekking opgegeven teneinde de opleiding tot registerloods te volgen. Na afronding van die opleiding is eiser op 1 januari 2006 als registerloods toegetreden tot de maatschap. Niet in geschil is dat voor registerloodsen de verplichting geldt om tijdens de dienstperioden binnen het zogenoemde “werkgebied” te wonen of te verblijven, zodat men binnen (ongeveer) een uur na oproep aan boord (of bij de wachtpost) kan zijn. Ter zitting heeft eiser verder aannemelijk gemaakt dat dit ook buiten de dienstperioden van belang is, omdat een loods bij veel scheepverkeer ook buiten de dienstperioden kan worden opgeroepen. Om die reden heeft eiser na zijn toetreding tot de maatschap zijn woning te [E] (Noord-Brabant) op 25 januari 2006 te koop gezet en nadat die woning in 2008 was verkocht, de woning te [Z] gekocht. Hoewel eiser heeft voldaan aan de voor registerloodsen geldende verplichting om binnen het werkgebied te wonen, vormen de verhuiskosten naar het oordeel van de rechtbank geen kosten die in mindering op eisers winst uit onderneming kunnen worden gebracht. De rechtbank acht daarvoor beslissend dat de verhuiskosten voortvloeien uit de persoonlijke keuze van eiser zich om te scholen tot registerloods, zodat zij vooral samenhangen met de verandering van levenspositie van eiser en mitsdien tot het persoonlijke leven van eiser behoren (vgl Hoge Raad 24 juni 1970, nr. 16.383, LJN AX5184).

7. Het beroep van eiser op de uitspraken van Hof Arnhem 28 augustus 1975, nr, 560/1974, LJN AX3444 en Hof ’s-Gravenhage van 14 november 1981, nr. 84/80, LJN AW9277, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Beide situaties zijn onvoldoende vergelijkbaar met de situatie van eiser. Het betrof in beide uitspraken personen die hun beroep van arts in een andere plaats voortzetten. In eerstgenoemde uitspraak was in feite sprake van een verplaatsing van de subjectieve onderneming van de belanghebbende en in de tweede uitspraak werd aansluiting gezocht bij de jurisprudentie die gold ter zake van de aftrek van verhuiskosten in de sfeer van de dienstbetrekking. Daarvan is thans geen sprake meer, de verhuiskosten kunnen niet meer als aftrekbare beroepskosten ten laste van het inkomen uit dienstbetrekking worden gebracht. Daarbij komt dat in de uitspraak van Hof ’s-Gravenhage sprake was van een situatie waarin de belanghebbende zijn functie moest neerleggen en het Hof oordeelde dat het aangrijpen van de kans op een werkkring buiten zijn woonplaats passend was en niet een uiting of noodzakelijk gevolg van persoonlijke voorkeur.

8. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Obbink-Reijngoud, rechter, in aanwezigheid van

F.J. Crabbendam, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2012.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.