Aflevering 1-2

Gepubliceerd op 3 januari 2025

NTFR 2025/1 - Vaarwel 2024 en welkom 2025

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 03-01-2025 geschreven door prof. mr. G.T.K. Meussen
Aangekomen bij het einde van het jaar neem ik traditiegetrouw even de tijd om de balans op te maken over het voorbije jaar en u een vooruitblik te geven op het nieuwe jaar. Het einde van het jaar maakt altijd een beetje weemoedig, geeft een besef van het verglijden der jaren, maar maakt ook weer benieuwd naar het nieuwe jaar. De terugblik geeft tevens aan hoeveel er op fiscaal gebied het afgelopen jaar weer is gebeurd. Wie zou nog willen beweren dat de fiscaliteit saai is? Het belastingrecht is voortdurend in beweging en is daarmee ook een vertaling van de dynamiek van de maatschappij en van allerlei fiscale ontwikkelingen, zowel nationaal als internationaal. Datgene wat hierna is opgenomen, is daarvan slechts een selectie, die uiteraard geheel voor rekening van de auteur komt.

NTFR 2025/2 - Belangrijkste wijzigingen belastingen 2025

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
Op 17 december 2024 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de wetsvoorstellen in het pakket Belastingplan 2025. Het overzicht van de belangrijkste wijzigingen vindt u hierna. Dit overzicht omvat ook veranderingen per 2025 uit eerder aangenomen wetsvoorstellen.

NTFR 2025/3 - Wet Belastingplan 2025 in Staatsblad

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
De Wet Belastingplan 2025 is op 23 december 2024 in het Staatsblad gepubliceerd. Deze verzamelwet bevat onder andere het inkomensbeleid voor het jaar 2025 en fiscale maatregelen met (budgettaire) gevolgen die samenhangen met de begroting voor het jaar 2025, zoals maatregelen die raken aan de koopkracht van burgers. In de wet is sprake van budgettaire samenhang. De opbrengst van bepaalde maatregelen wordt gebruikt als dekking voor andere maatregelen.

NTFR 2025/4 - Wet Overige fiscale maatregelen 2025 in Staatsblad

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
De Wet Overige fiscale maatregelen 2025 is op 23 december 2024 gepubliceerd in het Staatsblad. Deze wet regelt veranderingen in veertien verschillende belastingmaatregelen en hebben vooral een technisch karakter. De verschillende maatregelen zijn te klein voor een zelfstandig wetsvoorstel en worden daarom verzameld ingediend. De maatregelen in dit wetsvoorstel hebben geen gevolgen voor het budgettaire beeld.

NTFR 2025/6 - Eindejaarsbesluit 2024

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
Het Eindejaarsbesluit 2024 bevat wijzigingen van uitvoeringsbesluiten op het terrein van belastingen, toeslagen en douane. De wijzigingen vloeien onder andere voort uit het pakket Belastingplan 2025 en de Fiscale verzamelwet 2025. Het Eindejaarsbesluit wijzigt de volgende besluiten:

NTFR 2025/7 - Eindejaarsregeling 2024

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
In de Eindejaarsregeling 2024 zijn een aantal wijzigingen opgenomen van enkele regelingen op het terrein van onder andere de directe belastingen, de indirecte belastingen, de douane, het formele belastingrecht en het invorderingsrecht. De wijzigingen vloeien onder andere voort uit het Belastingplan 2025.

NTFR 2025/8 - Bijstellingsregeling directe belastingen 2025

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
De Bijstellingsregeling directe belastingen 2025 is gepubliceerd met de voor 2025 geïndexeerde bedragen voor de Wet IB 2001, de Wet LB, de Wet Vpb 1969, de Successiewet 1956, de Awir, de AWR, de Invorderingswet 1990 en het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

NTFR 2025/9 - Bijstellingsregeling indirecte belastingen, Provinciewet en enkele bedragen van bestuurlijke boeten 2025

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
De Bijstellingsregeling indirecte belastingen, Provinciewet en enkele bedragen van bestuurlijke boeten 2025 is gepubliceerd. Deze regeling geeft uitvoering aan de indexeringsvoorschriften in de Algemene douanewet (Adw), het Algemeen douanebesluit (Adb), de Algemene douaneregeling (ADR), de Wet op de accijns (WA), de BPM, de Wet MRB 1994, de Wet belasting zware motorrijtuigen (Wbzm), de Wbm en de Provinciewet.

