NTFR 2025/54 - Geen schending gelijkheidsbeginsel bij latters met eigen koopwoning

NTFR 2025/54 - Geen schending gelijkheidsbeginsel bij latters met eigen koopwoning

Gegevens

Publicatie
NTFR 2025/54
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
25 september 2024
Datum publicatie
8 januari 2025
Annotator
  • mr. N. ten Broeksenior beleidsadviseur belastingen bij Flynth adviseurs en accountants B.V.
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2024:6508
Belastingjaar
2021
Zaaknummer
AWB 23_3376
Relevante informatie
Art. 3.111 Wet IB 2001, Art. 26 IVBPR, Art. 8 EVRM

Inhoudsindicatie

Recht op gezinsleven, Eigen woning, Recht op eigendom, Motiveringsbeginsel

Samenvatting

Belanghebbende heeft een latrelatie met C. Zij hebben een geregistreerd partnerschap en zijn daarom partners voor de Wet IB 2001. In totaal beschikken zij over twee koopwoningen. De woning in plaats 1 heeft een WOZ-waarde van € 787.000 en de woning in plaats 2 € 121.000 en een schuld van € 38.731. De woning in plaats 1 is aangemerkt als de eigen woning, en de WOZ-waarde en de schuld van woning 2 heeft belanghebbende opgenomen als onderdeel van de rendementsgrondslag van box 3. Volgens belanghebbende is het onterecht dat slechts één woning als eigen woning aangemerkt kan worden. Het feit dat de woning in plaats 2 onderdeel is van box 3 is een trouwboete, wat een schending inhoudt van het recht op een gezinsleven, het gelijkheidsbeginsel en het recht op eigendom. Rechtbank Gelderland toetst of een van deze beginselen geschonden is en overweegt dat, gelet op de vaste jurisprudentie van het EHRM en de Hoge Raad, bij die beoordeling in ogenschouw moet worden genomen dat aan de fiscale wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toekomt.

Er is geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel omdat mensen met een latrelatie die geen geregistreerd partner zijn, juridisch niet gelijk zijn aan personen die wél geregistreerd partner zijn en een latrelatie hebben. Ook is geen sprake van schending van art. 8 EVRM: het geregistreerd partnerschap wordt niet vrijwel onmogelijk gemaakt. Ook is geen sprake van schending van eigendom, omdat niet gesproken kan worden over een individuele en buitensporige last.

(Beroep ongegrond.)

Noot

Onderhavige uitspraak heeft geen verrassende uitkomst. Een belastingplichtige kan maar één woning als hoofdverblijf hebben. Wanneer de belastingplichtige een fiscale partner heeft en beiden hebben een eigen woning, dan moet een keuze worden gemaakt welke woning als de fiscale eigenwoning die het hoofdverblijf is, wordt aangemerkt. Van die woning kan de rente worden afgetrokken en wordt het eigenwoningforfait bijgeteld bij de inkomsten. De waarde en de eventuele schuld van de andere woning hoort in de aangifte bij het box 3 vermogen (sparen en beleggen).

In dit geval gaat het om de situatie dat belanghebbende een latrelatie heeft. Zij is met haar partner een geregistreerd partnerschap aangegaan en daardoor worden zij aangemerkt als fiscale partner van elkaar. Beiden wonen op een ander adres. Belanghebbende is het niet met de inspecteur eens dat enkel haar eigen woning in de eigenwoningregeling in box I kan worden opgenomen. Naar haar mening is sprake van schending van het Unierechtelijk gelijkheidsbeginsel, het recht op familie- en gezinsleven in de zin van art. 8 EVRM, dan wel van art. 1 Eerste Protocol. Rechtbank Gelderland komt vervolgens met een heldere beslissing. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat van voorgaande schendingen geen sprake is. Al met al zal er een keuze moeten worden gemaakt. Slechts één woning wordt gezien als eigen woning en niet beide woningen.

Andere artikelen in deze aflevering