Aflevering 10

Het wetsvoorstel ‘Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen’ is door de Tweede Kamer aanvaard. In deze bijdrage wordt na een kritische beschouwing over het onderwerp strafheffingen in de loonbelasting specifiek ingegaan op de 30%-strafheffing over excessieve vertrekvergoedingen.

Na een korte uiteenzetting van de stand van zaken m.b.t. de herkwalificatie van een lening als kapitaal wordt nader ingegaan op het arrest van de Hoge Raad van 9 mei 2008, nr. 43.849. Tot slot wordt aan de hand van gestileerde casusposities ingegaan op de vraag hoe bepaalde onzakelijke elementen van leningen zouden kunnen worden gecorrigeerd met toepassing van het totaalwinstbegrip c.q. het at arm’s length-beginsel.

In de vennootschapsbelasting wordt in meerdere regelingen het begrip verbonden lichaam gehanteerd, zo ook in art. 10a, lid 4, Wet VPB 1969. Naar aanleiding van een uitspraak van Rechtbank Haarlem wordt ingegaan op de uitleg van dit begrip in het geval er sprake is van soortaandelen, zoals preferente aandelen.

Art. 20a Wet VPB 1969 beoogt de handel in verlieslichamen te voorkomen door bij een belangrijke aandeelhouderswisseling (≥30%) verliezen van het jaar voorafgaand aan het jaar van de aandeelhouderswisseling niet langer voorwaarts verrekenbaar te laten zijn. Aldus art. 20a, lid 1, Wet VPB 1969. Daarnaast beperkt art. 20a, lid 9, Wet VPB 1969 op soortgelijke wijze de achterwaartse verliesverrekening. De huidige redactie van art. 20a Wet VPB 1969 zou wellicht kunnen leiden tot enkele onbedoelde en/of onredelijke situaties op het gebied van verliesverrekening rondom het jaar van de aandelenoverdracht, zowel ten aanzien van voorwaartse, achterwaartse als binnenjaarse verliesverrekening. In dit artikel wordt hier nader op ingegaan.