NTFR 2025/10 - Woonlandfactor beslagvrije voet 2025

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
Per 1 januari 2025 zijn allerlei bedragen, percentages en aantallen in de SZW-regelgeving herzien. In deze verzamelregeling zijn de nieuwe bedragen gepubliceerd. De wijzigingen van alle bedragen zijn zo veel mogelijk gebundeld. Voor de invordering is met name de woonlandfactor voor de beslagvrije voet relevant.

NTFR 2025/11 - Grove schuld voor gepensioneerde accountant die goodwill in drie jaar heeft afgeschreven (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2024:1896, datum uitspraak 20-12-2024, publicatiedatum 20-12-2024
Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
Belanghebbende drijft een eenmanszaak, waarvan de activiteiten bestaan uit het verstrekken van financieel advies en het verzorgen van administraties. Bovendien verzorgt belanghebbende zijn eigen administratie en eigen aangiften IB en OB. Belanghebbende is voormalig registeraccountant. Na zijn pensionering heeft belanghebbende middels zijn bv een aangiftepraktijk geëxploiteerd. In 2015 heeft belanghebbende de activiteiten van de bv voorgezet als eenmanszaak. Hierbij is een bedrag van € 30.000 aan de bv betaald voor overname van de activiteiten/klanten. Deze goodwill heeft belanghebbende geactiveerd op de fiscale balans van zijn eenmanszaak. Uit een controle is naar voren gekomen dat belanghebbende in 2015 verworven goodwill ten onrechte in drie jaar heeft afgeschreven. De inspecteur heeft navorderingaanslagen en vergrijpboetes van 25% wegens grove schuld opgelegd, waartegen belanghebbende is opgekomen. Over de afschrijving goodwill heeft het hof (hof Amsterdam 14 februari 2023, nrs. 22/00148, 22/00149 en 22/00150, ECLI:NL:GHAMS:2023:469, NTFR 2023/437) opgemerkt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende de van zijn bv verworven goodwill tegen te hoge bedragen heeft afgeschreven dan wel heeft afgewaardeerd. Bij de beoordeling van de afschrijving dient ervan uit te worden gegaan dat een zakelijke prijs is betaald voor de overgenomen goodwill. Het gaat om zakelijke goodwill die verband houdt met de te verwachten overwinst van de onderneming en het door belanghebbende van de bv overgenomen klantenbestand. Persoonlijke goodwill kan geen bedrijfsmiddel vormen, omdat deze onlosmakelijk is verbonden met de ondernemer en activering hiervan is fiscaal niet mogelijk. Persoonlijke omstandigheden kunnen dan ook geen rol spelen bij het bepalen van de levensduur en de hoogte van de afschrijving of afwaardering van deze zakelijke goodwill. Belanghebbende voert als argument voor snelle afschrijving aan dat hij al een hoge leeftijd had en in slechte gezondheid verkeerde. De verwachting dat de onderneming drie jaar na de investering in de goodwill zou worden beëindigd was volgens belanghebbende op economische gronden gerechtvaardigd. Deze argumenten gaan belanghebbende persoonlijk aan, zodat terecht is geconstateerd dat versnelde afschrijving of afwaardering niet mogelijk is. Over de vergrijpboete merkt het hof op dat sprake is van grove schuld. Ter zake van het in drie jaar afschrijven van de geactiveerde goodwill is belanghebbende terecht verweten dat zijn gedraging in laakbaarheid aan opzet grenst. Belanghebbende is accountant geweest bij een groot accountantskantoor en voert een eigen aangiftepraktijk. Belanghebbende had moeten weten dat voor goodwill een afschrijvingstermijn van minstens tien jaar geldt en moeten beseffen dat de door hem geactiveerde goodwill zakelijke goodwill betrof en dat de levensduur van dit activum niet afhankelijk is van zijn persoonlijke omstandigheden. Belanghebbende heeft niets aangevoerd dat afwaardering op de lagere bedrijfswaarde van de goodwill zou kunnen rechtvaardigen. Voorts mag bij uitstek van iemand als belanghebbende worden verwacht dat hij enig onderzoek had gedaan naar de wettelijke regels. Het is dan ook onbegrijpelijk, en grof onachtzaam, dat hij zich niet nader heeft georiënteerd, terwijl hij over onderliggende informatie beschikte. Met minimale inspanning had belanghebbende de betreffende regels kunnen achterhalen dat zijn handelwijze niet juist was. Belanghebbende treft een ernstig verwijt dat hij dat niet heeft gedaan en zich ook niet anderszins heeft geïnformeerd.

