NTFR 2025/55 - Wijzigingswet beperking toegang UBO-registers

NTFR 2025/55

NTFR 2025/55 - Wijzigingswet beperking toegang UBO-registers

Samenvatting

Minister Heinen geeft antwoord op Kamervragen over de Wijzigingswet beperking toegang UBO-registers.

De Wijzigingswet beperking toegang UBO-registers strekt ertoe de regels rondom de toegang tot geregistreerde informatie over de uiteindelijk belanghebbende (UBO) van zowel vennootschappen en andere juridische entiteiten als trusts en soortgelijke juridische constructies aan te passen.

In de nota van wijziging worden twee aanpassingen voorgesteld om de wijzigingswet beter aan te laten sluiten op de nieuwe anti-witwasrichtlijn (AMLD6).

Met de eerste aanpassing wordt voorgesteld om de in door AMLD6 aangewezen Europese instellingen (EOM, OLAF, Europol en Eurojust) toegang te geven tot de UBO-registers.

Met de tweede aanpassing wordt de delegatiegrondslag voor het stellen van nadere regels omtrent toegang in het kader van legitiem belang aangevuld. Hierdoor kan het proces rondom het verlenen van toegang in het kader van legitiem belang grotendeels bij algemene maatregel van bestuur nader uitgewerkt worden.

Samenhang AMLD6

Er zijn vragen gesteld over samenhang met de nog te implementeren AMLD6 (anti-witwasrichtlijn). Meer specifiek over de invulling van het begrip legitiem belang, de uitwerking die dit heeft op de toegankelijkheid van de UBO-registers en de betrokkenheid van het parlement bij de algemene maatregel van bestuur voor legitiem belang. In reactie hierop wordt uitgelegd dat zowel de categorieën die toegang verkrijgen als de wijze van het verlenen van toegang per categorie nader zijn uitgewerkt in AMLD6 en deze bij algemene maatregel van bestuur in Nederland geïmplementeerd zullen worden. Tevens wordt aangegeven dat het kabinet voor verdere details over de uitwerking van AMLD6 en legitiem belang afhankelijk zijn van uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie. Deze zijn nog niet gepubliceerd.

Ook wordt ingegaan op de zorgen over het verlenen van toegang en de privacy van de personen die ingeschreven staan in het UBO-register, onder andere door de waarborgen te behandelen die uit de AMLD6 volgen (zoals de registratie van de opvragende partij).

Noot

Eens waren er openbare UBO-registers in Europa. Dat wil zeggen: eenieder kon naar hartenlust grasduinen in een bulk aan informatie. Of veel mensen ook daadwerkelijk de moeite namen om bij wijze van tijdverdrijf dat te doen, is maar zeer de vraag. Even goed veranderde de wereld toen het HvJ op 22 november 2022 arrest wees en daarbij kort samengevat oordeelde dat een integraal openbaar UBO-register een inmenging vormt op het grondrecht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven. Exit openbaar UBO-register en sindsdien is toegang tot het UBO-register uitgesloten.

De wetgever zoekt naar een uitweg voor een impasse: enerzijds zijn tal van instanties aangewezen op de informatie uit het UBO-register vanwege wettelijk te vervullen taken in het licht van de Sanctiewet of de Wwft. Anderen, zoals journalisten, die in feite een vierde macht vormen in ons democratisch rechtsbestel, hebben momenteel ook het nakijken. Anderzijds moet opvolging gegeven worden aan het voornoemde arrest en dient de privacy van UBO’s beschermd te worden. In alle beleidsstukken die sinds november 2022 gepubliceerd zijn, ziet men de worsteling van de wetgever. Daarnaast moet de wetgever zich tevens verhouden tot de naderende AMLD6. Zaak is in ieder geval om met wetswijzigingen (1) recht te doen aan rechtsgevolgen van de HvJ-uitspraak uit 2022, (2) toegang voor tal van instanties en personen goed te waarborgen en (3) te anticiperen op AMLD6. Ga er maar aan staan.

Wie dan de nota naar aanleiding van het verslag bij de Wijzigingswet leest, denkt toch met enige weemoed terug aan het openbare UBO-register. Nu maakt het parlement zich vooral druk over allerlei uitzonderingen waarin geen toegang tot het UBO-register valide zou zijn en lijkt verder vooral geïnteresseerd in de privacy waarborgen rondom een beperkte toegang. Men lijkt daarmee soms uit het oog te verliezen waarom er ooit belang werd gesteld in een onbeperkt en openbaar UBO-register: namelijk het helpen voorkomen van fraude en witwassen.

Eén van de voornoemde uitzonderingen springt vooral in het oog: indien de UBO door het beschikbaar maken van diens gegevens blootgesteld wordt aan een onevenredig risico, een risico op fraude, ontvoering, chantage, geweld, pesterijen of intimidatie kan om afscherming van zijn of haar gegevens worden verzocht. De gekozen formulering is tamelijk ruim en doordat het een ‘kan’-bepaling is, lijkt er makkelijk beroep op gedaan te kunnen worden door de UBO. Het is de vraag of dit wenselijk is.

Wat daarnaast opvalt is dat de Tweede Kamer veel belang stelt in de bescherming van de privacy van UBO’s. De nota van wijziging stelt tegelijkertijd voor om Europese instellingen zoals Europol en Eurojust toegang te geven tot het UBO-register. Dit roept vragen op over de grensoverschrijdende bescherming van privacy. Daar lijkt vooralsnog geen antwoord op en ook de Kamer is daar niet nader op in gegaan.

Tot slot: het ‘legitiem belang’ dat derden zoals journalisten aantoonbaar moeten hebben om het UBO-register te kunnen raadplegen, blijft een heet hangijzer. Het wetsvoorstel biedt geen soelaas nu verwezen wordt naar een nader te formuleren AMvB. De wetgever had dit beter meteen kunnen oplossen door in het huidig wetsvoorstel te voorzien in een passende definitie of uitwerking daarvan. Wat dat betreft blijft er nog veel te gissen over.

Andere artikelen in deze aflevering