Net als in eerdere jaren, slokte box 3 ook in 2024 zeer veel fiscale aandacht op. Wat dat betreft stond het jaar 2024 volledig in het teken van de naweeën van het Kerstarrest uit het jaar 2021. In het op 24 december 2021 door de Hoge Raad gewezen arrest12 verwees hij box 3 naar de prullenbak wegens strijd met het EVRM (art. 1 EP EVRM) en bood meteen rechtsherstel.
Maar de Belastingdienst was niet in staat om in alle voorliggende gevallen (massaalbezwaarprocedures) een berekening te maken van het werkelijke rendement. En dus kwam de staatssecretaris met een aangepast forfaitair systeem (de zogenoemde forfaitaire spaarvariant), waarbij wordt aangesloten bij het werkelijk op de peildatum aanwezige vermogen en waarbij gebruik wordt gemaakt van drie forfaitaire percentages, voor spaartegoeden en contant geld, voor de overige bezittingen en voor schulden. Voor het jaar 2024 bedragen de percentages 0,01%, 6,04% respectievelijk 2,46%.
Een en ander is inmiddels geformaliseerd in de vorm van de Overbruggingswet box 3 en de Wet rechtsherstel box 3. Dit betekent echter niet dat box 3 voor de verschillende staatssecretarissen een rustig bezit is geworden in het jaar 2024.
In mijn Opinie13 van vorig jaar schreef ik onder meer: ‘Er zullen dus nog de nodige procedures worden gevoerd over de jaren 2017, 2018, 2019, 2020, enzovoort. Daarbij gaat het om een aantal fundamentele vragen die door de Hoge Raad beantwoord zullen moeten worden. De hoofdvraag is uiteraard of de thans wettelijk vastgelegde spaarvariant EVRM-proof is, zowel op regelniveau als op het niveau van de individuele belastingplichtige. Daarnaast is het natuurlijk de vraag of de wetgever met de forfaitaire spaarvariant op een correcte wijze uitvoering heeft gegeven aan het Kerstarrest van de Hoge Raad. Onduidelijk is bovendien wat de Hoge Raad in dit arrest bedoelt met belastingheffing op basis van het ‘werkelijk rendement’. Omvat dit ook vermogensverliezen op bijvoorbeeld aandelen? Op dit moment ligt er een zaak bij de Hoge Raad die op deze vragen een antwoord moet geven. A-G Wattel14 formuleerde een vernietigende conclusie. Weliswaar zijn de problemen voor de spaarders onder het nieuwe wettelijke systeem opgelost, maar niet voor de beleggers. Hij stelt dat ook de forfaitaire spaarvariant de toets der EVRM-kritiek niet kan doorstaan. Iedereen wacht met spanning het arrest van de Hoge Raad af. Ik kan mij overigens niet voorstellen dat hij zou oordelen dat de forfaitair spaarvariant niet EVRM-proof is. Dit zou het land namelijk in een fiscale chaos van ongekende omvang storten.’
Maar wat ik mij vorig jaar niet kon voorstellen, is in het jaar 2024 toch echt gebeurd. In een aantal arresten dat de Hoge Raad op 6 en 14 juni 202415 alsmede 20 december 202416 wees, oordeelde ons hoogste rechtscollege andermaal dat ook de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet box 3 in strijd zijn met het EVRM.17 Weliswaar is in de nieuwe wetten het probleem voor de spaarders opgelost, maar niet voor de beleggers. De Hoge Raad herhaalt zijn doctrine dat belastingplichtigen zich op het lagere rendement kunnen beroepen, waarbij hij tevens enige duiding geeft wat onder het werkelijk rendement dient te worden verstaan. Ik zou bijna zeggen dat dit tot nu toe de belangrijkste fiscale arresten zijn van deze 21e eeuw, met een enorme impact voor grote groepen belastingplichtigen. En daarnaast zorgt dit alles voor een enorme uitvoeringslast voor de Belastingdienst.
Vanaf de zomer 2025 kunnen belastingplichtigen het formulier ‘Opgaaf werkelijk rendement’ digitaal invullen. Dit dient uiteraard voor elk jaar afzonderlijk te gebeuren. Komt dit rendement in de nog openstaande jaren lager uit dan het wettelijke fictieve rendement, dan zal de fiscus het lagere werkelijke rendement in aanmerking nemen.18
De voormalige staatssecretaris van Financiën Idsinga gaf in een Kamerbrief van 17 september 2024 aan dat hij voornemens is om in het tweede kwartaal 2025 een Tweede Wet rechtsherstel box 3 aan de Tweede Kamer aan te bieden, die dan op 1 juni 2025 zou moeten ingaan,19 maar waarschijnlijk terugwerkende kracht heeft tot 1 januari 2017. Het is even afwachten of de huidige staatssecretaris Van Oostenbruggen dit voornemen ook daadwerkelijk zal gaan uitvoeren.
Als ik het goed zie, zijn we in een doolhof van box 3-regels terechtgekomen, waarbij de belastingplichtige zich steeds op de laagste uitkomst kan beroepen. En daarbij dient ook nog een onderscheid in verschillende perioden te worden gemaakt.