NTFR 2025/12 - Correctie zelfstandigenaftrek omdat niet wordt voldaan aan urencriterium (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2024:1905, datum uitspraak 20-12-2024, publicatiedatum 20-12-2024
Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
Belanghebbende heeft een eenmanszaak die activiteiten verricht bestaande uit juridische dienstverlening en het schrijven van (niet-)juridische teksten. In de aangifte IB/PVV 2019 heeft belanghebbende de zelfstandigenaftrek toegepast. In geschil is derhalve of belanghebbende recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek en of wordt voldaan aan het urencriterium. Volgens Hof Amsterdam (28 mei 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2041, NTFR 2024/1379) dient belanghebbende de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken waaruit volgt dat zij in het onderhavige jaar ten minste 1.225 uren heeft besteed aan haar onderneming (ECLI:NL:HR:2006:AV0821, NTFR 2006/213). Zij is daarin niet geslaagd. Het door belanghebbende overgelegde agendaoverzicht is te algemeen van aard en te globaal van opzet om zonder nadere bewijsstukken (die ontbreken) te kunnen verifiëren of en, zo ja, op welke concrete werkzaamheden de opgevoerde uren betrekking hebben. Bovendien is niet gebleken dat de inspecteur bij het onderzoek naar de juistheid van de door belanghebbende indiende aangifte, het opleggen van de aanslag of op enig ander moment gedurende de onderhavige procedure, in strijd heeft gehandeld met een of meer algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

NTFR 2025/15 - Hoge Raad geeft nadere regels over wijze van berekening van ongerealiseerde waardeveranderingen; voordeel wegens eigen gebruik is nihil

ECLI:NL:HR:2024:1788, datum uitspraak 20-12-2024, publicatiedatum 20-12-2024
Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025 met annotatie van mr. E. Alink
Belanghebbende heeft een tweede voor eigen gebruik bestemde woning (geen beleggingsobject; geen verhuur). De box 3-heffing is conform de Wet rechtsherstel box 3. Belanghebbende meent dat een ongerealiseerde waardestijging van de tweede woning niet mag worden belast. Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2024:327) was het daarmee eens en heeft de aanslag verder verminderd. De staatssecretaris heeft cassatieberoep aangetekend.

NTFR 2025/17 - Niet de juridische bestemming maar feitelijk gebruik is doorslaggevend voor box 3-vrijstelling natuurterreinen

