MBB 2006, afl. 3 - Belastingen en mensenrechtenDit artikel is ontleend aan een publicatie van de auteur in het NJCM-Bulletin van november 2005.
Aflevering 3, gepubliceerd op 01-03-2006 geschreven door Prof.dr. M.W.C. FeterisDe voorgaande kroniek over het raakvlak van belastingen en mensenrechten (MBB 2002, p. 190 e.v.) betrof de periode tot 1 juli 2002. In aansluiting daarop behandel ik nu de ontwikkelingen in de periode van 1 juli 2002 tot 1 juli 2005. Dat is een vrij lange periode voor het fiscale recht, dat continu aan veranderingen onderhevig is. Op het deelgebied dat ik hier bespreek zijn er echter geen stormachtige ontwikkelingen geweest. Aan het wetgevende front was de invoering van hoger beroep in belastingzaken de belangrijkste ontwikkeling; art. 14, lid 5, IVBPR heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Verder zijn er in de afgelopen jaren verschillende belangwekkende rechterlijke uitspraken geweest. Ook in deze periode ligt de nadruk op het verbod van discriminatie. Daarnaast speelde berechting van boetezaken binnen een redelijke termijn een belangrijke rol en moest de rechter een aantal keren oordelen over wijzingen van de fiscale wetgeving die met terugwerkende kracht waren ingevoerd.Achtereenvolgens worden besproken het recht op een behoorlijk proces (onderdeel 1), de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (onderdeel 2), de bescherming van eigendom (onderdeel 3) en het verbod van discriminatie (onderdeel 4). De overeenkomstige voorschriften uit het EVRM en het IVBPR worden niet afzonderlijk behandeld.