ECLI:NL:HR:2024:1878, datum uitspraak 20-12-2024, publicatiedatum 20-12-2024
Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025 met annotatie van mr. R.S. Bekker
Belanghebbende was eigenaar van polder A. Een groot deel daarvan bestond uit cultuurgronden ingericht voor agrarisch gebruik. Door het Rijksinpassingsplan Polder A is in 2014 aan polder A in zijn geheel de bestemming estuariene natuur toegekend. Vervolgens is polder A onteigend en is aan belanghebbende daarvoor een schadeloosstelling toegekend. Aan belanghebbende zijn aanslagen IB 2012 t/m 2017 opgelegd, waarin inkomen in box 3 is begrepen. De waarde van polder A is voor de jaren 2012 t/m 2016 bepaald op grond van normwaarden voor landbouwgronden, uiteenlopend van € 9,5 mln tot € 11,5 mln. Voor 2017 is de waarde afgeleid van de schadeloosstelling en bepaald op € 14 mln. Hof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2023:2777) heeft geoordeeld dat polder A niet kan worden aangemerkt als een voor box 3 vrijgesteld natuurterrein, omdat deze gronden feitelijk worden gebruikt als landbouwgronden. Verder moet voor het jaar 2017 voor box 3 worden aangesloten bij het werkelijk behaalde rendement, aldus het hof. Daarbij wordt geen rekening gehouden met een voordeel vanwege eigen gebruik van de in polder A gelegen woningen en terreinen. Evenmin wordt rekening gehouden met ongerealiseerde vermogensmutaties. De Hoge Raad onderschrijft de oordelen van het hof, met uitzondering van de ongerealiseerde vermogensmutaties. Die moeten namelijk wel in aanmerking worden genomen. De Hoge Raad verwijst het geding naar hof Arnhem-Leeuwarden om te onderzoeken of het werkelijke rendement in box 3 in 2017 lager was dan het forfaitaire rendement zoals dat bij de aanslag in aanmerking is genomen.

NTFR 2025/18 - Ongerealiseerde waardestijgingen van aandelen, obligaties en tweede woning behoren tot ‘werkelijk rendement’

ECLI:NL:HR:2024:1882, datum uitspraak 20-12-2024, publicatiedatum 20-12-2024
Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025 met annotatie van drs. R.P. Bitter
In de aanslagen IB/PVV 2017, 2018 en 2019 van belanghebbende is box 3-inkomen begrepen. Hij heeft in deze jaren rente- en dividendinkomsten genoten. Tot het vermogen van belanghebbende in box 3 behoren voorts het restant van een overlijdensschade-uitkering en een tweede, niet-verhuurde woning.

NTFR 2025/19 - Grove schuld voor in Portugal wonende accountant wegens niet aangeven onroerende zaak box 3 (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2024:1902, datum uitspraak 20-12-2024, publicatiedatum 20-12-2024
Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
Belanghebbende was werkzaam als adviseur/accountant in Nederland. Hij had een eenmanszaak in Nederland die in het verleden is omgezet in een bv. Omstreeks 2001 is belanghebbende gestopt met zijn werkzaamheden en in 2006 heeft hij zijn aandelen verkocht. Belanghebbende is sinds 2006 woonachtig te Portugal. In 2012 verrichtte belanghebbende geen werkzaamheden in Nederland en was hij buitenlands belastingplichtige voor de inkomstenbelasting. Belanghebbende heeft een stuk grond in bezit en in 2013 heeft belanghebbende een btw-nummer aangevraagd in verband met de verkoop van een deel daarvan. Voor de jaren 2006 tot en met 2008, alsmede het jaar 2013 zijn aangiften IB/PVV ingediend. In deze aangiften is de waarde van het stuk grond in box 3 opgenomen. Over de jaren 2009 tot en met 2012 is geen aangifte IB/PVV ingediend. Belanghebbende heeft in het hem met betrekking tot 2012 toegezonden formulier Opgaaf wereldinkomen (het formulier) uitsluitend ‘wereldinkomen uit werk en woning in 2012’ opgegeven en geen enkel voordeel uit sparen en beleggen vermeld. In hoger beroep is de vraag gerezen of belanghebbende terecht grove schuld verweten kan worden. Belanghebbende heeft, hoewel daartoe verplicht, niet verzocht om een uitnodiging tot het doen van aangifte. De inspecteur heeft door er op te wijzen dat belanghebbende in het formulier geen enkele melding heeft gemaakt van enig voordeel uit sparen en beleggen naar het oordeel van het hof (hof Amsterdam 4 april 2023, nr. 22/00414, ECLI:NL:GHAMS:2023:811, NTFR 2023/644) overtuigend aangetoond dat belanghebbende dermate nalatig is geweest bij het nakomen van zijn verplichtingen dat het aan zijn in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld is te wijten dat aanvankelijk te weinig belasting is geheven. Daardoor is de inspecteur informatie onthouden waarvan redelijkerwijs niet kan worden betwijfeld dat zij tot belastingheffing zou hebben geleid. Redelijkerwijs bestaat er geen grond bij opgave van het wereldinkomen aan de Nederlandse fiscus uit te gaan van ‘Portugese maatstaven’, zeker niet nu het formulier uitdrukkelijk vraagt naar het bedrag van de rendementsgrondslag. Belanghebbende heeft ter zake geen onderzoek verricht met als gevolg dat sprake is van ernstig nalatig handelen hetgeen de aanwezigheid van grove schuld onderschrijft. Het hof acht de hoogte van de boete in overeenstemming met het verwijt dat belanghebbende wordt gemaakt. De boete is passend en geboden, aldus het hof.

NTFR 2025/23 - Evaluatie: lage tarief in de Vpb beperkt doeltreffend en niet doelmatig

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
Het CPB beoordeelt het lage tarief in de Vpb als beperkt doeltreffend en niet doelmatig. Dit schrijft staatssecretaris Van Oostenbruggen in een Kamerbrief over de evaluatie van het lage tarief in de vennootschapsbelasting. Ook verstuurt hij de invoeringstoets ‘Vennootschapsbelasting verlaging schijfgrens naar € 200.000 en verhoging opstaptarief naar 19%’ uitgevoerd door de Belastingdienst.

NTFR 2025/29 - Fondsenbesluit gepubliceerd

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025 geschreven door mr. D.C. Simonis
De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd met beleid over het fonds voor gemene rekening en het transparante fonds. Dit besluit dient mede ter verduidelijking voor de kwalificatie fonds voor gemene rekening of transparant fonds.

NTFR 2025/30 - Kennisgroepstandpunt doorschuiffaciliteit bij situaties dat civielrechtelijke commanditaire vennoot (ook) een open cv, besloten cv of STAK is

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025 geschreven door mr. D.C. Simonis
De Kennisgroep reorganisatiefaciliteiten en fiscale eenheden heeft voor drie praktijksituaties de vraag beantwoord of een open cv gebruik kan maken van de doorschuiffaciliteit van art. X Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen (WFKR), namelijk voor de situaties dat de civielrechtelijke commanditaire vennoot (ook) een open cv, een besloten cv of een STAK is.

NTFR 2025/36 - Territoriale beperking fiscale eenheid is niet strijdig met het Unierecht

ECLI:NL:HR:2024:1883, datum uitspraak 20-12-2024, publicatiedatum 20-12-2024
Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025 met annotatie van mr. A. Vroon
Van een fiscale eenheid kunnen alleen in Nederland gevestigde ondernemers deel uitmaken. Voor een internationaal concern betekent dit dat in het geval van onderlinge dienstverlening tussen concernvennootschappen, de diensten die door een in Nederland gevestigde concernvennootschap worden verleend aan een andere concernvennootschap die met haar een fiscale eenheid vormt, buiten de heffing van omzetbelasting blijven, terwijl de diensten die in andere lidstaten gevestigde vennootschappen van hetzelfde concern jegens die in Nederland gevestigde concernvennootschap verrichten, volgens de normale regels voor internationale dienstverlening in de heffing van Nederlandse omzetbelasting worden betrokken.

NTFR 2025/37 - Bezwaar niet-ontvankelijk omdat utb’s de indiener niet rechtstreeks raken

ECLI:NL:HR:2024:1429, datum uitspraak 11-10-2024, publicatiedatum 11-10-2024
Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025 met annotatie van mr. B.A. Kalshoven
Belanghebbende is een logistiek dienstverlener en heeft in naam en voor rekening van bedrijf X aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van goederen. De inspecteur heeft de uitnodigingen tot betaling (utb’s) ten name van bedrijf X vastgesteld. Belanghebbende heeft daartegen in eigen naam bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Hof Amsterdam (20 juni 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1501, NTFR 2023/1353) heeft geoordeeld dat de utb’s terecht op naam van bedrijf X zijn gesteld, dat X door de hieruit voortvloeiende betalingsverplichting rechtstreeks en individueel wordt geraakt, zodat voor X bezwaar openstaat tegen de utb’s. Belanghebbende komt daarom niet het recht toe van bezwaar en beroep, aldus het hof. Belanghebbende heeft tegen de hofuitspraak cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verklaart dit beroep ongegrond onder verwijzing naar het arrest HR 24 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1626, NTFR 2023/2120.

NTFR 2025/39 - Wijziging Regeling CO2-heffing industrie

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
De minister van Klimaat en Groene Groei heeft de Regeling CO2-heffing industrie gewijzigd. Door deze wijziging sluit de CO2-heffing industrie aan op de Verordening kosteloze toewijzing van emissierechten (Verordening (EU) 2019/331, die is gewijzigd door Verordening (EU) 2024/873.

NTFR 2025/44 - Wet WOZ en OZB niet strijdig met recht op ongestoord eigendom, discriminatieverbod of evenredigheidsbeginsel (n-o)

ECLI:NL:HR:2024:1899, datum uitspraak 20-12-2024, publicatiedatum 20-12-2024
Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
Belanghebbende is eigenaar van een hoekwoning. Belanghebbende heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de rechtbank heeft gehandeld in strijd met art. 6 EVRM, zodat geen sprake is geweest van een eerlijke procedure. Volgens belanghebbende heeft de rechter in de hoofdzaak tijdens de zitting op 8 augustus 2022 het recht op hoor en wederhoor geschonden en was de rechter vooringenomen. Verder heeft de wrakingskamer van de rechtbank gehandeld in strijd met haar eigen wrakingsprotocol en heeft zij het wrakingsverzoek ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. In dit verband verzoekt belanghebbende het hof de zaak terug te wijzen naar de rechtbank.

NTFR 2025/47 - Werkafspraken tussen WOZ-bureau en gemeente vormen bijzondere omstandigheden ex art. 2 lid 3 BPB; geen PKV

ECLI:NL:HR:2024:1880, datum uitspraak 20-12-2024, publicatiedatum 20-12-2024
Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025 met annotatie van mr. E.D. Postema
In bezwaar tegen een WOZ-beschikking 2019 heeft de gemachtigde van belanghebbende onder meer verzocht om toezending van KOUDV- en liggingsfactoren van vergelijkingsobjecten. Het kantoor van de gemachtigde, dat vele WOZ-procedures voert, heeft onder meer met het oog op een effectieve werkwijze met de heffingsambtenaar algemene werkafspraken voor 2019 gemaakt. Afgesproken is dat het kantoor bij procedurele fouten eerst contact opneemt met de heffingsambtenaar.

NTFR 2025/48 - Geen schending Unierecht bij naheffing MRB met verzuimboete (n-o)

ECLI:NL:HR:2024:1917, datum uitspraak 20-12-2024, publicatiedatum 20-12-2024
Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag MRB met boete opgelegd. In geschil is of sprake is van schending van het Unierecht. Overigens is niet in geschil dat de auto niet voldeed aan de fiscale inrichtingseisen. Hof Amsterdam (11 mei 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1301, NTFR 2023/1299) heeft geoordeeld dat de MRB niet wordt geheven ter uitvoering van een Unierechtelijke verplichting of op grond van een bevoegdheid die is ontleend aan het recht van de Unie. Er bestaat geen relatie tussen de door belanghebbende genoemde Verordening 678/2011 en de begrippen ‘personenauto’ en ‘bestelauto’ in de Wet MRB 1994. De heffing van de MRB vindt uitsluitend haar grondslag in een nationale bevoegdheid, te weten de in de Wet MRB 1994 neergelegde bevoegdheid. De naheffingsaanslag betreft bovendien een zuiver nationale aangelegenheid. De bestreden naheffing heeft plaatsgevonden omdat de auto niet voldoet aan de inrichtingseisen die de Wet MRB 1994 stelt voor kwalificatie als ‘bestelauto’. Het hof vermag niet in te zien dat de toepassing van de nationale belastingwetgeving onder deze omstandigheden leidt tot een schending van door het VWEU gewaarborgde verkeersvrijheden. De (in de uitspraak op bezwaar reeds vernietigde) verzuimboete is opgelegd op grond van nationaal recht, en met die boete wordt niet beoogd de schending van Unierechtelijke normen te bestraffen. De boete valt daarom evenmin onder de werkingssfeer van het Unierecht. Overigens is het heffen van griffierecht, ook indien het wél zou gaan om een Unierechtelijke aangelegenheid, niet strijdig met het Unierecht. Gelet op het vorenoverwogene verwerpt het hof alle grieven van belanghebbende reeds omdat de onderwerpelijke kwestie niet onder de reikwijdte van het Unierecht valt.

NTFR 2025/49 - Beperking proceskostenvergoeding in BPM-procedure ook van toepassing als alleen nog griffierechtvergoeding in geschil is

ECLI:NL:PHR:2024:1340, datum uitspraak 13-12-2024, publicatiedatum 13-12-2024
Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025 met annotatie van mr. E.D. Postema
Hof Den Haag (28 maart 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:589) heeft abusievelijk slechts € 181 griffierecht in plaats van € 274 doen vergoeden. Uitsluitend daarom is cassatie ingesteld en de staatssecretaris is het daarmee eens. Uit het dossier volgt dat de inspecteur ná het instellen van het cassatieberoep en vóór de indiening van verweer, het verschil ad € 93 alsnog heeft vergoed en bovendien heeft aangeboden de cassatieproceskosten te vergoeden op basis van 2 punten (beroepschrift in cassatie) x 0,25 (BPM-zaak) x 0,25 (zeer licht) x € 837 = € 104,62. De gemachtigde is daar kennelijk niet op ingegaan. Uit het cassatieberoep, dat uitsluitend het hogerberoepgriffierecht betreft, blijkt het niet, maar uit het verweer van de staatssecretaris volgt dat de gemachtigde kennelijk niet op dat aanbod is ingegaan omdat zijns inziens de vermenigvuldigingsfactor in art. 19a BPM in casu niet geldt omdat deze cassatieprocedure niet de BPM betreft, maar alleen het hogerberoepgriffierecht. De staatssecretaris merkt bij verweer op dat het aanbod van de inspecteur veel gunstiger is dan de vergoeding die de wet voorschrijft. Wordt het bestreden belastingbesluit niet vernietigd of gewijzigd, zoals hier, dan schrijft art. 19a lid 2 BPM in BPM-zaken immers een factor 0,1 x de BPB-vergoeding voor. In casu bestaat zijns inziens dus slechts recht op een proceskostenvergoeding (pkv) van € 41,85.

NTFR 2025/50 - Verzetrechter dient ambtshalve te beoordelen of beroep tegen niet-tijdig beslissen onredelijk laat is ingediend

ECLI:NL:PHR:2024:1256, datum uitspraak 22-11-2024, publicatiedatum 06-12-2024
Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Deze zaak gaat over een beroep tegen het niet-tijdig nemen van een uitspraak op bezwaar. Na een vereenvoudigde behandeling met toepassing van art. 8:54 Awb is dat beroep kennelijk gegrond verklaard door rechtbank Amsterdam (de 8:54-rechter). In verzet betoogt de heffingsambtenaar dat het beroep niet-ontvankelijk is op grond van art. 6:12 lid 4 Awb, omdat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. Rechtbank Amsterdam (17 mei 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3297) (de verzetrechter) verklaart het verzet ongegrond. De verzetrechter is van oordeel dat hij niet toekomt aan de vraag of het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. De verzetrechter geeft daarvoor als reden, in de kern, dat het niet onredelijk is de toepassing door de 8:54-rechter van zijn bevoegdheid ex art. 8:31 Awb om aan het niet toezenden van de op de zaak betrekking hebbende stukken het gevolg te verbinden dat hij uitgaat van de bij hem wel bekende informatie.

NTFR 2025/59 - Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024 in Staatsblad

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025
De Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024 is op 23 december 2024 gepubliceerd in het Staatsblad. De wet wijzigt de Wet minimumbelasting 2024 (Pijler 2) door verschillende regels uit de administratieve richtsnoeren van februari, juli en december 2023 van de OESO en aangenomen door het Inclusive Framework on BEPS, om te zetten in regelgeving. Daarnaast wordt een aantal technische wijzingen voorgesteld.

NTFR 2025/60 - Uitvoeringsbesluit minimumbelasting 2024

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025 geschreven door prof. mr. dr. M.F. de Wilde
Op 23 december 2024 is het Uitvoeringsbesluit minimumbelasting 2024 (UBWm 2024) in het Staatsblad gepubliceerd (besluit van 11 december 2024, houdende regels ter uitvoering van de Wet minimumbelasting 2024, Stb. 2024, 442). Het uitvoeringsbesluit incorporeert verschillende onderdelen van de administratieve richtsnoeren van het Inclusive Framework on BEPS van februari 2023 (NTFR 2023/321), juli 2023 (NTFR 2023/1587), december 2023 (NTFR 2024/115) en juni 2024 (NTFR 2024/1214) in de Nederlandse belastingwetgeving. Dit, op grond van diverse delegatiebepalingen in de Wet minimumbelasting 2024 (Wmb 2024).

NTFR 2025/61 - Standpunt sub-Kennisgroep Belastingdienst Pijler 2 invulling begrip doorkijkentiteit Wmb 2024

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025 geschreven door prof. mr. dr. M.F. de Wilde
Op 17 december 2024 publiceerde de sub-Kennisgroep Pijler 2 van de Belastingdienst een kennisgroepstandpunt (KG:911:2024:4). Het standpunt betreft de classificatie van de open commanditaire vennootschap (2024) en het omgekeerd hybride lichaam – die geen activiteiten uitoefenen die kwalificeren als vaste inrichting – als (partiële) doorkijkentiteit voor toepassing van de Wet minimumbelasting 2024 (Wmb 2024). De sub-Kennisgroep stelt zich op het standpunt dat beide voor de Wmb 2024 classificeren als doorkijkentiteit. Dit, voor zover de winst van deze vennootschap dan wel dat lichaam voor de vennootschapsbelasting in aftrek komt (partiële doorkijkentiteit). Het kennisgroepstandpunt verwijst daarnaast naar het kennisgroepstandpunt van 12 december 2024 waarin de kennisgroep de positie inneemt dat een Nederlandsrechtelijke commanditaire vennootschap voor toepassing van de Wmb 2024 als een entiteit classificeert (KG:911:2024:3). Ten overvloede wordt opgemerkt dat de open commanditaire vennootschap per 1 januari 2025 niet langer bestaat (Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen (Stb. 2023, nr. 508)).

NTFR 2025/63 - OESO publiceert ‘Pricing Automation Tool’ voor de implementatie van Amount B (Pijler 1)

Aflevering 1-2, gepubliceerd op 08-01-2025 geschreven door prof. mr. dr. M.F. de Wilde
Op 19 december 2024 publiceerde de OESO een ‘Pricing Automation Tool’ en ‘Fact Sheets’ ten behoeve van de implementatie van het zogenoemde Amount B. Dit, in het kader van de internationale politieke afspraak daarover binnen het Inclusive Framework on BEPS (IF) inzake Pijler 1. Amount B betreft een beoogde vereenvoudiging van de verrekenprijsregels voor het vaststellen van de beloning voor routinematige marketing- en distributieactiviteiten in zogenoemde ‘covered jurisdictions’ die ervoor kiezen de vereenvoudigde verrekenprijsregels toe te passen. De factsheets geven een overzicht van de mechanismen van Amount B aan de hand van een stroomschema. De Pricing Automation Tool voorziet in een rekentool aan de hand waarvan de beloning van genoemde activiteiten kan worden berekend.